home inleiding opdracht werkwijze bronnen beoordeling reflectie docent


Veenlijken
 

Bron 12


De Poëtische Edda

In 1275 tekende een anoniem gebleven schrijver de oude Germaanse liederen, waarin wordt verhaald van Goden en mensen, reuzen en wereldbomen, noodlot en mensenoffer, op in een bundel die officieel de Codex Regius wordt genoemd en wordt bewaard op
IJsland, maar beter bekend is als de 'poëtische Edda'. Het is met de Gylfaginning van Snorri Sturluson onze belangrijkste bron van kennis van de oudgermaanse religie.

Opmerkelijk is het derde Gudrunslied in Edda waarin een rituele moord in het moeras wordt aangekondigd:

Zoiets erbarmelijks
zag iemand nooit
als toen van Herkja
de hand verbrandde
Zij leidden het meisje
naar het moeras

In het lied beschuldigt het dienstmeisje Herkja vrouwe Gudrun van overspel. Om haar bewering tegenover de goden te staven moet ze evenals Gudrun edelstenen uit een kokende pot halen. Het lijkt te verwijzen naar een Godsoordeel dat nog in onze taal voorkomt als uitdrukking dat men ergens absoluut zeker van is: "daar durf ik mijn hand voor in het vuur te steken". De uitkomst in het geval van Herkja was dat ze haar hand verbrandde en daarmee door de goden werd aangewezen en in het moeras werd omgebracht.

Braakman, W., Het meisje van Yde, in: Westerheem: tweemaandelijks orgaan van de Archaeologische, Werkgemeenschap voor Westelijk Nederland, ISSN 0166-4301, vol. 51 (2002), pag. 194-203