Ivan Sonck. (2024). Leven en lijden op (en naast) de
atletiekbaan. 25 memorabele momenten.
Uitgeverij Willems, Noorderwijk/ Perruptio, Grimbergen, januari
2024. Paperback, 288 pagina’s, € 25 ISBN 978-94-933-0625-7.
Leven en lijden op (en naast) de atletiekbaan. 25 memorabele
momenten
Dit boek handelt over 25 memorabele atletiekmomenten uit de
periode tussen 1971 en 2022.
Ivan Sonck spreekt niet in de eerste plaats over de
toppresteerders, wel over wie de atleten waren.
Hij begint met een kort eresaluut aan Daniel Komen: zijn
wereldrecord op 3.000 m (7’20”67) zal op 1 september 24 jaar oud
zijn.
Inhoud
Leven en lijden op (en naast) de atletiekbaan. 25 memorabele
momenten
Jef Abbeel
Dave
Bedford komt dan als eerste aan de beurt met zijn 13’23”2 op
5.000 m in 1971. In 1972 deed hij nog beter met 13’17”21.Maar
eigenlijk gaat het in dat hoofdstuk vooral over de
uitzonderlijke prestaties van de Finnen tussen 1912 en 1936 en
later weer, in 1971 – 1976, met Väätäinen, Lasse Viren en Pekka
Vasala. Miel Puttemans en Karel Lismont krijgen hier terecht ook
een pluim.
Puttemans krijgt zijn echt eresaluut in hoofdstuk 2. Hij
schitterde vooral als recordloper. Ivo Van Damme haalde zilver
op zowel de 800 als de 1.500 m op de Olympische Spelen in
Montreal, helaas zijn enige Spelen. Bij de Memorial herdenken we
hem jaarlijks.
De Finse speerwerpster Tiina Lillak zal voor menig lezer minder
bekend zijn dan Joan Benoit, die in 1984 de eerste olympische
marathon voor dames won. In 2019 liep ze op haar 62ste nog 3 u
04’. Grete Waitz en Ria Van Landeghem krijgen hier terecht ook
een bloemetje. Sonck beschrijft dan het duel tussen Mary Becker
en Zola Budd, twee toppers op 1.500 en 5.000 m in de jaren
70-80. Henry Marsh is voor velen dan weer minder bekend. Zijn
mooie tijden op 3.000 m steeple leverden hem geen medailles op.
William Van Dijck liep in 1986 de beste wereldtijd op 3.000 m
steeple: 8’10”01. Op het WK in Rome (1987) werd hij 3de, op de
Olympische Spelen in Seoel pas 5de i.p.v. winnaar , door een
incident en op het EK van 1994 derde. Ahmed Salah uit het arme
Djibouti is opnieuw een onbekende voor velen. Hij was derde op
de marathon in Seoel.
Het volgende hoofdstuk beschrijft het verspringen op het WK van
1991 tussen Mike Powell en Carl Lewis. Powell won die keer met
8m95, een wereldrecord dat 33 jaar later nog altijd overeind
staat. Het vorige van Bob Beamon had 23 jaar standgehouden.
Ellen van Langen, olympisch goud op de 800 m in 1992, had door
blessures een te korte carrière. Dan volgen drie 10.000
m-loopsters: Derartu Tulu, Elana Meyer en Lynn Jennings, de
laatste met een misbruik-verleden.
Sonck merkt terecht op dat de Chinese mannen weinig presteren in
atletiek. De zwijgzame jonge vrouwen deden het tijdelijk beter:
op het WK van 1993 haalden ze overtuigend 6 van de 9 medailles
op 1.500, 3.000 en 10.000 m. En op de Chinese kampioenschappen
van dat jaar verbeterden ze op spectaculaire wijze de
wereldrecords op die drie afstanden, zogezegd dankzij
schildpaddensoep, in feite door toedoen van EPO. Jonathan
Edwards zette het wereldrecord hinkstap op 18m29 en kreeg
daarvoor twee eredoctoraten. Spannender en tegelijk tragischer
was het leven van Samuel Wanjiru, olympisch kampioen marathon in
2008 en olympisch recordhouder, winnaar van topmarathons,
miljonair, maar verslaafd aan alcohol en aan vrouwen. Zijn
landgenoot David Rudisha werd twee keer olympisch kampioen op
800 m en bezit nog altijd het wereldrecord met 1’40”91.
Allyson Felix was een wonderkind op 100, 200 en 400 m,
veelvoudig olympisch en wereldkampioen en verpersoonlijking van
“Niets is mooier dan een vrouw die loopt” (p. 207). En dat deed
ze op topniveau, van 2003 tot 2022.
Marathonloopster Shalane Flanagan is enkel bij insiders bekend.
Wayde van Niekerk daarentegen werd twee keer wereldkampioen en
één keer olympisch, met een wereldrecord op de 400 m.
Hij is de eerste atleet die zowel op de 100, 200 als 400 onder
drie magische grenzen liep: minder dan 10, 20 en 44 seconden,
nl. 9”94, 19”84 en 43”03.Een rugblessure maakte in 2017 een
einde aan zijn topprestaties.
Volha Mazuronak is dan weer een weinig bekende Wit-Russische
marathonloopster. In 2020 werd ze gestraft voor een open brief
tegen het geweld en de oneerlijke verkiezingen in haar land. En
sinds de oorlog tegen Oekraïne mogen ook Wit-Russen niet meer
deelnemen aan internationale competities.
De Keniaans-Israëlische marathonloopster Lonah Chemtai-Salpeter
is even weinig gekend, ondanks haar mooie 2u17’45”.
Jaroslava Magoetsjich is een elegante Oekraïense hoogspringster,
die sinds de oorlog in België woont. Ze vestigde enkele
wereldrecords bij de jeugd en zit nu aan 2m05, de beste
jaarprestatie in 2022.
Dan krijgen we weer een minder bekende: Jake Wightman, in 2022
wereldkampioen op de 1.500 m in 3’29”23. Bij Matthew
Hudson-Smith, Europees recordhouder op 400 m met 44”26, lezen we
vooral dat ook een atleet ernstige corona kan oplopen en donkere
jaren kan meemaken. Dat gold ook voor tienkamper Arthur Abele,
die in 2018 in Berlijn Europees kampioen werd.
Beoordeling
Sonck slaagt er weer in om een veelzijdig beeld te schetsen:
naast atletische prestaties krijgen we ook stukjes geschiedenis,
taalkunde, muziek, maatschappelijke toestanden. Dat was zo ook
in zijn vorig boek: ‘Atletiek in 15 verhalen’ (2021). Zijn
knappe wedstrijdverslagen zorgen dat de lezer de spanning
opnieuw beleeft. Bij elk verhaal toont hij zijn kennis van zaken
en een groot inlevingsvermogen. Hij weet ook de mens in de
atleet naar boven te halen.
Helaas staat er in dit boek van al die mooie atleten weer geen
enkele foto, blijkbaar de keuze van de uitgever. En een aantal
bekende toppers uit die periode ontbreken, terwijl weinig
bekende wel een portret krijgen. Van mij hadden Mo Farah, Armand
‘Mondo’ Duplantis, Sifan Hassan en Femke Bol er wel bij mogen
staan.
Bij de volgende druk mogen er enkele zetfouten uitgehaald
worden.
©Jef Abbeel, januari 2024
www.jefabbeel.be