Inhoudsopgave
- Harm van der Kaap
- Elske van der Kaap
- Geertje van der Kaap
- Jacob van der Kaap
- Grietje van der Kaap
- Karst van der Kaap
- Antje van der Kaap
- Roelfke van der Kaap
Kinderen van Karst Jacobs
- Onze achternaam
- Familiewapen
- De naam van de vader
- Albert van der Kaap
- Kwartierstaat Albert vd Kaap
- Kwartierstaat Geertje Kemper
- Kwartierstaat Zwaantje Wigboldus
- Bieuwkje Wijnalda
- Fockens
- Wigboldus Homeri
- Grimminga en Mees
- Het werk achterna
- Nazaten van Elske
- Zevenhuizen
- Nieuws
- Nieuwsbrieven
- Naamgeving
- Historische kaarten
- Historisch weer
- Het veen
- De Teyler erfenis
- Boeken over Drente
- Links
Rubrieken
Grimminga
Anna Grimminga was de betovergrootmoeder van Zwaantje. Hieronder informatie over haar voorouders.
Grimminga en Mees
Grimminga
Lang heb ik gedacht dat mijn generatie de eerste in de familie was die de kans kreeg ‘door te leren’ zoals dat werd genoemd. Maar niets blijkt minder waar. Zeker mijn ouders en grootouders hebben hun talenten nooit ten volle kunnen en mogen benutten. Voor hen gold nog dat je na de lagere school nog maximaal een aantal jaren naar school ging. Maar vaak ook gingen zijn direct aan het werk. Maar als je wat verder terug gaat in de tijd dan blijken er wel degelijk voorouders te zijn met een academische opleiding. Wat zij gemeenschappelijk hebben is dat de financiële positie van de ouders bepaalde of je wel of niet mocht studeren. Lees bijvoorbeeld het verhaal van Wigboldus Homeri, een voorouder van mijn betovergrootmoeder Zwaantje Wigboldus.
Georgius Nijkerk
Een andere gestudeerde voorouder van Zwaantje was Georgius
Nijkerk. Van hem is, behalve dat hij arts was, weinig bekend.
Hij werd geboren in 1615 en was getrouwd met Albertien Jans. Zij
woonden in Groningen, eerst aan het Martinikerkhof, waar hun
zoon Johannes werd geboren (gedoopt op 28-11-1641 in de
Martinikerk) en later aan de Jacobijnerstraat, waar Sebastiaan
werd geboren (gedoopt op 21-07-1643 in de A-kerk in Groningen).
Georgius was ook de vader van dochter Johanna, geboren op 1 juni
1656. Haar moeder was echter Albertjen Maën.
Zowel het Martinikerkhof als de Jacobijnerstraat, een zijstraat
van de Oude Ebbingerstraat, liggen niet ver van de Martinitoren.
Sebastiaan Grimminga
Sebastiaan Grimminga was drie keer getrouwd. Hij
trouwde (1) met Hille Alberts en vervolgens op 4 mei 1667 in
Groningen (2) met Anna Mees (geboren op 19 februari 1643 in
Groningen). Anna was het nichtje van
Daniel Mees, de dochter van diens broer Joris. Op 25 mei
1676 trouwde hij (3) met Anna Wils, dochter van Harmen Claesen
Wils. Met Anna kreeg Sebastiaan een zoon, Henricus.
Harmen Claesen Wils
Harmen Claesen Wils
woonde in 1662 in
de Jacobijnerstraat. Uit zijn eerste huwelijk had hij
drie kinderen, onder wie Anna.
Van 1650-1693 was hij stadsbouwmeester van Groningen
als opvolger van Egbert Haubois. Volgens de
stadsrekening van
1660 was hij opperbouwmeester voor 400 carolusgulden
per jaar, naast Sijmon Isebrants voor 250 carolusguldens
als onderbouwmeester
‘gecommitteert om na het eijlandt Schiermonnikoogh te
gaan om ordere te stellen op tonnen en capen’. (f. 187) |
Anna, geboren aan de Vismearct in Groningen, trouwde op 24 augustus 1695 met pastor Joannes Blencke. Voorafgaand aan dit huwelijk werd op 19 augustus 1695 de boedel van Anna beschreven door de Groningse Weeskamer (zie kader). Blijkens deze boedelbeschrijving bezat Anna o.a. een vrouwen zitplaats in de A-kerk in Groningen, maar ook een ‘graft’ in de Broerkerck, in de Martini-kerck en een ‘graft’ op het Martini Kerckhof.
"Notificatie van den Boedel Soo als Moeder op
heeden is besittende sijnde den 16 Augusti 1695.
Bron:
https://www.genealogieonline.nl/stamboom-warta/I1939.php
|
Johannes Blencke was eerder gehuwd met Aaltje Gras (waarvan
kinderen te Zuidwolde: Gerrit, 25 mrt 1674, Pietertje 11 jun
1676 en Bernhardus 13 jan 1684). Was van 1 jan 1671 tot 3 feb
1674 pastor van Westerdijkshorn, daarna te Zuidwolde. In de
belasting op de 400ste penning van 1705 wordt hij aangeslagen
voor een vermogen van 4000 en 7000 gulden. Hij voerde een proces
tegen zijn stiefzoon Henricus Grimminga voor de Hoge
Justitiekamer van nov 1717 tot jun 1718.
Henricus Grimminga
Henricus (Hindrik) Grimminga, zoon van Sebastiaan en Anna, werd
geboren aan 't Vischmerckt in Groningen en gedoopt op 16 maart
1677 in de A-Kerk in Groningen. Hij was getrouwd met
domineesdochter Johanna Catharine Mees. Haar vader was een neef
van de tweede vrouw van zijn vader Anna Mees.
Henricus werd op 3 september 1694 als student rechten
ingeschreven in Groningen en promoveerde op 26 oktober 1699 tot
doctor in beide rechten in dezelfde stad. De titel van zijn
proefschrift was "De collationibus". Hij werd als advocaat
toegelaten door de hoofdmannnenkamer in 1700 en als zodanig
wordt hij ook nog genoemd in 1711. Het jaar waarin hij zjn huis
aan de Jacobijnenstraat voor 800 gulden aan zijn oom Gerrit
Ruimvelt
(Gerrit
Ruimvelt uit Harkstede was getrouwd met Maria Wils) verkoopt. Hiervoor krijgt hij toestemming van zijn
moeder Anna Wils, vrouw van pastor Blencke (stiefvader van
Henricus). Het huis werd in 1711 bewoond door de "Provinciale
Piceur". (GAG, R.A., III, x 89, f. 53r,v.).
Hoofdmannen |
Hij woonde te Noordhorn (ca. 1708-ca. 1717), Mensingeweer (1717-1722), Vlagtwedde (1722-ca. 1732), Oude Pekela (tot 1739) en sinds september 1739 in Groningen.
In de bijlagen van zijn proefschrift staat een aantal gedichten waaronder het gedicht ‘Een ander’ (zie kader).
EEN ANDER Wie mach daer soo sterck braveeren, In het Choor van Broeren-kerck? (zie kader hieronder) Ick wil bij mijn keel wel sweeren, ,T is een Candidaet sijn werck. Wien? een Candidatus Juris? Jae, 't is netto wel geseyt Daer komt bij de Naem (quod pluris) Van HENRICUS, welck bepleyt 'T recht de Collationibus, Doende 't met een schrandre geest, Sulcks coram veel tyronibys, En geleerder troup: dat's 't meest GRIMMENGA is nu geklommen Op den Doctoraelen trap, Daerom laet hij nu soo brommen, Sijn geleerde wetenschap, Van het woordtje, Brengh te saemen, Met een aengenaeme tael, Voor die geene, die daer quaemen In Vrouw Themis groote Zael (Themis was in de Griekse mythologie de personificatie van orde en recht). Grimmigh hoeft men niet te kijcken, Dat HENRICUS GRIMMENGA, Nu sijn vijandt gaet afstrijcken, Dat schier sonder wederga; Want hy heeft sijn jonge daegen In het blocken steets besteet, Segh, wie sou het dan mishaegen ? Dat men hem nu DOCTOR heet. Veel geluck dan, Heer Doctoortje, U, met dees uw' Eeren-Naem; 'K wed' wy drincken stracks een Oortje, Als de Vrienden koomen 't saem, Om mijn Heertie te begroeten, dat Hij is gepurmoveert; Stil ! wie komt ons daer ontmoeten ? 'T is een Huysman, wel ick sweert, Met een handt vol ducatonnen, Voor ons nieuwen Doctor-Heer; (Had ick die met speelen wonnen, 'K wed den Boer en kreegh 's niet weer) Loop dan lustig Borgers, Boeren, En dat voeten heeft, loop all, Ghy hoeft nu niet staen te loeren, Wie u saeck bepleyten sall; GRIMMENGA sal u gerijven, Als ghy maer wat Brenght te saem, Van de goede silv're schijven, 'T werck verstaet Hy seer bequaem: Brengen heet het : Brengh te saem: 'T saemen brengen is het woort: Maer men moet oock maete raemen, Daerom Brengh eens toe een Oort: Boeren Brenght ons Doctor Baesje Geldt, en reecks van saecken aen: Doctor Brengh ghy ons een glaesje, Brengh eens toe, en daer mee daen. H.P.S.A.S.W.I.W.F.N.M. |
Broerkerk in Groningen Broerkerk in de stedenatlas van Braun en Hogenberg (1575) De Broerkerk aan de Broerstraat, was een middeleeuwse kerk die verbonden was aan het Franciscanerklooster dat in die periode in de stad werd gesticht. De Broerkerk was de eerste kerk in de stad die in gebruik werd gegeven aan de protestanten. Na de Reductie van Groningen werd de kerk in 1614 in gebruik genomen als kerk van de universiteit en daarom ook wel Academiekerk genoemd. In 1702 bouwde Arp Schnitger een pijporgel voor de kerk, waarvoor hij pijpwerk uit het voorloperorgel gebruikte dat in 1679 was gebouwd door Hendrick Hermans van Loon. In 1815 werd de kerk ter beschikking gesteld aan de Groningse katholieken. Het orgel werd toen door J.W. Timpe naar de Der Aa-kerk verplaatst. De kerk bleek echter te bouwvallig en werd daarom in 1895 gesloopt. Ter plaatse van het gesloopte gebouw verrees in 1895 de neogotische Sint Martinuskerk, die in 1956 werd verheven tot kathedraal. Deze werd op zijn beurt gesloopt in 1982. Tegenwoordig staat hier de Universiteitsbibliotheek. De Broerkerk rond 1888 Bron: Wikipedia |
Henricus Grimminga had in 1720 een conflict met
de kerkenraad van Mensingeweer. De aard van dit conflict is niet
precies duidelijk zoals blijkt uit het volgende:
"de quataerdige omslagen van Dr. Grimminga sijn altesamen
onwaerheden bevonden en heeft hij derwegen sijn beschuldigingen
seer gaarne ingetrocken, en is derwegen hem en sijn vrouw
angeseght dat hij met sijn vrouw sigh van H.H. Avontmael souden
onthouden, of dat anders de gemeinte met hem en sijn vrouw niet
souden communiceeren wegens sijn quataerdige anslagen soo hij
hadden tegens sijn evennaesten sigh [..]in saken die hem niet
aengingen, en hij niet konde waermaken, maer als enkelde leugens
bevonden wyrden" (Notulen kerkenraad Mensingeweer, 1720);
Maar het conflict is bijgelegd:
"30 juni 1720 is het H. Avontmael tot Mensingeweer in alle vrede
en ruste gehouden, is mede Doctor Grimminga met sijn huisvrouw
in de kercke na gedane proefpredige verscheenen en is met mij
pastor en het consistorium verzoenen en tot het Avontmael mede
gegaen en toegelaten."
Henricus had een veelzijdige loopbaan, Hij was van 1703-1723
redger van Zuidwolde (en Wetsinge) en grietman van Feerwerd van
1704-1711. In deze periode was hij ook redger van Wehe en
Zuurdijk (1705-1707). Hij was redger van Adorp-Harssens en
Zuidwolde (, 1717-1718), vervolgens van Leens, 1718-1722, van
Warfhuizen 1719-1720, van Baflo 1719-1720 en van Kloosterburen
1720. In 1731 was hij advocaat bij het gericht van Westerwolde.
Een redger was een plaatselijke bestuurder in de provincie
Groningen, met name in Hunsingo en Fivelgo, die tot 1795 als
plattelandsrechter en notaris optrad. Het woord is afgeleid van
het Oudfriese rędjeva, rędgeva of rędia, dat 'raadgever'
(latijn: consul) betekent. In het Westerkwartier sprak met over
grietmannen. Oorspronkelijk werden de regdgers gekozen uit de
kring van grondbezitters die over voldoende juridische kennis
beschikten. In de 17e en 18e eeuw schakelde men daarom vaak
juristen in, die geconstitueerde rechters werden genoemd.
In 1717 en 1718 was hij verwikkeld in een proces tegen zijn
stiefvader Joannes Blencke en in 1721 tegen de overste L. Leeuw.
Op 3 juli 1727 verkopen Henricus en zijn vrouw Johanna Catharina
een graf in de Groote Kerk (Martinikerk) te Groningen aan
Jurrien Sonius, hoofdmannendienaar, en Anna Beenes (Coll. de
Ranitz, 91).
Zege van Henricus Grimminga
Grimmenga zegelde in zijn functies van grietman en
redger met een springend hert rechts gaande uit een bos
(zie Archief Farmsum, inv.nr. 747 (zegel verdwenen),
Tjarda van Starkenborgh, inv.nr. 14 (zeer gaaf exemplaar
van 1705) (als geconstitueerd redger van Zuidwolde, 19
mrt 1705) en 27 (rond bruin zegel van was, 4 1/2 cm,
uithangend; randschrift: S HINDR GRIMMENGA DR)(als
redger van Zuidwolde, 6 jul 1706), 354 (als
geconstitueerd redger van Wehe c.a., 15 mrt 1705) en 454
(als redger van Warfhuizen, 16 aug 1719); een charter
waarvan het zegel verloren is nog in Archief Nienoord
257 (10 nov 1714, als geconstitueerd redger van
Zuidwolde). |
Anna Grimminga
Op 9 november 1728 werden Anna en haar man Berent Bronsema als lidmaat met attestatie aangenomen in de Hervormde Gemeente van Nieuwe Pekela. Wilhelmus Themmen was toen de dominee.
Mees
Johanna Catharina Mees
Henricus Grimminga was getrouwd met Johanna Catharina Mees,
dochter van Petrus Mees, een neef van Anna Mees, de tweede vrouw
van de vader van Henricus .
Petrus Mees
Petrus Mees, de vader van Johanna Catharina was predikant in Noorddijk, Loppersum, Zandeweer en Oldenzijl. Petrus was getrouwd met Sara Robers (Roebers), de dochter van Robertus Robers (Roebers), gestorven op 20 september 1652. Robertus was doctor in de beide rechten. Hij was van 1632-1645 advocaat-fiscaal in Groningen en van 12 augustus 1645 tot 20 september 1652 syndicus van Groningen. Bij het overbrengen van de Friese admiraliteit van Dokkum naar Harlingen in 1645 was hij gecommitteerde voor Groningen. De Friese Admiraliteit was een van de Admiraliteiten ten tijde van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Admiraliteiten waren verantwoordelijk voor het uitrusten en bemannen van schepen. De Friese Admiraliteit werd opgericht op 6 maart 1596 en ontbonden in 1795, toen de Franse tijd in Nederland aanbrak.
Daniel Mees
Ook de vader, van Petrus, Daniel Mees, was predikant. Hij
schreef zich op 1 oktober 1640 in aan de Hoogeschool in
Groningen en was van 1646-1647 predikant in Jipsinghuizen en van
1647-1678 in Slochteren. Van hem verscheen ‘Dankpredikatie tot
Ispingehuyzen’.