Histoforum      Lesmateriaal      Toetsmateriaal      Vakinformatie      Magazine    

De late middeleeuwen

Tijd van steden en staten (1000-1500)

Steden en staten. In deze tijd vond de opkomst van de middeleeuwse steden met ambachten, handel en een burgercultuur plaats. Het is ook de tijd van het begin van staatsvorming. Vorsten proberen het feodalisme in te dammen met ambtelijke organisaties. Vandaar 'staten'. Dat woord kan ook op een andere wijze worden opgevat, namelijk in de zin van 'standenvergadering'. De vorsten lieten zich vaak adviseren door dergelijke standen- of statenvergaderingen, zoals in de Nederlanden de gewestelijke staten en later de Staten-Generaal.

Albert van der Kaap, Enschede, albert@vanderkaap.org      

Enduring understanding

Om welke enduring understanding gaat het in dit tijdvak?

Vanaf ongeveer 1100 is er sprake van toenemende handel en een groei van de steden. De steden worden, door de groei van de handele en toenemende rechten t.o.v. de adel een steeds belangrijkere plaats in de samenleving in. Geld wordt steeds belangrijker en de hogere adel (vorsten) kunnen met de opbrengsten uit belasting een leger en ambtenaren betalen waardoor zij steeds minder afhankelijk worden van lagere adel. Dit maakt staatsvorming en centralisatie van de macht in grotere staten mogelijk.
De wereldijke vorsten en de kerkelijke vorsten (paus en bisschoppen) strijden met elkaar om de politieke macht in de samenleving (investituurstrijd). Deze strijd speelt ook een rol in de zogenaamde kruistochten, militaire operaties tegen de bezetting van het Heilige Land door de moslims waaraan veel edellieden, maar ook gewone mensen meededen.

Kenmerkende asepcten

Essential Questions

De Essential Questions worden voor het eerst in de onderbouw aan de orde gesteld. De leerlingen formuleren een voorlopig antwoord. In de tweede fase keren de vragen dan weer terug. De leerlingen reflecteren op hun eerder antwoorden en stellen deze bij.

Basisconcepten

In de meeste tijdvakken kun je voor de vijf basisconcepten (macht, oorlog, godsdienst, kunst en levensonderhoud) telkens dezelfde vragen stellen.  

macht oorlog godsdienst kunst levensonderhoud 
tijdvak 4 investituurstrijd          
  kruistochten          
  christendom          
  opkomst handel          
  opkomst steden          
  centralisatie          

Het curriculaire spinnenweb

Het spinnenweb als metafoor voor het leerplan maakt duidelijk dat het veranderen van één aspect van het curriculum (aan een van de draden trekken) onvermijdelijk gevolgen heeft voor andere aspecten van het curridulum. In het artikel 'u denkt voor mij' wordt bijvoorbeeld een experiment beschreven waarin de leerbronnen en de rol van de docent veranderen, maar de leerdoelen en de toetsing niet. Dat de resultaten dan tegenvallen is eigenlijk niet verwonderlijk.

Wat komt aan de orde?

Lesmateriaal

1. Onderbouw basisonderwijs

Verhaal voorlezen en bespreken aan de hand van richtvragen.

Dam, Arend van, Lang geleden ... , de geschiedenis van Nederland in vijftig voorleesverhalen, Van Holkema & Warendorf, Houten, 2008

De graven van Holland

Een gravin zonder angst

Een groot schilder

2. Bovenbouw basisonderwijs

3. Onderbouw voortgezet onderwijs

Basis

Extra

4. Tweede fase  voortgezet onderwijs

Basis

Extra

Powerpoints

Filmpjes

Zie ook:

 Tijdvak en kenmerkende aspecten

4. Tijd van steden en staten

Kenmerkende aspecten:

 Contexten

 Leerdoelen

De leerlingen:

 Inhoudelijke (unieke) begrippen

 Inhoudelijke (generieke) begrippen

 Meta-concepten (second-order concepten)

Continuïteit/verandering

Oorzaak/gevolg

Tijd en plaats 

 De tien tijvakken

Copyright:  Albert van der Kaap, 2009