Bart Pennewaert (2012). Sneltrein China. Een land dat zichzelf
voorbijraast. Antwerpen: Uitgeverij Vrijdag. 192 p.;
tekeningen, bibliografie.
Sneltrein China
Bart Pennewaert verbleef van 2007 tot 2011 als diplomaat op de Belgische ambassade in China. Hij was een bevoorrecht getuige, benutte zijn tijd goed, documenteerde zich grondig over alle facetten van het land, had er veel persoonlijke contacten en vooral : hij kan onbevooroordeeld en kritisch observeren en zijn waarnemingen helder formuleren.
Inhoud
Sneltrein China
Zijn boek bestaat uit 25 kleine hoofdstukjes, die aspecten van
de Chinese maatschappij weergeven en vooral van de snelheid
waarmee alles verandert : het straatbeeld, de bouwwoede, de
woningen, de welvaart, het openbaar vervoer, de mentaliteit en
het materialisme van vele jongeren.
Concrete items zijn : de fietsers, die met hun zwart, bijna
uniform rijwiel van meestal hetzelfde merk “Vliegende Duif” het
stadsbeeld gedeeltelijk bepalen, maar steeds meer concurrentie
krijgen van de trotse autobezitters, die met 5 naast elkaar
crossen of stilstaan op 3 rijstroken.
De gewoonte om als expat ook een Chinese naam te bedenken en
deze ook op je naamkaartje te zetten. In zijn geval werd dat Pan
Bishen of god van de pen. VRT-correspondent Tom Van de Weghe
heette Tang Vehe of Tom Grote Harmonie, hoewel hij vaak de
minder harmonische aspecten toonde. Hier lezen we ook dat de 1,3
miljard Chinezen maar 200 achternamen hebben, waardoor er vlot
90 miljoen Jiangs en evenveel Wangs zijn, van elke soort dus
meer dan het totaal aantal inwoners van Duitsland.
De hutongs konden niet ontbreken. Van de 7.000 beluiken of
kleine steegjes in het centrum van Beijing blijven er minder dan
1300 over. De arbeidershuisjes zijn afgeleefd en verrot, maar de
bewoners willen er blijven wonen. Voor de Olympische Spelen werd
er een woonwijk afgebroken, met krachtige bulldozers, snel,
efficiënt en vooral ongenadig.
De taal dan. Pennewaert volgde privéles en ondervond hoe
moeilijk het Chinees is. Een andere toon kan een totaal andere
betekenis hebben : ma met lange a is moeder, maar met korte a
paard; dashi is zowel ambassadeur als grote stront. Er zijn geen
lidwoorden, meervouden, verbuigingen, vervoegingen; een Chinese
tekst is altijd veel korter dan een Nederlandse met dezelfde
betekenis. Woorden hebben vaak een agrarische herkomst : man
bestaat uit veld en kracht, m.a.w. iemand die met kracht het
veld bewerkt.
Chinezen kijken ook anders naar de wereld dan wij. Rood is het
symbool voor geluk, wit is de kleur van de dood. In de rij gaan
staan doen ze anders dan wij : niet achter elkaar, maar als
groep. Ze beslissen ook meer in groep. Wat wij gezag noemen,
noemen zij harmonie. Klassen van 45 leerlingen houden ze kalm
door ze in te delen in vier groepen, met elk een leider of
leidster, die moet letten op huiswerk, kledij en gedrag van zijn
of haar medeleerlingen.
Het wooncomplex waarin de wolkenkrabber van Pennewaert staat,
heet “Stad van de Tienduizend Werelden”. Hij woonde er op de 19°
verdieping en de lift bracht hem meteen in zijn eigen
appartement, met zijn eigen code. Het complex is omsloten door
muren ; tientallen bewakers en camera’s houden alles en iedereen
in ’t oog. De gewone Pekinees en zeker de miljoenen
inwijkelingen van het platteland moeten uiteraard met minder
tevreden zijn.
Het fenomeen hondjes : ze mogen max. 35 cm groot zijn in Peking
en kosten soms evenveel als topduiven uit België, waar de auteur
helaas niet over spreekt. De verwende beestjes brengen hem tot
een mooi gedicht, geïnspireerd op “Het Schrijverke” van Guido
Gezelle (1858).
Ook datingshows lopen uit de hand : wie met de vetste
bankrekening en de snelste auto kan pronken, krijgt het mooiste
lief.
De hypergroei dan. Pennewaert zoekt enkele verklaringen voor dit
fascinerend raadsel. Eén ervan is onnoemelijk hard werken, voor
heel lage lonen. Zijn uitspraak dat de Chinese arbeider slechts
2 % verdient van zijn Europese collega, klopt niet: met die 2 %
zou hij nooit een auto of woning kunnen kopen; en dan zou de
arbeider hier 4.000 € moeten krijgen (50 x 80 €). Verder een
sterke en slimme overheid, die de juiste keuzes maakt(e) en
internationale bedrijven dwong tot samenwerking en tot
overdracht van kennis en technologie. Een onwrikbaar geloof in
maakbaarheid en vooruitgang. Dit leidde tot superlatieven : de
snelste trein, de hoogst gelegen spoorlijn, de grootste koepel
(Het Ei), het duurste gebouw (de staatstelevisie of het
Vogelnest, beide van Rem Koolhaas). Ik mis hier nog de grootste
luchthavens, havens, winkelcentra. Ethische remmen zijn er niet
: eugenetica, stamceltherapie, genetische testen kunnen floreren
zonder bezwaren.
Die groei ontspoort sinds enkele jaren : zelfs premier Wen
Jiabao geeft toe dat hij niet stabiel, niet evenwichtig, niet
duurzaam is. Maar 7,5 % per jaar blijft nog altijd astronomisch
hoog vergeleken met onze stagnatie of recessie. Er zijn te veel
risicovolle leningen, de schuldgraad zou 90 % bedragen
(p. 104) i.p.v. bijna nihil of 43 % (Trends,23.08.12), in vele
bedrijven is het lopendebandwerk zo geestdodend dat er in 2010
zelfmoorden volgden bij Foxconn. De volgende regering zal andere
klemtonen (moeten) leggen.
Het sportsysteem krijgt te weinig aandacht : vroege selectie,
sportscholen waar kinderen een heel jaar doorbrengen en
onmenselijk hard trainen, leiden tot veel Olympische
medailles(128).
De melkpoedervergiftiging uit 2008 wordt tot op het been
uitgespit. De partij slaagde er niet in ze in de doofpot te
stoppen. Zhao Lianhai, de dappere man die iedereen alarmeerde,
werd aangehouden, kreeg 3,5 jaar cel en daarna huisarrest met
permanente bewaking door drie personen. Niemand steunde hem nog
: geen journalisten, geen kunstenaars, geen studenten(155).
De partij dan : almachtig, zoals Richard McGregor in 2010 al
schreef in “The Party”. Ze stelt de ministers aan, zegt hoe de
rechters moeten vonnissen, wat de journalisten wel en wat ze
niet mogen tonen en schrijven, ze benoemt de rectoren van de
universiteiten, de top van de grote bedrijven,.
Maar ze is meegegaan met de tijd : ze beslist niet meer of je
mag reizen of trouwen, hoe je kledij en uiterlijk eruit moeten
zien. Ze trekt de beste studenten en de beste ondernemers aan.
200 topfiguren staan met een rode telefoon met elkaar in
verbinding. De grondwet zegt er weinig over, maar ze erkent haar
als leidinggevende instantie van het land. Concreet houdt dat in
dat ze boven de wet en boven alles en iedereen staat.
De HST staat symbool voor China’s felle vaart. Tussen 2007 en
2010 bouwde China een netwerk uit van 13.000 km, groter dan
Frankrijk in 30 jaar. In 2012 zou elke provinciehoofdstad binnen
8 uur van Beijing moeten liggen. Maar de treinbestuurders
moesten alle ingewikkelde handelingen aanleren in 10 dagen
i.p.v. 2 maanden, zoals hun Duitse instructeurs adviseerden. En
de kost van een ticket lag te hoog voor de meeste Chinezen, de
bezettingsgraad moest geheim blijven, minister Liu had
steekpenningen aanvaard, de schulden liepen op tot 300 miljard
$. En in juli 2011 botste een sneltrein op een voorganger die
stilgevallen was. De twee rijstellen vielen van een viaduct naar
beneden, tientallen meter diep. 39 doden, 200 gewonden. Het is
nog altijd niet duidelijk waarom de achtervolgende trein niet
gewaarschuwd was.
’s Anderendaags zoefde alweer een nieuwe HST over hetzelfde
spoor. Net alsof het drama een eeuw geleden gebeurd was.
China heeft dus in 34 jaar een enorme sprong voorwaarts gemaakt,
nu dus een echte, want die van Mao was een droevige mislukking
met tientallen miljoenen doden. Maar het telt nog te weinig
bekende merken, behalve Haier voor huishoudtoestellen en Huawei
voor telecom. En het moet nog veel inspanningen leveren om naast
de toegenomen welvaart ook het nodige welzijn te creëren. De
nieuwe top, die einde 2012 aantreedt, telt minder ingenieurs dan
de huidige en zal zich wsch. focussen op een langzamere en
duurzamere groei, minder overdaad, meer respect voor de natuur
en voor het verleden, meer creativiteit, meer gelijkheid tussen
Wang-met-de-pet en de toppers, ook meer geluk.
Pennewaert eindigt met een literatuurlijst, die up-to-date is ,
die ook nog dingen vertelt die in het boek zelf niet staan en
die elke titel, film, blog of site voorziet van een kernachtige
, maar duidelijke typering van de inhoud. Op basis daarvan kan
de lezer een verantwoorde keuze maken.
Die lezer zal aan dit boek veel deugd beleven en geen enkel
essay overslaan. Daarvoor zijn ze te mooi en te persoonlijk
geschreven.
Zelf had ik graag wat meer gelezen over het Chinese sportsysteem
, over de aanwezigheid van Belgische bedrijven in China en hun
ervaringen daar en over de Chinese economische activiteiten in
andere werelddelen. Verder ook over Falun Gong, dat volgens de
beoefenaars sinds 1999 wreed vervolgd wordt omdat het meer
mediterende leden telt dan de partij zelf : ca. 85 miljoen tegen
ca. 77 miljoen.
De auteur had meer contacten met mensen die gestudeerd hebben
dan met de gewone man. Ook de succesvolle bedrijfsleiders komen
niet aan het woord. De gesprekken met zijn Chinese vrienden
komen soms wat oppervlakkig over. Als beginnend diplomaat, is
Pennewaert ook voorzichtig met het uiten van zijn eigen mening,
bv. over de afbraak van de hutongs of over de te snelle groei.
Voor dit laatste citeert hij wijselijk premier Wen Jiabao, die
zegt dat de groei niet stabiel, niet evenwichtig en niet
duurzaam is.
Laatste detail : enkele gallicismen zoals “pas op van” en “je
zet je” plus nog wat drukfoutjes
(“de “mirakel) zullen bij de volgende druk hopelijk uitgezuiverd
worden.
Maar globaal gezien is het een knap verhaal van een man die
talent heeft om te schrijven en
om na te denken over het Chinese groeiwonder, zonder
vooroordelen of Westers meerwaardigheidsgevoel.
Het boek had best wat meer aandacht mogen krijgen in de Vlaamse
en Nederlandse pers.
Referentie
Bart Pennewaert, Sneltrein China. Een land dat zichzelf
voorbijraast. Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2012. 192 p.;
tekeningen, bibliografie. ISBN 978 94 6001 161 0; € 17,90.
Jef Abbeel, augustus 2012.