Bron 9
In 'De kunst
van het vernielen schrijft Maria Barnas in 2009:
'De fotograaf/kunstenaar
Kocken ontdekte dat het aantal
beelden dat de Beeldenstorm heeft overleefd – en waarvan
de beschadigingen nog zichtbaar zijn – uiterst gering
is. Er is amper iets over van wat Reformanten vernielden
in de 16de eeuw, uit naam van het tweede gebod: ‘Gij
zult u geen gesneden beeld maken, noch enige gestalte
van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de
aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is.’
Niet alleen de beelden zijn verdwenen, maar ook vrijwel
alle sporen van hun geschiedenis. Het is alsof de
Beeldenstorm zelf onzichtbaar is gemaakt.
Bij zijn onderzoek naar de Beeldenstorm viel het Kocken
op dat er in de geschiedenisboeken steeds dezelfde
illustraties worden gebruikt. Wie ‘Beeldenstorm’ intikt
op Google, vindt ze onmiddellijk. Je ziet mannen op een
ladder, een bijl in de aanslag. Maar het gaat er
gemoedelijk aan toe. Als je niet zou weten dat het hier
om vernielingen ging, zou je kunnen denken dat er een
kerk opgeknapt wordt. Een hondje ernaast, een vrouw met
een mand op weg naar de markt, om het leven van alledag
in te kleuren. Het is alsof de vertelling van hoe mensen
iets deden belangrijker gevonden wordt dan de gevolgen,
de werkelijkheid, ervan.'
‘Hoewel
iconoclasten niet bezig waren met het scheppen
van schoonheid, onderkenden en gebruikten ze de kracht
van het beeld om hun boodschap over te brengen. Ze
wisten precies wat ze kapot maakten, wat ze heel lieten,
en waarom’, zegt Kocken. De Reformatie is fundamenteel
geweest voor de moderne kunst. Mensen gingen op grote
schaal nadenken over betekenissen en invloed en gebruik
van het beeld.'
|