Oorlog en Vrede

Home    |    Docent    |    Leerling    |    Historische links   |   Zoekmachines   |   Contact

   

opdracht 1  | opdracht 2  |  opdracht 3  |  opdracht 4  |  opdracht 5  |  opdracht 6  |  docent

   

opdracht 3

   

Bedenk waarom Augustus Vergilius opdracht gaf om een dergelijk verhaal over het onstaan van Rome te schrijven. 

Lees onderstaand verhaal en Kijk ook naar de afstamming van Aeneas

Vergilius en zijn Aeneas.

Vergilius krijgt een opdracht van Augustus.

“Vergilius, kom verder beste man, kom verder. Ik hoorde dat jij leuke verhaaltjes kan schrijven!” “Ja, keizer Augustus, wat u zegt is altijd waar. Uhum.. Waarom heeft u mij geroepen, o keizer?” “Na, je weet dat ik met mijn geweldige politieke kwaliteiten probeer om het dagelijks leven van Rome, en mijn inkomen, zo goed mogelijk te regelen. Dat gaat natuurlijk fantastisch. Maar ik moet iets hebben om me nog populairder te maken dan ik al ben.” “Hoest…” “Gezondheid. Maar, waar was ik… o ja. Ik wil nog populairder worden. En ik wil dat mijn macht en daden onbetwistbaar zijn net als die van de goden. Daarom wil ik dat jij voor mij een epos bedenkt, waar uit goede bronnen blijkt, dat ik van goddelijke afkomst ben.” “Huh, dat begrijp ik niet helemaal. U wilt een zoon van een god zijn?” “Jep, helemaal goed. En o ja, als je dan toch bezig bent, maak er dan ook in duidelijk dat Rome een voortvloeisel is van de eens zo fantastische Griekse cultuur en literaire tradities!” “Moet lukken. Wanneer moet het af?” “Zo snel mogelijk, want er staat elke dag een grotere meute voor mijn paleis te zaniken om brood… Enne, mondje dicht over deze opdracht hè? Het moet wel geloofwaardig zijn. Ga nu maar weer weg!” “Okidokie, dank u voor de opdracht. Eh, wat krijg ik er voor betaald?” “Ik geloof dat ik de leeuwen hoor brullen in het theater.” “Ah, ik begrijp het, tabee dan maar weer…”  

Vergilius zit in zijn werkkamer en denkt na over de opdracht.

 “Goddelijk afkomst! Pff, wat een blaaskaak. Na ja, een verhaaltje. Moet lukken. Er was eens een god. Nee, dat is een uitgemolken idee… Er was eens een man. Oké, klinkt beter. Een man in eh…Troje. Plagiaat kennen we nog niet in 25 v. Chr. Dank je Homerus… O, hoe ging die Odyssee ook al weer. O ja, Odysseus is op weg van Troje naar huis, na de list met het houten paard. Hij dwaalt over de zeeën, komt vreselijke monsters tegen, mooie vrouwen en komt uiteindelijk weer thuis bij zijn geliefde what’s her name…

Hoofdpersoon… Een man, mmm… honger. Stukje ananas zou er wel in gaan.  Ananas… HE!!! Aeneas!! O Jupiter wat ben ik geniaal.  Oké, niet helemaal Homerus na-apen. Eens zien. Odysseus was een Griek. Ehm… Aeneas wordt een Trojaan. Een halfgod! Toch wel, dat slaat altijd aan. Eens zien, er moet nog een mooie ‘babe’ in, waar hij bij blijft plakken. Mmm… Calypso. We hadden altijd ruzie met Carthagers vanaf 264-146 voor Chr. Kannik hen ook nog wel gebruiken.  Aeneas wordt verliefd op een Carthaagse schone. Dan gaat ie natuurlijk weg, net als bij Calypso. Waarom gaat ie weg… Hij had een vrouw ergens. Nee, want die is dood. Lekker drama maken.  Oja, hij moet natuurlijk hier terechtkomen. Hij gaat dus niet terug naar huis, naar Troje, zoals Odysseus naar huis, Ithaka ging. O, dommerd hij kan niet naar Troje, want dat was met de grond gelijk gemaakt. Hij was dus op zoek naar een nieuwe plaats om een stad te stichten. Waarom dan wel? O ja, de goden natuurlijk. Dan moet hij dus iets met de goden te maken hebben. Hij was al halfgod. Ehm… welke god was dan weer vreemd gegaan… Ach, Venus dan maar. Oké, Venus was z’n moeder. Hij ging weg uit Troje om een nieuwe stad te stichten. Hij wordt verliefd op een vrouw. Dido! Hij gaat weg, omdat zijn maten weg willen. Dido wordt boos. Ze vervloekt hem. Hij sticht een stad. Jee, geniaal. Een glas wijn zou er wel in gaan

Vergilius doet historisch onderzoek.

“Goedemorgen bibliothecaris.” “Goedemorgen, Vergilius, waarmee kan ik je van dienst zijn?” “Ik moet wat boeken hebben over Rome, en oorlogen van Rome.” “Heb je al in de computer gekeken.” “Doe niet zo debiel, we hebben nog ongeveer 2000 jaar geen computers.” “Oja, na, loop maar mee, ik heb hier wat perkamenten liggen. Waar heb je het voor nodig?” “Voor Aug… Ehm, o ja leeuwen… voor Augurkje, mijn neefje. Hij moet een project maken, maar is geen lid van de bieb. Ik wel, dus vandaar.” “Ah… ja, oké.” “Pfff.” Vergilius leest over het  ontstaan van Rome.

“Ah, wat interessant… Gosh, dit wist ik helemaal niet… Poepoe, das knap… 2 volkeren, ahah, … Gaap…Dit kan ik wel verwerken in m’n verhaaltje…Hier kan ik wel iets aardigs over verzinnen…goh…”

Vergilius praat met een leraar geschiedenis.

"He Albertus, jij heb toch nog laatst onderzoek gedaan naar de Punische oorlogen?” “Ja, heb ik inderdaad gedaan. Je kan er alles over lezen op mijn site… eh … perkament.” “Ik wil graag wat informatie over de Punische oorlogen voor mijn nieuwe boek: Eh… Augurkje en Ananas…” “Heh?” “Lang verhaal… Maar kan jij er het een en ander over vertellen?” “Ja, hoor, wat wil je weten.” “Eh, moet ik even over nadenken. Ik moet eerst weten welke informatie ik wil… Je weet wel, doelgericht zoeken. Zullen we ergens wat gaan eten, kan je me het allemaal vertellen. 

Vergilius en Albertus in een taverna.

  “Mmm, spekpannenkoeken, maar oké, vertel…” “Oké, de Punische oorlogen beg…” “Sorry, waarom heten het eigenlijk ‘Punische’  oorlogen?” “Vergilius… tsss… ik wist niet dat je zo dom was!” “Na ja zeg, hee, ik heb wel jouw pannenkoek betaald hoor!!!” “O, ja, Punisch komt van Phoenisch. Dido, de koningin van Carthago was door haar broer uit Tyrus in Phoenië verjaagd. Ze vluchtte met een groep volgelingen over zee en ging ergens in het huidige Noord-Afrika aan land. Van de goden mochten ze een stuk grond in bezit nemen zo groot als de omtrek van een runderhuid. Ze sneed de huid in hele dunne reepjes, en kon daarmee een flink stuk grond omspannen. Zo is Carthago ontstaan. De Carthagers worden soms ook wel Puniciers genoemd. De oorlogen dus Punische oorlogen.” *4 “gaap… oja, Phoenië dus. Nog een glas wijn?” “Graag, als jij betaalt.” “Naja, alsof een schrijver zoveel verdient!” “Moet je nog meer weten eigenlijk?” “Ja, wat waren de oorzaken van de Punische oorlogen?”  

Vergilius denkt na  

“Gaap, wat ontzettend saai. Daar kan ik echt niets mee. Het verhaal moet spannend zijn. Romantisch en drama… Ik doe het lekker anders!!!” 

Vergilius levert zijn verhaal in bij Augustus  

“Ha Augie, ik bedoel, Ave o keizer!” “A ja, Vergilius! Heb je het af? Geef hier!!! Ik wil het lezen!!!” “Ja hoor, maar kunnen we niet even een dealtje maken over wat ik er voor krijg…” “Wat is dat gebrul daar toch???” “O ja, de leeuwen, even vergeten.” “Oooo, Dido… Aeneas… Venus…Punische Oorlogen? Waarom heb je die er in verwerkt” “Ik moest een slechterik in het verhaal hebben.” “Aah, ik snap em!” “U bent geweldig… Hoest…” “Gezondheid. Je bent toch niet verkouden ofzo?” “Nee hoor, o grote keizer. Ik was enkel verbaasd over uw grote intellect. Kuch” “hee, doe je het weer. Als je mij maar niet besmet.” “nee hoor” “Goed verhaal!! Hier, ’n kruik wijn voor de moeite…” “U bent te goed. Hoest, kuch…” “Ga toch maar even bij een dokter langs?” 

Sarvi Sharifi en Kim Brouwer

   

© 1998-2004 Albert van der Kaap, Enschede. Alle rechten voorbehouden.