Inhoudsopgave
- De naam Van der Kaap
- Woonplaats Karst Jacobs
- Woonplaats Harm Karstens
- De Kaap nu
- Verspreiding Van der Kaap
- Het werk achter na
Oorsprong van de naam
- Harm van der Kaap
- Elske van der Kaap
- Geertje van der Kaap
- Jacob van der Kaap
- Grietje van der Kaap
- Karst van der Kaap
- Antje van der Kaap
- Roelfke van der Kaap
Kinderen van Karst Jacobs
- Onze achternaam
- Familiewapen
- Zevenhuizen
- Nieuws
- Nieuwsbrieven
- Naamgeving
- Historische kaarten
- Historisch weer
- Het veen
- De Teyler erfenis
- Boeken over Drente
Rubrieken
Links
Het werk achterna
'Je moet het werk achterna reizen om te kunnen leven'. Dat geldt zeker voor de afstammelingen van Karst Jacobs van der Kaap. Op deze pagina volgen we diens zoon Harm en zijn afstammelingen in hun zoektocht naar werk en naar een beter leven.
Harm Karstens van der Kaap
Harm werd geboren in 1798 in Tolbert, als zoon van Karst Jacobs, de zoon van Jacob. Dat was zo de gewoonte en daarom werd Harm, Harm Karstens genoemd. Een achternaam hadden vader en zoon niet. Maar hierin kwam aan het begin van de negentiende eeuw verandering.
In 1795 was in Nederland , een dag nadat stadhouder Willem V naar Engeland was gevlucht, de Bataafse Republiek uitgeroepen, zes jaar na het begin de revolutie in Frankrijk. De nieuwe staat was volledig afhankelijk van Frankrijk en onderschreef de idealen van de Franse Revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Hiermee kwam er een eind aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588-1795), die op zijn beurt weer het gevolg was geweest van de opstand van de Nederlanden tegen Spanje, beter bekend als de Tachtigjarige Oorlog.
In 1801 kwam er een eind aan deze Taafse Republiek en werd de staat voortgezet on de naam Bataafs Gemenebest. In 1806 riep de Franse Keizer Napoleon het Koninkrijk der Nederlanden uit met zijn broer Lodweijk Napoleon als keizer. Ook het Konikrijk was slechts een kort leven beschoren, want in 1810 lijfde Napoleon Nederland in bij Franrkijk en werd ons land een Franse provincie en verdeeld in departementen. Het departement waarin Zevenhuizen lag heette L'Ems Occidental (Westereems).
Bij keizerlijk decreet
(wet) van 18 augustus 1811 bepaalde Napoleon dat alle
Nederlanders die nog geen geslachtsnaam hadden binnen een jaar
een geslachtsnaam moesten aannemen. Hiermee begon in ons land de
burgerlijke stand.
Het verhaal dat nogal wat mensen dit niet al te ernstig namen, met als gevolg dat mensen namen aannamen
die hun nageslacht in grote verlegenheid brachten, zoals Naaktgeboren, Poepjes
of Smalbil is een
mythe.
Hoewel veel mensen in ons land al een achternaam hadden, was dat op het platteland
vaak niet het geval. Dat gold, zoals gezegd, ook voor Karst Jacobs.
In 1811 namen hij en zijn vrouw Roelfke Harms, de naam Van der Kaap aan.
Nergens staat gedocumenteerd waarom juist deze naam, maar als we
zien waar zij toen woonden wordt de herkomst van de naam
snel duidelijk.
Uit
volkstellingen in 1830 en 1840 blijkt dat Karst Jacobs woonde in 'Oostindie',
aan het Kaapdiep. Dit kanaal is genoemd naar een stuk grond,
eigendom van ene Pieter Santee, dat tot op de dag
van vandaag 'De Kaap' wordt genoemd (zie
deze kaart). Ervan uitgaande dat Karst Jacobs hier ook
in 1811 woonde, mogen we aannemen dat hij zijn achternaam hieraan
ontleend heeft.
Aan het Kaapdiep
Zoals vermeld woonde Karst Jacobs, naar alle waarschijnlijk al in 1811 aan het Kaapdiep. Direct naast hem woonde zijn zoon Harm Karstens, samen met zijn eerste vrouw Elisabeth Jaspers en vanaf 1831 zijn tweede vrouw Aaltje Mulder. Elisabeth was de dochter van Willem Jaspers en Anna Maria Knollenburg. Afkomstig uit Stedumerbroek woonden zij aan de Vagevuurselaan in het hoveniershuis in Terheijl, vlak naast de havezathe Terheijl, waar Willem in 1799 hovenier werd.
Harm bezat erf en huis plus een aantal stukken bouwland en een weiland (zie kaart hieronder). Onvoldoende om van te leven en hij voorzag dan ook in zijn levensonderhouwd als vervener en als turfschipper, zoals blijkt uit de geboorteakte van zijn dochter Sina. Achter op zijn erf stond ook een klein huis voor zijn zus Elske, die in 1828 getrouwd was met Louwe Luitzen van der Lei. Harm diende ten tijde van zijn huwelijk met Aaltje Mulder als dienstplichtige bij het regiment Huzaren in Deventer.
Harm verhuisde begin jaren vijftig naar Drouwenermond, veenkoloniaal dorp in de gemeente Borger en een van de Drentse Monden (kanalen). Het lintdorp ligt aan het gelijknamige kanaal dat werd gegraven voor afwatering van het veen en het vervoer van turf naar de stad Groningen via het Stadskanaal. Grootschalige ontginning van het gebied vond plaats in de 19e eeuw, maar het hoogtepunt lag in de periode 1850-1880. Werk was er genoeg, Gerrit Kniphorst, een van de bestuurders van de Drouwender Veenmaatschappij, liet zelfs arbeiders uit het Zeeuwse Westkapelle halen om te werken in de Drouwener venen. De reden voor de verhuizing van Harm laat zich dan ook gemakkelijk raden. Vermoedelijk vertrok hij in 1852, mogelijk ook laat in 1851. Zijn zoon Tonnis werd namelijk in 1849 nog in Zevenhuizen geboren, terwijl zijn dochter Hendrikje in 1852 in Drouwenermond het levenslicht zag. Harm werd er veenbaas.
Van Drouwenermond naar Chicago
Hendrik (1842-1895), de zoon van Harm, trouwde op 5 mei 1866 met Antje Jans Spreen, geboren in Nieuw Buinen. Zij kregen tien kinderen van wie de eerste twee werden geboren in Exloërveen, de volgende zes in Drouwenenermond, de negende in Chicago en de jongste tenslotte in Valthermond. De geboorteplaats van de jongste twee kinderen verraadt een, waarschijnlijk tragisch, maar in ieder geval enerverend bestaan in de periode 1884-1887. Hendrik en Jantje emigreerden namelijk op 27 maart 1884 naar Chicago in de Verenigde Staten. Zij gingen zijn broer Harm en diens vrouw Marchien achterna, die al eerder naar Chicago waren vertrokken. De reden van hun vertrek is onbekend, maar mogelijk hangt die samen met de ernstige landbouwcrisis die Nederland trof in de jaren tachtig, mogelijk ook met het feit dat de bloei van de vervening in dit deel van Drente achter de rug was.
Zij voeren met de Pieter Caland vanuit Rotterdam en kwamen op 21-04-1884 in New York aan. Zijn broer Hendrik (zie hieronder) had de familie in Drente geschreven dat er in de V.S. volop werk te vinden was. Daar aangekomen bleek er nauwelijks werk te vinden en is al hun geld in een paar jaar tijd er door gejaagd. Op een gegeven moment hebben ze de knoop doorgehakt en zijn ze teruggekeerd naar Drenthe: ze konden nog net de overtocht naar Hoek van Holland betalen. De terugreis van Hoek van Holland naar Drenthe is toen door de familie voorgeschoten. In november 1884 is zijn dochter Bouwina nog in Chicago geboren.
Harm Harms van der Kaap, zoon van Harm Karstens van der Kaap werd geboren op 18-05-1844. Op 9 mei 1868 trouwde hij met Marchien de Jonge, geboren op 09-05-1846. Zij kregen 11 kinderen, van wie de laatste drie levenloos zijn geboren en vier zeer jong zijn gestorven. Kort nadat hun laatste kind levenloos was geboren zijn Harm en Marchien, met hun drie nog in leven zijnde kinderen, geëmigreerd naar Chicago in de Verenigde Staten. Vlak voor zijn vertrek naar de Verenigde Staten machtigde Harm van der Kaap zijn broers Jan en Tonnis om namens hem op te treden.
De reis naar Chicago
Op donderdagochtend 6 april 1883 vertrekken zij met paard en wagen naar de vertrekplaats van de snik, een trekschuit. Om 13.00 uur schepen zij zich in en komen 's avonds om 22.00 uur aan in Groningen. Zij brengen de nacht door in de snik en behalve voor de reis moeten zij ook betalen voor het transport van hun drie kisten en het beddengoed. Harm regelde en betaalde (vier gulden) voor de treinreis van de volgende dag naar Harderwijk.
Jan van der Kaap (Harms broer) brengt hen vrijdagochtend 7 april naar de trein en zij vertrekken naar Harderwijk, waar ze waarschijnlijk rond het middaguur aankomen. 's Middags nemen zij de stoomboot naar Amsterdam. (Klik hier/a> of hier voor een kaart van het spoorwegnet in 1880)
's Nachts overnachten zij in een door Prins en Zwanenburg geregeld hotel. Dat wil zeggen daar zouden zij moeten overnachten, maar het stonk er zo vreselijk dat zij de nacht op straat hebben doorgebracht.
Zaterdagochtend schepen zij zich in op de SS Edam II. Op 30 april liggen zij na een zeereis van 22 dagen voor Staten Island. Aan boord vindt een medische keuring plaats. Daarna stappen zij over op een kleiner schip. Eenmaal aan land werden hun kisten doorzocht. Dit visiteren kon lang duren, maar door een ambtenaar een kwartje toe te stoppen verliep de hele handeling ineens een stuk sneller. Van de douaneloods worden zij met een schip over ' een groot water' (de Hudson) gebracht en vervolgens brengen zij de nacht door in een logement in Little Garden.
De SS Edam I was het eerste eigen schip van de Holland-Amerika lijn dat, op 8 april 1882, vanuit Amsterdam naar New York vertrok. Het schip ging op 21 september 1882, na een aanvaring, verloren. Een jaar later werd de Edam II te water gelaten en met dit schip gingen Harm en Marchien naar Amerika. Via het Noordzeekanaal verlaten zij Nederland.
ss Edam I Tewaterlating 11 augustus 1881. Opgeleverd aan éénschip-rederij waarin de NASM deelnam oktober 1881. LxBxH: 100,61x11,81x9,52. Type schip: Vrachtschip met passagiersaccomodatie. 70 eerste - en 652 derde klasse passagiers. Bemanning 54 Na een aanvaring met het Engelse ss Lepanto ( 1877-2.310 brt) bij Sandy Hook (New Jersey),op 21 september 1882 in de monding van de Hudson bij New York vergaan. Twee slachtoffers.
SS Edam II Kiellegging 23 december 1882, tewaterlating 29 augustus 1883, opgeleverd oktober 1883 aan één-schip-rederij waarin de NASM een aandeel had van 50 %. Type schip: Vrachtschip met passagiersaccomodatie. 50 eerste- en 424 derde klasse passagiers. Bemanning 62. LxBxH. 100,30x12,00x9,60. DG 7,20. Na een aanvaring in dichte mist in Het Kanaal bij het eiland Wight met het Engelse ss Turkistan gezonken. Alle opvarenden (50 passagiers en 43 bemanningsleden) werden gered door de Britse trawler Volture en in Plymouth aan land gezet. |
OOp maandag 1 mei stappen ze in de trein die hen naar Chicago brengt een reis van zo'n 1300 kilometer. Het weer is zo slecht dat de brug over een grote rivier gesloten is. Zij worden over gezet met een boot en vervolgen dan hun reis per trein.
Op dinsdagavond 2 mei rond 20.00 uur komen zij aan in Chicago. Daar worden zij de komende dagen opgevangen door Antonie van Wijk, die getrouwd was met Fennechien de Jonge (zus van Marchien) en Pieter de Jonge, vader? van Marchien.
In 1883 wonen zij 709 Chicago Ave, Chicago Illinois/a>. (zie ook deze kaart uit 1888)
De kaart is uit 1875. De pijl geeft aan waren Harm en Marchien ongeveer moeten hebben gewoond.
Deze kaart is uit 1888.
In juni 1888 wonen Harm en Marchien nog steeds in Chicago, gezien de Memorie van Successie der nalatenschap van Pieter Jans de Jonge, die is opgemaakt in juni 1888. Pieter was op 21 September 1887 in Drouwenermond overleden.
Op 28 november 1885 wordt in Chicago een Rebecca van der Kaap geboren. Mogelijk was dit een dochter van hen.
Staking in Chicago
Het leven zal ook in Chicago niet gemakkelijk zijn geweest. Op 1 mei 1886 gingen in Chicago 25.000 arbeiders van de McCormick-fabrieken in staking. In het voorjaar van 1886 waren er onlusten in verband met ontslagen bij de McCormickfabrieken voor landbouwmachines. De directie sloot de fabriek en zou deze op 2 maart opnieuw openen en duizend nieuwe arbeiders tewerkstellen. De vakbonden riepen de arbeiders echter op McCormick te boycotten en ondanks de armoe en werkloosheid in Chicago meldden zich slechts 300 nieuwe werknemers. In de tweede helft van april braken er vervolgens ook stakingen uit bij andere grote bedrijven in Chicago en voor 1 mei werden demonstraties aangekondigd, voor de achturige werkdag en tegen de zwarte lijsten.
Deze staking was het gevolg van het ultimatum die de Amerikaanse vakbonden hadden gesteld aan de plaatselijke werkgevers om eindelijk eens te komen met een goede regeling rond de 8 urige werkdag. De dag 1 mei was gekozen omdat dit traditioneel de dag was waarop in Amerika nieuwe arbeidscontracten van kracht werden.
|
HHendrik van der Kaap en zijn familie op de scheepslijst
Naar Zuid-Oost Drente
Tonnis Harm (1887-1943), de zoon van Hendrik en Antje, die in Borger was geboren na hun terugkeer uit de Verenigde Staten, verhuisden kort na hun huwelijk in 1911 naar Emmen. Tonnis was veenarbeider en veenopzichter en rond Emmen was de vervening in het begin van de twintigste eeuw, als laatste gebied in Drente, ter hand genomen.
Naar Eindhoven
Abraham (1877-1953), een oudere broer van Tonnis Harm, was getrouwd met Harmanna Holman. Op 3 juni 1905 verhuizen Abraham en Harmanna naar Emmer-Compascuum. Na twintig jaar hielden zij het daar echter voor gezien en vertrokken in 1925 naar Eindhoven om daar bij Philips te gaan werken.
Abraham en Harmanna
Ook zijn zus Sina (1879-), getrouwd met Harm Holman, de broer van Harmanna, vertrok eerst (op 16 maart 1906) richting Emmen, en vervolgens (op 24 juni 1925) naar Philipsdorp in Eindhoven.
Broer en zus gingen wonen in het 'Drentse dorp'. De woonbuurt Drents Dorp in Strijp (Eindhoven) werd in de jaren 1925-1930 gebouwd. De naam houdt verband met het grote aantal arbeidskrachten uit Drenthe dat de N.V. Philips had aangetrokken. Maar er woonden hier ook veel Groningers, glasblazers uit midden en oost Europa en verder Philips-mensen uit alle provincies inclusief autochtone Eindhovenaren.
Veel bewoners zijn honkvast: de kinderen van de
eerste bewoners nemen soms ook de huur van de
woning over zodat er tot aan de eeuwwisseling
oorspronkelijke Drents Dorpers blijven wonen.
Vanaf 1960 vinden veel ook van de Spaanse
gastarbeiders die naar Eindhoven komen in Drents
Dorp een onderdak.
Abraham en Harmanna woonden vanaf het begin van het Philipsdorp aan de Zwaanstraat 36, Sina en Harm op nummer 38. Dit stukje straat heet hier nog Zwaanstraat met de huisnummers 32 t/m 40. Waarschijnlijk bij de realisering van de rondweg en het 'Strijps Bultje' werd dit stuk hernoemd in Schootsestraat met de huisnummers 2 tot/met 12. Het deel 'na' de rondweg bleef Zwaanstraat heten. Aan het einde van deze blok ligt rechts de Kreugelstraat.
Abraham en Harmanna woorden in 1934 aan de Plaggenstraat 27.
Rechts de oneven nummers.
In 1938 keerde Abraham met zijn vrouw terug naar Emmen. Hun kinderen bleven echter in Eindhoven of omgeving wonen.
Van Drouwenermond naar Brunssum en Nieuw-Zeeland
Roelof (1900-1981), de zoon van Jan (1867-1907) en broer van Abraham en Sina, zocht zijn heil in Zuid-Limburg. Zijn jongste zoon Klaas werd in 1940, vlak voor het uitbreken van de oorlog, geboren in Heerlen. Roelof zelf overleed in 1981 in Treebeek. De vijf kinderen van Roelof en Trijntje bleven in Zuid-Limburg wonen.
Henderikus, een andere zoon van Jan, woonde op diverse plaatsen in Nederland, waaronder in Heerlen en Hoensbroek. Zijn zoon Roelof emigreerde, tijdens de naoorlogse emigratiegolf, in 1953 naar Nieuw-Zeeland. Daar trouwde hij op 16-01-1953 met Catharina van der Weegen uit Brunssum. Roelof werkte in Nieuw Zeeland in de mijnen tot hij genoeg geld verdiend had om een boerderij te komen. Bij zijn dood bezat Roelof een veestapel in Ngunguru ten zuidwesten van Tutukaka. Zijn kinderen wonen nog steeds in Nieuw-Zeeland.