home 1 2 3 4 5 6 7 1 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18


De luit in de schilderkunst
 

De terugkeer van de Jagers

Pieter Codde (1633) 

Klik hier voor een vergroting

In een ruime, hoge kamer bevindt zich een feestelijk uitgedost gezelschap. Enkele vrouwen zitten rond een tafel, twee mannen zijn net binnengelopen. De achterste wordt door een van de vrouwen verwelkomd en houdt trots een dode haas omhoog. De andere man toont ons twee geschoten patrijzen. Dit werk van Pieter Codde wordt dan ook wel 'De terugkeer van de jagers' genoemd.

De heren zijn echter niet als jagers gekleed en 'jacht' moet dan ook figuurlijk opgevat worden, als 'liefdesjacht'. De erotische lading was voor een 17de-eeuwer meteen duidelijk, vooral door het grote bed in de hoek en de buit van de jagers: 'De haas jagen' en 'vogelen' stonden voor het bedrijven van de liefde. De patrijs werd daarbij nog beschouwd als 'de meest wulpse.

In de 17de eeuw hadden patrijzen een beruchte reputatie op het gebied van de erotiek. In zijn boek 'Iconologia of uytbeeldingen des verstands' (1644) zegt Cesare Ripa dat niets zo geschikt is om 'onghemaetighde Wellust en ongetoomde Geylheyt' aan te tonen als deze vogel. Een mannetjespatrijs zou bij het paren zo wild zijn dat hij vaak de eieren breekt van het vrouwtje. Zij kan dan niet meer broeden en moet weer met hem paren voor nieuwe eieren. Letterlijk zegt Ripa het als volgt: 'de Patrijs, diewelcke wel dickwijls van sulcken rasernie, in 't bij een komen, is aangehitst, en door soodaenighe ongemanierde Geylheyt ontsteken, dat het Manneken dickwijls de eyren breeckt, die 't Wijfjen broet, wesende daer door in 't broeden verhindert en verlet om sich daer mede te paeren'. van alle vogels'. 

Anecdote over Codde

Codde en zijn collega Buytewech bezochten op Pinksterdag van het jaar 1625 samen een herberg. Daar kregen zij hooglopende ruzie. Codde sloeg zijn collega 'een thinne wyns pint Int gesichte' (..), 'sulcx dat het bloet over des products cleederen heen sparte. In der voegen dat de prodt. In duyssing geraeck sijnde.'

Bron: Thera Coppens