Net
als Odysseus zwierf ook Aeneas over de Middellandse zee, maar anders dan de
Griekse held keerde Aeneas nooit naar huis terug. Op het eiland Kreta vertelden
de goden dat zijn uiteindelijke bestemming Italia was, het land waar hun
voorvaderen vandaan kwamen. Na een lange zwerftocht vol ontberingen landen zeven
van zijn twintig schepen in een vliegende storm op de kust van Noord-Afrika, in
Carthago.
Carthago
was de stad van koningin Dido. Ooit woonde
zij in de stad Tyrus in Phoenicie (Punië), waar ze was getrouwd met een
schatrijke man. Maar haar broer was zo jaloers op die rijkdom, dat hij Dido's
man vermoordde. Ja hij wilde zelfs zijn eigen zuster vermoorden. Ze kon nog net
op tijd ontsnappen en vluchtte toen met een groep volgelingen over zee en ging
ergens in het huidige Noord-Afrika aan land. Van de goden mochten ze een stuk
grond in bezit nemen dat net zo groot was als de omtrek van een runderhuid. Nou, dat was niet veel. Maar wat deed
Dido? Ze sneed een huid in
smalle repen en daarmee kon ze een flink stuk grond omspannen. En daarop is de
nieuwe stad Carthago gebouwd.
De
Trojanen bleven in Carthago. Ze waren moe van alle omzwervingen en ze waren blij
dat ze nu eindelijk rust hadden. Ze hadden het best naar hun zin in die
prachtige stad en ze namen de
gewoonten
en gebruiken en zelfs de kleurige klederdracht van de bevolking over. En Aeneas?
Die werd smoor verliefd op koningin Dido en hij beloofde haar plechtig dat hij
haar nooit meer zou verlaten. Maar
niet alle Trojanen waren gelukkig met dit nieuwe bestaan. Hun hart trok toch
naar het onbekende vaderland en ze ergerden zich aan Aeneas, die zich gedroeg
als een verliefde schooljongen en die de opdracht van de goden helemaal vergeten
had.
En
de meeste Carthagers stond het helemaal niet aan dat hun koningin die vreemde
indringer zoveel macht gaf. Ze mopperden: 'Wij hebben Carthago zelf gebouwd,
zonder hulp van anderen en we
hebben die Trojanen helemaal niet nodig. En nu moeten we toezien hoe onze
koningin met de eerste de beste zwerver aanpapt en hem de baas over ons laat
spelen!' Jupiter, de oppergod, hoorde al dat gemopper en barstte woedend uit:
'Wat denkt die Aeneas wel? Dat hij maar een beetje in Carthago kan rondlummelen
en het knechtje van Dido spelen? Heb ik hem daarvoor soms gered? Naar Italia
moet hij en gauw ook!' En hij
stuurde een boodschapper naar de aarde om Aeneas te waarschuwen. Die schrok
daarvan geweldig. Het was waar, door zijn liefde voor Dido had hij de opdracht
van de goden helemaal
vergeten.
Hij vond het vreselijk haar te moeten verlaten, maar er zat niet anders op. Maar
wat zou Dido ervan zeggen? Aeneas durfde het haar niet te vertellen en daarom
liet hij in het grootste geheim alles voor het vertrek in orde maken. Natuurlijk
kwam Dido er toch achter en ze smeekte Aeneas bij haar in Carthago te blijven.
Aeneas legde haar uit dat het de wil van de goden was dat hij vertrok. Toen werd
ze lijkwit van drift en stampvoetend schreeuwde ze: 'Als een stelletje zwervers
kwamen jullie hier. Ik heb jullie voedsel en kleren en onderdak gegeven. En jou,
Aeneas, heb ik mijn paleis, mijn liefde, ja alles gegeven wat ik had. En nu ga
je er vandoor. Je maakt me tegenover iedereen belachelijk. 0, ik haat je,
Aeneas. Ik haat je! Ik haat je!' Aeneas voelde zich ellendig en schuldig. In z'n
hart gaf hij haar gelijk, maar toch kon hij niet blijven. De goden wilden het
immers zo. Toen bedacht Dido, die begreep dat ze Aeneas voorgoed verloren had,
een afschuwelijk plan. Op de binnenplaats van haar paleis liet ze een enorme
brandstapel oprichten en daarop legde ze de wapens en de kleren die Aeneas in
Carthago gedragen had. Haar zuster, die verbaasd vroeg waarom ze dat deed,
maakte ze wijs dat het ging om een toverkunst, waarmee ze Aeneas terug kon
krijgen. In het holst van de nacht zeilden de schepen van de Trojanen de haven
uit. Met een hart zwaar van schuld stond Aeneas aan dek en keek naar de stad die
steeds kleiner werd. Plotseling werd de nachtelijke hemel boven Carthago fel
verlicht door hoog opschietende vlammen en de wind droeg Dido's laatste woorden
over het water: ' Aeneas , ik vervloek je en in jou vervloek ik alle Trojanen!'
Er
klonk nog een doordringende kreet van de stervende koningin en toen werd het
stil. Dido had in de vlammen de dood gezocht en gevonden.
Nog
heel wat jaren gingen voorbij eer Aeneas en de zijnen zich in Italia konden
vestigen en pas veel en veel later - Aeneas was toen allang gestorven - werd
door zijn nakomelingen de stad Rome gesticht. Maar door de eeuwen heen bleef
Dido's vloek rusten op het voIk van Aeneas: Altijd zijn Carthago en Rome
doodsvijanden gebleven!
|