Johan/Jan Jans Menerinck

Johan/Jan Jans Menerinck, zoon van Johan Boelemans Meneringh, geboren rond 1595 in Sellingen, overleden na 1664. Getrouwd op 12-09-1630 met Janneke Geerts Coops van Veele, geboren rond 1605 en overleden in Sellingen tussen 09-12-1656 en 09-06-1658, dochter van Geert Hiddes Coops en Wupcke N.. Uit dit huwelijk:

Johan had samen met een aantal anderen een stier. Ook leende hij meeerdere malen geld van iemand.

 

Janneke Geerts Coops

Herman Kopes. Uit diens huwelijk:

Geert Hiddes heeft betaald voor leedbier op 13-09-1647

Ene Jan Huitsing, zoon van Jan Huitsingh (ca. 1715-1800) en Alcke Jans (ca. 1718-1800), ged. Onstwedde 8 jan. 1752, † Onstwedde 19 nov. 1806 en getrouwd met Harmina Hiddingh, geboren Smeerling, ged. Onstwedde 11 jan. 1757, begr. Wedde 10 dec. 1789 kocht bij een openbare veiling op 7 nov. 1793 de boerderij ‘het Coops’ te Veele. Bij een publieke verkoop verkocht hij de boerderij op 1 sept. 1798 aan Harm Willems Nijmeijer; later woonde daar de familie Dijkmeijer.

Leedbier

Tussen 1500-1600 was het gebruikelijk bij de begrafenis van iemand een uitvaartmaaltijd of utigst te gebruiken. Een gebruik dat zijn oorsprong had in het heidendom. De Germanen hadden de gewoonte om na afloop van een begrafenis een grote maaltijd aan te richten en daarbij een stevige borrel te drinken, vooral bier. De overledene kreeg zelfs een deel daarvan mee op zijn of haar reis naar het 'zielenland'. Deze gewoonte was tussen 1500 en 1600 hier te lande ook nog volop in zwang. Het bier dat bij dergelijke gelegenheden werd gedronken, was niet anders dan het normale kluunbier dat vanwege de gelegenheid waarbij het werd gedronken, leedbier (of troostelbier, dodenbier, doodenbier, lijkbier of groevebier) werd genoemd. Het leedbier vormde in het eentonige landleven van die tijd een welkome afwisseling. Een dergelijke uitvaartmaaltijd, waarbij een keur aan spijzen werd opgedist en met veel bier werd overgoten vormde een kostenpost die iedereen lang niet kon betalen.

Heksenprocessen

In het begin van 1597 wordt Wipke Boelens (Wipke Tyarks) (82 jaar oud) gevangen gezet door de drost Jacob Enthens van Wedde. Dit zal een gevolg zijn geweest van de martelingen van Alke Engels en Johanna Lubberts, die gedwongen werden namen te noemen van andere heksen. zij werden tot de dood veroordeeld en op 17 februarie 1597 op de brandstapel gezet en verbrand. De tragedie begint als omstreeks juli/augustus 1596 Caspara, de vrouw van pastor Ludolphus Anthony van Blijham een appel krijgt van Alcke Engels, die zij vervolgens aan haar dochter Trijntje geeft. Als Trijntje 13 weken later ziek wordt en dreigt te sterven, denken de pastor en zijn vrouw dat de appel de oorzaak hiervan is. Zij verspreiden het gerucht dat Alcke hun dochter heeft betoverd en dat de appel vergiftigd zou zijn.

Wipke is de zuster van de richter der beide Oldambten Dodo T'Jarcx. Bij ondervraging van haar zoons Eitko Udens, Buntke Udens te Bellingwolde uit haar eerste huwelijk en Sijpko Boelens te Blijham uit haar tweede huwelijk, blijkt dat de drost heeft gezegd dat zij Anna Berendt Veersen's kind had betoverd. De richter Henrich Schinckel meent echter dat Johanna Lubberts haar zou hebben beschuldigd. Wipke wordt op de 21 februari 1597 samen met Hemme Aeldricks ter tortuur gesteld en blijkt ernstig te zijn gepijnigd.

Zij is zelfs tweemaal achter elkaar gefolterd, gerekt en gegeseld, waardoor zij zodanig letsel opgelopen heeft, dat richter Hendrich Schinckel daarover "betuegede na Wipke Boeles uthgestandene pijne wol gesien tho hebben, dat hoere armen also hen gehangen, als off sie die niet roeren conde offte reppen, unde were oock sunsten so swack op die beenen gewesen, dat sie wederomme ter plaetzen geleijt worden sij". Omdat zij niet gauw genoeg bekende werd ook nog "op allen oorden ende plaetzen hares lichams het haer" afgesneden.

Ten einde haar vrij te krijgen schijnt de drost 1000 gulden te hebben verlangd. Sijpke Boelens heeft met de drost onderhandeld en heeft hem 50 daler en een schuldbekentenis van 400 daler gegeven, die de drost nog steeds in zijn bezit zou hebben. Toen hun moeder Wipke uit de gevangenis kwam was zij ten gevolge van haar ondervraging kreupel en lam in haar armen en benen. Haar zoon Sijpke Boelens heeft 30 daler moeten betalen aan de chirurgijn Mr. Jorgen te Winschoten om zijn moeder beter te maken.

Voor een uitvoerige beschrijving over de Westerwoldse heksenprocessen verwijs ik naar het 8e deel van "Westerwolders en hun woningbezit van 1568 tot 1829", het kerspel Wedde, deel 1, de marke Wedde, door: C.J. en R.M.A. Wegman, blz.43 t/m 68.

Westerwolde

1536
Karel V wordt landsheer van Wes­terwolde.
In 1530 verovert de hertog Karel van Gelre Westerwolde nadat hij de inmid­dels herbouwde borg te Wedde heeft ingenomen. Enkele jaren later moet hij op zijn beurt het veld rui­men voor zijn machtige rivaal en naam­genoot uit het Bourgondisch-Habsburgse huis. Westerwolde gaat daarna deel uitmaken van het Spaans-Habsburgse rijk. Het gebied wordt een leenheerlijkheid maar behoudt zijn eigen landrecht en rechters. 

1594
Westerwolde gaat deel uitmaken van de Republiek.
In 1594 veroveren de Staatse troepen de borg te Wedde. Westerwolde wordt een Generaliteits­land en het landsheerlijk gezag komt in handen van de Staten-Generaal die zichzelf beschouwen als de wettige opvolgers van de afgezworen landsheer Philips II.    De Stad Groningen weet in 1619 het leen in eigendom te krijgen. De Stad benoemt van nu af aan de ambtenaren aan wie het bestuur en rechtspraak over de heerlijkheid was opgedra­gen met aan de top de drost die zetelde in de borg te Wedde. 

1594
Invoering van de protestantse eredienst.   
Met de verovering van Westerwolde door de Staatse zijde wordt ook de ‘Gereformeerde Kerk’ naar Calvinistisch model als enige toelaat­bare kerk geinstalleerd. De overgang van katholiek naar protestant betekent de verwijde­ring van alle ‘afgodesche beelden en schriften’ uit de kerken, al gebeurt dat lang niet overal even radicaal getuige de vele klachten in de zeventiende eeuw over nog aanwezige ‘paapse reliqen’ in de kerken. Katholieke priesters mo­gen hun ambt niet meer uitoefenen of treden over tot de protestantse religie. In Westerwolde zijn er veel pastoors die als hervormde predikan­ten hun ambt voortzetten. De over­gang naar het nieuwe geloof verloopt hier dan ook als een geleidelijk proces.