Inhoudsopgave
- Harm van der Kaap
- Elske van der Kaap
- Geertje van der Kaap
- Jacob van der Kaap
- Grietje van der Kaap
- Karst van der Kaap
- Antje van der Kaap
- Roelfke van der Kaap
Kinderen van Karst Jacobs
- Onze achternaam
- Familiewapen
- De naam van de vader
- Albert van der Kaap
- Kwartierstaat Albert vd Kaap
- Kwartierstaat Geertje Kemper
- Kwartierstaat Zwaantje Wigboldus
- Bieuwkje Wijnalda
- Fockens
- Wigboldus Homeri
- Grimminga en Mees
- Het werk achterna
- Nazaten van Elske
- Zevenhuizen
- Nieuws
- Nieuwsbrieven
- Naamgeving
- Historische kaarten
- Historisch weer
- Het veen
- De Teyler erfenis
- Boeken over Drente
- Links
Rubrieken
Focktyen Fockens
Focktyen Fokkens, getrouwd met Menno Hendricks was, via Bermardt ten Veenhuis, een voorouder van Zwaantje Wigboldus. Hieronder wordt een schets gegeven van de voorouder van Focktyen.
Menne Fockens
Over de vermoedelijke stamvader van de Fockens, Menne, is weinig
bekend. Hij werd rond 1490 geboren en in documenten wordt hij
vermeld als wonende op 16 juli 1527 in Oldambt. Ook staat jij op
een lijst van landeigenaren rond 1532 in Reide. Ook zou hij
gewoond hebben in Borgsweer, dat gelegen was op een wierde. Het
had, zo blijkt uit een verklaring uit 1487, tot het begin van de
vijftiende eeuw een borg en vormde tot ver in de zestiende eeuw
een zelfstandige rechtstoel. Het had ooit, zo wordt duidelijk
uit een gedenksteen uit 1635 een kerk, gewijd aan Nicolaas van
Myra, ‘onze’ Sinterklaas.
Focko Mennes
Menne’s zoon Focko, uit Borgsweer werd geboren rond 1515 en
overleed op 20 mei 1584. Hij wordt 30 mei 1541 genoemd onder de
eigenaren van het land tussen Dallingeweer en Reide, die willen
"dijken" (bereid zijn tot dijkonderhoud of het aanleggen van een
nieuwe dijk). In deze jaren hadden de Eems- en Dollarddijken het
zwaar te verduren en ging veel land verloren. Hij wordt nog eens
vermeld op 27 maart 1542. Op 1 september 1548 wordt hij, met
anderen, aangeschreven om over dijkonderhoud te spreken. Volgens
een stuk, gedateerd 27 mei 1549, verlaat hij voor zichzelf en
"van wegen Febko Aelts kinder" buitendijks gelegen gronden bij
Fiemel. Op 18 oktober 1554 komen Bauwke Eppens, Focko Tyackens
en Focko Memmens voor als voorstanders over de kinderen van
wijlen Febeko tho Wartum; gezien diens oriëntatie op Termunten
zal zeker Focko Mennens zijn bedoeld. Aylt Phebekens tho Wartum,
schatbeurder van Lutke Termunten, noemt in zijn rekening in 1556
enkele malen "Foecko Mennes".
Ulfert Fockes
De zoon van Focko, Ulphert Fockes, werd geboren rond 1545 en
overleed voor 1622 en werd begraven in Eenrum. Hij was in 1598
landbouwer op Hoysum te Warffum, dat zo’n 50 kilometer ten
Noord-Westen van Borgweer ligt. Hij houdt op Hoysum 150 juk land
in huur van de Commanderij te Warffum voor 200 Emder gl. en een
vet zwijn. Later zou hij verhuisd zijn naar "Huninga" te Eenrum;
op gezag van aantekeningen van Mevrouw J. Siccama - Abbring te
Vierhuizen noemt Ritzema van Ikema hem en zijn vrouw als de
oudstbekende bewoners van "Huninga". Eenrum ligt zo’n tien
kilometer ten westen van Warffum.
Hij was getrouwd met Dedde Edzes die afkomstig was van
Lesterhuis bij Woldendorp, drie kilometer ten zuiden van
Borgsweer.
Van verschillende leden van deze familie zijn wapens bekend. Het
wapen - kleuren niet bekend - toont hetzelfde beeld als dat van
de Huningas, die uit dezelfde omgeving afkomstig waren, een
omgewende leeuw. Zo staat ook op de grafzerk van een zoon van
Ulfert Fockes, Focko Ulpherts te Warffum, een omgewende leeuw.
Op de grafzerk van diens vrouw Gese Jacobs staat een gedeeld
wapen: I. een halve adelaar; II. een dwarsbalk beladen met een
ster; Helmteken een ster.
Focko Ulpharts
Focko Ulpharts, zoon van Ulfert, werd geboren rond 1565 in Warffum en overleed op 25 april 1617. Hij werd begraven in Warffum. Hij trouwde rond 1590 op Hoysum (Warffum) met Gese (Geesje) Jacobs. Zij stier op 4 januari 1617. Zij kregen (in ieder geval) vier kinderen, Bauwe, Focktyen, Jacob en Edzo.
Focktyen Fockens
Focktyen, dochter van Focko, werd geboren rond 1590 op Hoysum en overleed na 1621. Zij trouwde met Menno Hendricks, de kleinzoon van Elteko Eltekens, een rijke Groningse boer. Diens zus Assa was getrouwd met dominee Wigboldus Homeri.
Dat ook de Fockens tot de rijke boeren gerekend mogen worden en
daarmee tot, wat genoemd wordt, de sub-elite van Groningen,
blijkt wel uit de huwelijken van Focktyen’s broers (zie kaders).
Jacobs
Fockens Focktyens broer Jacob Fockens trouwde met Ettien Havicks
Louwens, gestorven op 17 november 1645. Jacob wordt op
zijn grafzerk "Arfgeseten op Hundinga" te Eenrum. Op
deze grafzerk te Eenrum, staat het familiewapen. Rechts:
Fockens. Links: een tot een krans gebogen wijnrank met
drie bladeren, drie druiventrossen en drie klauwieren.
Helmteken: Fockens met detekst "Anno 1645, den 17
November, is in den Heeren gerust die veel dochtzame
vrouwe Ettien Louwens, huisfrouwe van Eerenfeste Jacob
Fockens op Hundinga, voorwachtende een zalige
opeerstandige in Christo.” In 1634 komt hij voor als
kerkvoogd te Eenrum. Hoewel 10 november 1652 overleden,
komt Anna Lippens reeds 8 oktober 1652 als zijn weduwe
voor. |
Edzo Fockens |
Veel interessanter dan het leven van haar broers, zijn de lotgevallen van haar neef Louwert, zoon van haar broer Edzo. Louwert werd geboren op 16 februari 1630 en gedoopt op 21 februari 1630 in Warffum en hij stierf op 20 juli 1672 in Groningen. Luwert en zijn vrouw, Jickien Haijckens, worden op 25 januari 1660 genoemd als wonende in het Klooster Heiligerlee. Op 13 januari 1662 kopen zij een huis met schuur in het "Cloosterholt".
Klooster Heiligerlee In 1583 werd het klooster veroverd door de staatse bevelhebber Hindrick Karsgens, maar hij werd vervolgens aangevallen door Spaanse troepen onder leiding van Hans Spirata en moest zich overgeven. In 1594 werd het klooster met de reductie genationaliseerd door Stad en Lande, die in 1597 de kloostergebouwen liet verkopen. Rond 1600 werd daarop de Oldambtster boerderij De Hoogte op deze plek gebouwd. In 1603 werd de gastkamer van het klooster afgebroken. In 1618 kreeg de stad Groningen het corpus (landerijen in eigen gebruik) van het klooster en de Ommelanden de overige kloostergebieden. Hiertoe behoorde naar schatting 1780 'daaimt' (jukken; halve hectare) land. De veengebieden en bossen van het klooster werden in de resterende 17e eeuw en met name in de 18e eeuw verkocht door een kloosterfonds. |
Hij stierf, niet toevallig, in het jaar dat in Nederland het Rampjaar wordt genoemd, een jaar waarin de regering radeloos, het land reddeloos en het volk redeloos was. Louwert speelde een rol in de vijandelijkheden tussen de Bisschop van Munster en Groningen in 1665 - 1666 en 1672. Hij is namelijk een sterk voorstander van het losmaken van het Oldambt van de heerschappij van de stad Groningen. In 1666 werd hij door Johan Maurits van Nassau, die de Munsterse troepen uit Groningen had verdreven, beboet wegens heulen met de vijand. Op 1 mei 1672 sloot Louwert - op advies van de destijds naar Munster uitgeweken Johan Schulenburgh - als volmacht en gecommitteerde van het Oldambt een overeenkomst met de bisschop van Munster, volgens welke het Oldambt zich onder de bisschop zou begeven. Hij zegelde deze overeenkomst met een zegel, waarop een links staande leeuw. In hoeverre hij inderdaad volmacht had blijkt nergens. Op grond van deze als hoogverraad aangemerkte overeenkomst - gezegd wordt dat hij onder het nieuwe bewind ontvanger van het Oldambt zou worden - werd hij bij sententie dd. 20 juli 1672 te Groningen veroordeeld om "met den sweerde geexecuteert te worden, dat de doodt daer op volge" (BWO 111 blz. 60) (zie ook het sukje over de geschiedenis van het Oldambt).
Zijn vrouw hertrouwde met Egbert Luijtjens Roon, luitenant onder kapitein Galema in Bourtange.
Luwert Fockens, kloostermeier
Wij Oldambtsters waren
liever onder de kromstaf gebleven, in plaats van onder
het schrikbewind van Burgemeester en Raad. Wij moesten
nog een eeuw lang bloeden, terwijl ons land werd
opgekocht door de vadzige renteniers, die te lui waren
om zelf in zaken te gaan. En vanaf de preekstoelen van
onze dorpskerken kweelden voortaan de lauwe preken van
hun slaafse neefjes, aangewezen door de samenspannende
grondbezitters. Landvreters!
Nu weet ik wel dat het
Westfaalse boerenvolk geen prettig bestaan heeft gehad.
Maar dat is grotendeels hun eigen schuld! Kijk nu maar
eens naar die domme boerenkinkels die ‘s zomers bij ons
om werk komen bedelen. Als onze roderoede (die we nota
bene uit eigen zak betalen), niet hard zou optreden zou
dat luie volk hier ook nog ‘s winters de staten onveilig
maken.
Wij hadden onze zaakjes goed
geregeld! We mochten onze aloude vrijheden houden en
braaf gereformeerd blijven. En ook het stadsvolk zou
geprofiteerd hebben: de gilden zouden weer in ere komen
en de werkende man zou waar voor zijn geld krijgen.
De tegenwerping dat de
geschiedenis ons anders heeft geleerd, accepteer ik
niet. Want als de eerwaarde graaf Van Galen het pleit al
in 1665 had gewonnen, dan had de landkaart van Europa er
anders uitgezien. Dan was hij zeven jaar later niet in
dat heilloze beleg verzeild geraakt. Dan hadden ook de
eerwaarde heer aartsbischop van Keulen en zijne
majesteit de koning van Frankrijk zich anders opgesteld
en meer tolerantie ten opzichte van de gereformeerden
betracht. Uiteraard zouden de katholieken in Groningen
weer terugvallen in hun bijgelovige praktijken. Maar ook
wij gereformeerden zouden worden vrijgelaten in onze
consciëntie, zoals dat ook in andere prinsbisdommen
zoals het hoge stift Osnabrück gebeurt.
Ik heb verder vernomen dat
de geleerde heren historici in het hoge stift Münster
later heel anders over de eerwaarde bisschop hebben
geoordeeld: een modern vorst, die de achterhaalde
feodale structuren van zijn arme landje stevig heeft
opgeschud, de adel terug op zijn plaats heeft gezet en
het staatsapparaat heeft gemoderniseerd.
Helaas kregen wij Oldambsters ongelijk en rolde mijn hoofd over de
Grote Markt. Schaamt u, stadjeders!
|