Focktyen Fockens

Focktyen Fokkens, getrouwd met Menno Hendricks was, via Bermardt ten Veenhuis, een voorouder van Zwaantje Wigboldus. Hieronder wordt een schets gegeven van de voorouder van Focktyen.

Menne Fockens

Over de vermoedelijke stamvader van de Fockens, Menne, is weinig bekend. Hij werd rond 1490 geboren en in documenten wordt hij vermeld als wonende op 16 juli 1527 in Oldambt. Ook staat jij op een lijst van landeigenaren rond 1532 in Reide. Ook zou hij gewoond hebben in Borgsweer, dat gelegen was op een wierde. Het had, zo blijkt uit een verklaring uit 1487, tot het begin van de vijftiende eeuw een borg en vormde tot ver in de zestiende eeuw een zelfstandige rechtstoel. Het had ooit, zo wordt duidelijk uit een gedenksteen uit 1635 een kerk, gewijd aan Nicolaas van Myra, ‘onze’ Sinterklaas.



Focko Mennes

Menne’s zoon Focko, uit Borgsweer werd geboren rond 1515 en overleed op 20 mei 1584. Hij wordt 30 mei 1541 genoemd onder de eigenaren van het land tussen Dallingeweer en Reide, die willen "dijken" (bereid zijn tot dijkonderhoud of het aanleggen van een nieuwe dijk). In deze jaren hadden de Eems- en Dollarddijken het zwaar te verduren en ging veel land verloren. Hij wordt nog eens vermeld op 27 maart 1542. Op 1 september 1548 wordt hij, met anderen, aangeschreven om over dijkonderhoud te spreken. Volgens een stuk, gedateerd 27 mei 1549, verlaat hij voor zichzelf en "van wegen Febko Aelts kinder" buitendijks gelegen gronden bij Fiemel. Op 18 oktober 1554 komen Bauwke Eppens, Focko Tyackens en Focko Memmens voor als voorstanders over de kinderen van wijlen Febeko tho Wartum; gezien diens oriëntatie op Termunten zal zeker Focko Mennens zijn bedoeld. Aylt Phebekens tho Wartum, schatbeurder van Lutke Termunten, noemt in zijn rekening in 1556 enkele malen "Foecko Mennes".


 

Ulfert Fockes

De zoon van Focko, Ulphert Fockes, werd geboren rond 1545 en overleed voor 1622 en werd begraven in Eenrum. Hij was in 1598 landbouwer op Hoysum te Warffum, dat zo’n 50 kilometer ten Noord-Westen van Borgweer ligt. Hij houdt op Hoysum 150 juk land in huur van de Commanderij te Warffum voor 200 Emder gl. en een vet zwijn. Later zou hij verhuisd zijn naar "Huninga" te Eenrum; op gezag van aantekeningen van Mevrouw J. Siccama - Abbring te Vierhuizen noemt Ritzema van Ikema hem en zijn vrouw als de oudstbekende bewoners van "Huninga". Eenrum ligt zo’n tien kilometer ten westen van Warffum.
Hij was getrouwd met Dedde Edzes die afkomstig was van Lesterhuis bij Woldendorp, drie kilometer ten zuiden van Borgsweer.
Van verschillende leden van deze familie zijn wapens bekend. Het wapen - kleuren niet bekend - toont hetzelfde beeld als dat van de Huningas, die uit dezelfde omgeving afkomstig waren, een omgewende leeuw. Zo staat ook op de grafzerk van een zoon van Ulfert Fockes, Focko Ulpherts te Warffum, een omgewende leeuw. Op de grafzerk van diens vrouw Gese Jacobs staat een gedeeld wapen: I. een halve adelaar; II. een dwarsbalk beladen met een ster; Helmteken een ster.


 

Focko Ulpharts

Focko Ulpharts, zoon van Ulfert, werd geboren rond 1565 in Warffum en overleed op 25 april 1617. Hij werd begraven in Warffum. Hij trouwde rond 1590 op Hoysum (Warffum) met Gese (Geesje) Jacobs. Zij stier op 4 januari 1617. Zij kregen (in ieder geval) vier kinderen, Bauwe, Focktyen, Jacob en Edzo.


Focktyen Fockens

Focktyen, dochter van Focko, werd geboren rond 1590 op Hoysum en overleed na 1621. Zij trouwde met Menno Hendricks, de kleinzoon van Elteko Eltekens, een rijke Groningse boer. Diens zus Assa was getrouwd met dominee Wigboldus Homeri.

Dat ook de Fockens tot de rijke boeren gerekend mogen worden en daarmee tot, wat genoemd wordt, de sub-elite van Groningen, blijkt wel uit de huwelijken van Focktyen’s broers (zie kaders). 

 

Jacobs Fockens

Focktyens broer Jacob Fockens trouwde met Ettien Havicks Louwens, gestorven op 17 november 1645. Jacob wordt op zijn grafzerk "Arfgeseten op Hundinga" te Eenrum. Op deze grafzerk te Eenrum, staat het familiewapen. Rechts: Fockens. Links: een tot een krans gebogen wijnrank met drie bladeren, drie druiventrossen en drie klauwieren. Helmteken: Fockens met detekst "Anno 1645, den 17 November, is in den Heeren gerust die veel dochtzame vrouwe Ettien Louwens, huisfrouwe van Eerenfeste Jacob Fockens op Hundinga, voorwachtende een zalige opeerstandige in Christo.” In 1634 komt hij voor als kerkvoogd te Eenrum. Hoewel 10 november 1652 overleden, komt Anna Lippens reeds 8 oktober 1652 als zijn weduwe voor.

Ettien was de dochter van Havick Louwens, collator, overrechter en kerkvoogd in Loppersum. Hij week in 1580 uit naar Duitsland, waar hij woonde in Petkum, waar de grafzerk van zijn vrouw Menewer nog steeds in de kerk aanwezig is.
Haar broer Adolf Louwens was eerst secretaris der Ommelanden. Via de Hoofdmannenkamer kwam hij op het Stadhuis terecht, dat hij bij zijn dood als burgemeester verliet. Zijn eerste schoonvader was burgemeester Johan Northoren. Later trouwde hij met Hille, de dochter van de Ommelander syndicus Dr. Scatro Gockinga en Luurtje Edzama. Hille was de weduwe van de secretaris van de Hoofmannenkamer Ludof Henrici. Twee andere broers van Ettien waren voorname eigenerfden, een in Enzelens onder Loppersum, waar de familie oorspronkelijk vandaan kwam en een ander in Wirdum.  


Edzo Fockens
Een andere broer van Focktyen, Edzo, bewoonde in het tweede kwart van de zeventiende eeuw het oude johannieter kloostervoorwerk Groot Hoysum bij Warffum. Hij trouwde met Tyabbetien Luppens, begraven op 26 mei 1642 in Warffum. De familie was oorspronkelijk afkomstig van Termunten. Edzo Fockens op Hoisum komt in november 1621 met zijn grootmoeder Dedde Ulpherts voor onder de lidmaten te Warffum. Zijn vrouw Tyabbeke werd 5 mei 1622 aldaar als lidmate aangenomen. Op 18 juni 1644 verkoopt Edzo Fockes op Hoisum een weinig land aan Tyarck Hemmes. Hij begon een familiekroniek in 1621, die later werd voortgezet door zijn schoonzoon Steven Broeils en diens nakomelingen. Op 7 november 1644 tekende Edzo daarin nog het overlijden aan van zijn zwager Johan Grawens. Of de aantekening van het overlijden op 8 maart 1649 van Eggo Phebens, hoofdman in de Hoofdmannenkamer van Stad en Lande (neef van Edzo's vrouw) ook van Edzo was, blijkt niet uit de tekst. Overigens komen Edzo's kinderen niet voor onder degenen, die 3 augustus 1653 de nalatenschap van Eggo Phebens scheiden. Daaronder wel Anna, zuster van Edzo's vrouw en gehuwd (geweest) met Edzo's broer Jacob. Op 7 oktober 1652 verzoeken de voorstanders over de kinderen van wijlen Edzo Fockens tot Hoysum en Tyabbetien Lippens authorisatie (die wordt verleend) om met haar zuster vrouw Anna Lippens, weduwe Fockens, een scheiding te mogen aangaan en met Hoysum naar hun inzicht te mogen handelen; overigens: Anna Lippens wordt hier weduwe genoemd, terwijl haar man 10 november 1652 volgens zijn grafzerk overleed! Edse Fockens op Hoitsema en Tyabbetjen gebruikten volgens het zgn. Staatboek van Spanheim 153 jukken land onder beklemming van de provincie (die o.m. door confiscatie de landerijen van de Commanderij te Warffum had gekregen). In 1653 wordt het geheel overgeboekt op hun dochter Aeltje, wier man Steven Broeils in 1656 mede als meijer werd ingeboekt.

 



Veel interessanter dan het leven van haar broers, zijn de lotgevallen van haar neef Louwert, zoon van haar broer Edzo. Louwert werd geboren op 16 februari 1630 en gedoopt op 21 februari 1630 in Warffum en hij stierf op 20 juli 1672 in Groningen. Luwert en zijn vrouw, Jickien Haijckens, worden op 25 januari 1660 genoemd als wonende in het Klooster Heiligerlee. Op 13 januari 1662 kopen zij een huis met schuur in het "Cloosterholt".


Klooster Heiligerlee

In 1583 werd het klooster veroverd door de staatse bevelhebber Hindrick Karsgens, maar hij werd vervolgens aangevallen door Spaanse troepen onder leiding van Hans Spirata en moest zich overgeven. In 1594 werd het klooster met de reductie genationaliseerd door Stad en Lande, die in 1597 de kloostergebouwen liet verkopen. Rond 1600 werd daarop de Oldambtster boerderij De Hoogte op deze plek gebouwd. In 1603 werd de gastkamer van het klooster afgebroken. In 1618 kreeg de stad Groningen het corpus (landerijen in eigen gebruik) van het klooster en de Ommelanden de overige kloostergebieden. Hiertoe behoorde naar schatting 1780 'daaimt' (jukken; halve hectare) land. De veengebieden en bossen van het klooster werden in de resterende 17e eeuw en met name in de 18e eeuw verkocht door een kloosterfonds.



Hij stierf, niet toevallig, in het jaar dat in Nederland het Rampjaar wordt genoemd, een jaar waarin de regering radeloos, het land reddeloos en het volk redeloos was. Louwert speelde een rol in de vijandelijkheden tussen de Bisschop van Munster en Groningen in 1665 - 1666 en 1672. Hij is namelijk een sterk voorstander van het losmaken van het Oldambt van de heerschappij van de stad Groningen. In 1666 werd hij door Johan Maurits van Nassau, die de Munsterse troepen uit Groningen had verdreven, beboet wegens heulen met de vijand. Op 1 mei 1672 sloot Louwert - op advies van de destijds naar Munster uitgeweken Johan Schulenburgh - als volmacht en gecommitteerde van het Oldambt een overeenkomst met de bisschop van Munster, volgens welke het Oldambt zich onder de bisschop zou begeven. Hij zegelde deze overeenkomst met een zegel, waarop een links staande leeuw. In hoeverre hij inderdaad volmacht had blijkt nergens. Op grond van deze als hoogverraad aangemerkte overeenkomst - gezegd wordt dat hij onder het nieuwe bewind ontvanger van het Oldambt zou worden - werd hij bij sententie dd. 20 juli 1672 te Groningen veroordeeld om "met den sweerde geexecuteert te worden, dat de doodt daer op volge" (BWO 111 blz. 60) (zie ook het sukje over de geschiedenis van het Oldambt).

 

Zijn vrouw hertrouwde met Egbert Luijtjens Roon, luitenant onder kapitein Galema in Bourtange.



Luwert Fockens, kloostermeier

 

Wij Oldambtsters waren liever onder de kromstaf gebleven, in plaats van onder het schrikbewind van Burgemeester en Raad. Wij moesten nog een eeuw lang bloeden, terwijl ons land werd opgekocht door de vadzige renteniers, die te lui waren om zelf in zaken te gaan. En vanaf de preekstoelen van onze dorpskerken kweelden voortaan de lauwe preken van hun slaafse neefjes, aangewezen door de samenspannende grondbezitters. Landvreters!

Nu weet ik wel dat het Westfaalse boerenvolk geen prettig bestaan heeft gehad. Maar dat is grotendeels hun eigen schuld! Kijk nu maar eens naar die domme boerenkinkels die ‘s zomers bij ons om werk komen bedelen. Als onze roderoede (die we nota bene uit eigen zak betalen), niet hard zou optreden zou dat luie volk hier ook nog ‘s winters de staten onveilig maken.

Wij hadden onze zaakjes goed geregeld! We mochten onze aloude vrijheden houden en braaf gereformeerd blijven. En ook het stadsvolk zou geprofiteerd hebben: de gilden zouden weer in ere komen en de werkende man zou waar voor zijn geld krijgen.

De tegenwerping dat de geschiedenis ons anders heeft geleerd, accepteer ik niet. Want als de eerwaarde graaf Van Galen het pleit al in 1665 had gewonnen, dan had de landkaart van Europa er anders uitgezien. Dan was hij zeven jaar later niet in dat heilloze beleg verzeild geraakt. Dan hadden ook de eerwaarde heer aartsbischop van Keulen en zijne majesteit de koning van Frankrijk zich anders opgesteld en meer tolerantie ten opzichte van de gereformeerden betracht. Uiteraard zouden de katholieken in Groningen weer terugvallen in hun bijgelovige praktijken. Maar ook wij gereformeerden zouden worden vrijgelaten in onze consciëntie, zoals dat ook in andere prinsbisdommen zoals het hoge stift Osnabrück gebeurt.

Ik heb verder vernomen dat de geleerde heren historici in het hoge stift Münster later heel anders over de eerwaarde bisschop hebben geoordeeld: een modern vorst, die de achterhaalde feodale structuren van zijn arme landje stevig heeft opgeschud, de adel terug op zijn plaats heeft gezet en het staatsapparaat heeft gemoderniseerd.

Helaas kregen wij Oldambsters ongelijk en rolde mijn hoofd over de Grote Markt. Schaamt u, stadjeders!

 

Otto Samuel Knottnerus: https://groninganus.wordpress.com/2005/08/28/rabenhaupt-spreekt/