Sophy Roberts (2002). De verdwenen piano’s van Siberië. Vertaling van : ‘The Lost Pianos of Siberia’.
Uitgeverij Ambo/Anthos, Amsterdam/VBKU, Antwerpen, 2022.Paperback, 23 x 15 cm, 415 pagina’s, kaarten, foto’s, chronologie, literatuur, noten, register.ISBN 978-90-263-5505-9; € 27,99...

De verdwenen piano’s van Siberië

De schrijfster (°1972) is een Schotse reisjournalist. In 2016 ging ze voor drie jaar op zoek naar piano’s in Siberië. Ze beschrijft ook heel het landschap tussen de Oeral en de Stille Oceaan en tussen de Noordelijke IJszee en de Mongoolse steppe. En ze toont veel sympathie voor de bewoners, die altijd veel ontberingen moesten doorstaan. De klimaatcrisis slaat nu hard toe: de permafrost smelt, gebouwen barsten, grote stukken toendra imploderen, ontdooid methaangas ontploft.

De verdwenen piano’s van Siberië

Jef Abbeel


Vanaf de 17de eeuw werden misdadigers en dissidenten naar Siberië gestuurd. In 1774 introduceerde Catharina de Grote piano’s uit Londen in Rusland, nadat Elisabeth de opera al had binnengebracht. Catharina liet de Grote Siberische Heerbaan aanleggen, zodat reizen door Siberië makkelijker werd. Langs die weg kwamen Chinese zijde, rabarber en thee naar Europa (p. 81). Kjachta aan de Mongoolse grens was de theehoofdstad en een belangrijke muziekstad.

Maar vanaf de aanleg van het Suezkanaal (1869) en de Transsiberische Spoorweg (1891-1904) ging de theehandel grotendeels daarlangs. Tijdens de Oktoberrevolutie en de Burgeroorlog werden de meeste thee-miljonairs vermoord.


Polen werd door Catharina rond 1790 van de kaart geveegd en na de opstand van 1830 werden tienduizenden Polen naar Siberië verbannen voor dwangarbeid. Ze zorgden er ook voor onderricht en muziek, net zoals de Dekabristen. Chopin vluchtte in 1831 naar Parijs en vertolkte de Poolse dwangarbeid in zijn trieste ‘Siberiana’. In 1863 kwamen de Polen nogmaals in opstand. De Russen stuurden nog eens 4.000 Poolse aristocraten naar Siberië en gooiden Chopins piano op de brandstapel. We weten niet hoeveel tienduizenden Polen verbannen zijn, wel dat ze grote liefhebbers van pianomuziek waren.

De Dekabristenopstand van 1825 maakt veel indruk op de schrijfster: de ballingen namen hun piano’s mee naar Siberië. Orkesten bestonden in Rusland soms geheel uit horigen, maar in Siberië bestond de horigheid niet. Daar had men wel orkesten van ballingen.
Toen de Hongaar Franz Liszt in 1842 naar Sint-Petersburg trok, bereikte de piano-cultus zijn hoogtepunt. Rond 1850 hadden de rijken een piano in huis als statussymbool.

Vanaf 1862 werden muziekscholen opgericht in Rusland en ook in Siberië: Tomsk en Irkoetsk. Een boeken- en muziekliefhebber verkocht tussen 1870 en 1890 meer dan 500 piano’s (p. 128).
Op het einde van de eeuw stond Rusland mee aan de Europese muzikale top met Tsjaikovski, Rimski-Korsakov, Rubinstein en Rachmaninov. De piano-industrie bloeide tot de Oktoberrevolutie.0 Deze onderbrak de opgang en bekende musici gingen op de vlucht, ‘Plunderwinkels’ verkochten muziekinstrumenten en kunstwerken die bij rijke burgers gestolen waren.
De revolutionairen hebben veel piano’s bewust kapot gemaakt en dit herhaalde zich tijdens de Chinese Culturele Revolutie (1966-1976). De pianofabrieken stortten in, componisten zoals Rachmaninov en Prokofjev vluchtten naar de VS. De moord op de tsarenfamilie wordt uitvoerig beschreven, maar zonder vermelding van de opdrachtgevers: Lenin en Sverdlov. De piano van de tsarina heeft het niet overleefd.

In de jaren 30 voerde Stalin zijn ‘socialistisch realisme’ in met vele beperkingen voor musici en kunstenaars. En door zijn Grote Terreur verdrievoudigde hij het aantal gevangenen in de goelag.
Tienduizenden Russen, Polen, Oekraïners, Balten etc. werden gedeporteerd, waardoor de bevolking van Siberië met 300% toenam.
Tijdens WO II werden de nationale schatten naar Siberië in veiligheid gebracht. Op het einde van de oorlog roofden de Russen bijna alles uit Oost-Europa en uit het oosten van Duitsland, ook de piano’s.
De Sovjetoverheid liet in de jaren 50-80 duizenden piano’s bouwen en bracht muziekscholen op hoog peil, totdat Jeltsin in 1991 de subsidies voor muziekonderwijs verving door een falende vrije markt. Vele muziekscholen kwamen in verval en werden gesloten omdat er geen geld meer was. De kunst van piano’s maken verdween.

In 2015 kreeg Roberts een verzoek van een talentvolle Mongoolse jonge vrouw, Odgerel Sampilnorov, om een piano te gaan zoeken in Siberië. Zij kwam uit een familie van Boerjaten, die door Stalin zwaar vervolgd waren (en die nu soldaat mogen spelen in Oekraïne).
In maart 2016 trok Roberts naar Siberië. Ze vertelt over de 500 stammen met 100 verschillende talen, de gedwongen collectivisatie en russificatie.
Ze zocht op vele plaatsen naar oude piano’s, maar meestal tevergeefs: in Sachalin vond ze veel muggen, veel liefde en menselijkheid; in het Altaj-gebergte vond ze het ‘spirituele hart van Rusland’; in het verre Harbin, nu Chinees Mantsjoerije, kreeg ze te horen dat Mao’s Rode Gardisten 80% van de kerken, synagogen en muziekinstrumenten hadden vernietigd: de piano was ‘een doodskist en de muziek de rammelende botten van de bourgeoisie’. De Rode Gardisten hadden de piano’s allemaal stukgeslagen en de muziekscholen geplunderd (p. 200). Gelukkig is er nu in China weer wel respect voor de piano en voor de (Russische) muziekleraren. Ze vond nog één oude piano terug in Harbin, maar ze mocht hem niet aanraken.

Ook in Magadan zocht ze naar een piano. Ze vond er een foto van uit 1940, ook een Japanse piano en een piano van Vadim Kozin, een tenor die in 1944 naar Kolyma was verbannen. Daar waren ook 5.000 Spaanse kinderen naartoe gebracht, ‘gered’ door de Russen tijdens de Spaanse Burgeroorlog van 1936-1939 (p. 222).

Van de ruim drie miljoen bannelingen in Kolyma hebben een half miljoen het overleefd, o.a. componist Zaderatski, pianoleraar van de laatste tsarevitsj.

De schrijfster trekt ook naar Novosibirsk, dat de grootste opera van Rusland heeft en waar tijdens het beleg van Leningrad veel kunstwerken naartoe waren gebracht. Daar stonden genoeg interessante piano’s, o.a. een Grotrian-Steinweg uit de jaren 30. In het nabije Akademgorodok, letterlijk ‘academisch dorp’, had Chroesjtsjov de toenmalige topwetenschappers bij elkaar gebracht. Het was toen het stadje met het hoogste IQ ter wereld. Er woonden ook vele musici. En ze vond er een oude Duitse piano uit 1905.

Ze trok ook naar het verre Kamtsjatka. Na de val van de SU vielen de subsidies weg en ontvolkte het vulkanische schiereiland. Er staat nog wel een Ibach-piano uit 1850. Op de Komandorski-eilanden had ze geen succes, op de Koerilen evenmin, maar in Chabarovsk vond ze een toestel uit de 19de eeuw.
Het laatste hoofdstuk gaat over de reis van een Grotrian-Steinweg-piano van Novosibirsk naar Ulaanbatar in Mongolië: 3.500 km, per vrachtwagen met aanhanger. Daar mag Odgerel Sampilnorov er nu op spelen. En zij is nu de bekendste pianiste van Mongolië.
Het boek is een ode aan Siberië, aan zijn cultuur, muziek en hartelijkheid. Wie nog meer wil zien en horen, kan terecht op www.lostpianosofsiberia.com.

Beoordeling
Roberts kan heerlijk vertellen in een voor iedereen begrijpelijke taal. Haar verhalen gaan niet enkel over piano’s, maar ook over geschiedenis, geografie, klimaat, vele kleine volkeren, godsdiensten, zeldzame dieren die stilaan verdwijnen, economie, aanleg van wegen, Poolse en Joodse ballingen, Russische schrijvers zoals Tsjechov en buitenlandse journalisten die Siberië bezochten in het verleden, merkwaardige mensen die tijgers beschermen of overblijfselen van de vermoorde Romanovs vonden, de opkomst van het muziekonderwijs in Rusland en de momenten waarop het klappen kreeg.

Al met al vond ze weinig piano’s, maar wel veel boeiende mensen en spannende verhalen. Zij is bijzonder goed gedocumenteerd en belezen, zoals blijkt uit de vele boeken uit de 19de en 20ste eeuw die in de voetnoten en bronnen vermeld zijn. Bij elk hoofdstuk is er ook een kaart, waar bijna alle plaatsnamen op staan.

Een kleine aanmerking: Roberts vergelijkt de tsaristische verbanningen met de goelag: beide systemen hadden wreedheid gemeen (p. 28). Maar tijdens de tsaren mochten Lenin en Stalin bij mensen inwonen, Lenin las er 250 kilo boeken, Stalin heeft er enkel gevist, gejaagd en kinderen voortgebracht. Ze spreekt altijd over ‘de Revolutie van 1917’, maar ze maakt geen onderscheid tussen die van februari en die van oktober. De laatste was veel ingrijpender en wreder. En op p. 16 zegt ze dat Lenin en Trotski de voornaamste architecten waren van de twee revoluties: dat klopt enkel voor de Oktoberrevolutie. Ze waren compleet verrast door de Februarirevolutie.

©Jef Abbeel, oktober 2023.