Bronnen voor kinderarbeid
Bron
1
Bron 2
Bron 3
Bron 4
Bron 5
Bronnen
tegen kinderarbeid
Bron 6
Bron 7
Bron 8
Bron 9
Bron 10
Bron 11
Bron 12
Bron 13
Bron 14
Bron 15
Bron
1
Samuel
Courtauld
Samuel Courtauld was voor sociale hervorming.
Toch
was hij tegen de Fabriekswet van 1833, met als argument: Wetgeving die zich
bemoeit met de bedrijfsvoering van fabrieken is altijd slecht omdat het
vernieuwingen tegenhoudt en de productiekosten verhoogt. Als het parlement al
met wetgeving wilde komen dan moest het zich beperken tot het beschermen van
kinderen onder de tien jaar. Wetgeving was volgens Courtauld alleen aanvaardbaar
als aangetoond kon worden dat kinderen slecht werden behandeld, maar dit was in
de zijde industrie niet het geval. 'Geen enkel kind in de buurt', zo meende hij,
'is zo gezond als de kinderen in de fabrieken.'
Courtauld was net als alle zijde producenten sterk afhankelijk van jonge
vrouwelijke arbeiders. In 1838 bestond 92% van zijn arbeiders uit vrouwen. Het
hoge percentage of vrouwelijke arbeidskrachten hielp de loonkosten laag te
houden. Terwijl volwassen mannen 7 shilling en 2 dime verdiende, kregen vrouwen
minder dan 5 shilling. Het goedkoopst waren de meisjes onder de elf die slechts
2 shilling 5d per week kregen.
[naar boven]
Bron
2
Kinderarbeid
in de fabriek van Richard Arkwright
Om de machines van Arkwright te bedienen waren slechts weinig
mensen nodig, en dan nog alleen kinderen, geassisteerd dor een opzichter. Een
kind kan gemiddeld evenveel produceren als tien volwassen. Met de Spinning Jenny
kun je 100, 200 of meer draden tegelijk spinnen en er is slechts een persoon
nodig om de machine te bedienen.
Tien jaar nadat hij niet meer had bezeten dan 5 pond kocht Arkwright een
landgoed van 20.000 pond, terwijl duizenden vrouwen, als zij al werk konden
krijgen, lange dagen bezig waren met spinnen en kaarden waarvoor zij niet meer
dan vier of vijf pennies kregen.
Ralph
Mather, An Impartial Representation of the Case of the Poor Cotton Spinners
in Lancashire (1780)
[naar boven]
Bron
3
Dokter
Thomas Turner
Vraag:
Kunt u, op basis van uw ervaring, een vergelijking maken tussen de gezondheid
van kinderen in katoenfabrieken en in andere beroepen?
Antwoord:
Ja
Vraag:
Wat zijn de resultaten van uw observaties op dit punt?
Antwoord:
Dat mensen die in fabrieken werken veel gezonder zijn dan wevers en evengoed
als mensen in andere beroepen.
Vraag:
Heeft u , in de afgelopen maand, de fabrieken van MaConnell and Kennedy in
Manchester geïnspecteerd?
Antwoord:
Ja
Vraag:
Hoeveel mensen werkten er in die fabriek?
Antwoord:
1125
Vraag:
Hoe was in het algemeen gesteld met hun gezondheid?
Antwoord:
Het algemene beeld was goed en gezond.
Vraag:
Denkt u dat het de gezondheid van kinderen van acht jaar ten goede komt als
zij twaalf uren op hun benen moeten staan?
Antwoord:
Ik niet voorbereid om u daaro[ een antwoord te geven
Vraag:
Is uw medische kennis zo gering dat u zich er geen mening over kunt vormen, of
dit schadelijk is of niet?
Antwoord:
Men kan erover van mening verschillen.
Vraag:
Ik vraag naar uw mening.
Antwoord:
Omdat ik niet over
feitelijke gegevens beschik durf ik u geen antwoord te geven.
Vraag:
Denkt u dat het gevaarlijk is om een kind van acht jaar veertien uur te laten
staan zonder pauze?
Antwoord:
Ik denk dat het kind er moe van zou worden. Maar ik durf niet te zeggen of de
gezondheid er schade door zou leiden.
Vraag:
U kunt er zich geen mening over vormen of het schadelijk voor de gezondheid is
om een kind van acht jaar veertien uur te laten staan zonder pauze?
Antwoord:
Ik kan u daarop geen antwoord geven.
Vraag:
Verwacht u niet dat mensen die katoen moeten slaan , waarbij veel stof en vuil
vrijkomt hier schade van ondervinden?
Antwoord:
Ik heb geen reden om dat te denken
Bron:
ondervraging van Thomas Turner door het Hogerhuis in 1819
[naar boven]
Bron
4
Samuel
Greg
Samuel Greg, de tweede zoon van Thomas Greg and Elizabeth
Hyde, werd geboren in Belfast in 1758. Zijn vader was een succesvol koopman en
schipeigenaar. Ook de familie van zijn moeder bestond uit rijke zakenmensen.
Haar broer, Robert Hyde was koopman in Manchester. Hij importeerde linnen uit
Ierland en liet dat in Lancashire weven.
Rond 1790 was Greg ervan overtuigd dat het de beste oplossing
voor zijn arbeiders probleem was om een Leerlingen Huis te bouwen en kinderen
uit werkhuizen te kopen. Het gebouw voor de leerlingen kostte 300 pond en bood
ruimte aan meer dan 90 kinderen. In het begin kwamen de kinderen uit
plaatselijke parochies zoals Wilmslow en Macclesfield, maar later ging hij zelfs
naar Liverpool en Londen om deze jonge arbeiders te vinden. Om fabriekseigenaren
aan te moedigen om werkhuis kinderen te nemen, kregen mensen als Greg tussen
twee en vier pond voor elk kind dat zij in dienst namen. Greg eiste ook dat de
kinderen die hem gestuurd werden twee verschoningen , twee paar sokken en twee
schorten hadden.
De 90 kinderen (60 meisjes en 30 jongens) in Styal vormden 50%
van de arbeidskrachten. De kinderen kregen kost en inwoning en twee pennies per
week. De jongste kinderen werkten als spoelers en als arbeiders die de gebroken
draden weer aanhechten., maar na een paar jaar in Styal mochten zij spinners en
kaarders worden. Sommige van de oudere jongens werden vakbekwame technici.
[naar boven]
Bron
5
Andrew
Ure
Andrew Ure, geboren in Glasgow in 1778, kwam uit een
welgestelde familie. Hij kreeg een dure opleiding. Hij werd profesoor in de
chemie en de filosofie in Glasgow. Als chemicus deed hij onderzoek voor de
regering en prive bedrijven.
Ik heb, gedurende verschillende maanden,
veel fabrieken bezocht, zowel in Manchester als in de omliggende
districten en ik heb niet een keer gezien dat een kind geslagen werd. De
kinderen leken altijd vrolijk en vlug, zij hadden er duidelijk plezier in om hun
spieren te gebruiken. Het werk van deze levendige elfjes leek op het bedrijven van
sport. Zich bewust van hun vaardigheid, waren ze verrukt deze aan elke
vreemdeling te laten zien. Op het eind van de dag toonden zij geen teken van
uitputting.
Andrew
Ure, The Philosophy of Manufactures (1835)
[naar boven]
Bron
6
Robert Owen
Zeventien jaar geleden kochten een aantal personen, onder wie
ik zelf, de fabriek van meneer Dale in New Lanark. Ik trof er 500 kinderen aan,
afkomstig uit armenhuizen, voornamelijk in Edinburgh, in de leeftijd van 5 à 6
tot 7 à 8. Zij werkten dertien uur per dag. Hoewel deze kinderen goed gevoed
waren waren hun ledematen zeer misvormd, de kinderen waren onvolgroeid en hoewel
een van de beste schoolmeesters elke avond aan deze kinderen les gaf, maakten
zij slechts langzaam vorderingen, zelfs bij het leren van het alfabet. Ik kwam
tot de conclusie dat de kinderen gewond waren omdat zij op zo jonge leeftijd
gedurende zoveel uren in de fabrieken tewerk werden gesteld. Daarom nam ik,
zodra ik daartoe de macht had, maatregelen om een eind te maken aan een zo
schadelijk systeem.
Robert
Owen voor Robert Peel's commissie van het Lagerhuis over New Lanark.
(26 april 1816)
[naar boven]
Bron
7
James
Farington
Ik liep 's avonds naar Cromford en zag hoe kinderen uit de
fabriek van meneer Arkwright kwamen. Deze kinderen hadden gewerkt vanaf 6 of 7
uur 's morgens en nu is het zeven uur s' avonds.
Uit
het dagboek van James Farington (22 augustus 1801)
[naar boven]
Bron
8
John
Reed
John Reed is een droevige, misvormde jonge man uit Cromford.
Dit is zijn trieste verhaal:
'Ik begon in de fabriek van de Arkwrights te werken toen ik negen jaar was. Ik
was toen een sterke, gezonde jongen. Ik begon met twee shilling in de week voor
72 uur werk. Ik werkte 10 jaar in deze fabriek en kreeg uiteindelijk
6 shilling en drie dime in de week, het hoogste loon dat ik ooit heb gehad.
Ik werd langzamerhand kreupel tot ik op negentien jarigge leeftijd niet meer aan
de machines kon staan en mijn werk op moest geven. In totaal had ik ongeveer 130
shilling verdiend en voor dit bedrag ben ik kreupel geworden, zoals u kunt zien.
Ik werd aan de kant gezet door degenen die hadden geprofiteerd van
mijn werk zonder dat ik ook maar een cent kreeg.
Uit
een interview van William Dodd met John Reed, een arbeider in de fabriek van
Arkwright in Cromford (1842)
[naar boven]
Bron
9
Opzichters
en bazen
De naam van de opzichter bij het kaarden was Thomas
Birks; maar iedereen noemde hem Tom de duivel. Hij was een zeer slecht mens -
hij werd door de baas aangemoedigd om al het personeel slecht te behandelen,
maar vooral de kinderen. Ik hem vaak gezien hoe hij de jurken van grote meisjes,
zeventien of achttien jaar, op trok en de meisjes ze over de knie legde en hen
afranselde met zijn hand terwijl mannen en jongens toekeken.
Iedereen was bang voor hem. Hij liet ons niet eens
praten. Toen hij eens viel en ongelukkig neerkwam waren we zeer blij
en hoopten dat hij dood zou gaan.
Toen hij ziek was kwam William Hughes in zijn plaats.
Hij kwam naar mij toe en vroeg waarom mijn machine stilstond. Ik zei dat ik dat
niet wist omdat ik hem niet had stophezet. Een klein jongetje aan de andere kant
had hem stopgezet maar die was te bang om dat toe te geven.Er was een opzichter.
Hughes begon mij te slaan met een stok an toe hij daarmee klaar was zei ik dat
ik het aan mijn moeder zou vertellen. Daarna liep hij weg en stuurde de baas
naar mij toe. De baas begon mij tot bloedens toe met een stok op mijn hoofd te
slaan. Mojn hoofd deed zo'n pijn dat ik lange tijd niet kon slapen. Ik heb
sindsdien die tijd nooit meer echt goed kunnen slapen.
Een jonge vrouwen, Sarah Goodling, voelde zich niet
goed en daarom zette ze haar machine stop. James Birch, de opzichter sloeg haar
tegen de grond. Ze probeerde zo goed en zo kwaad als het ging weer op te staan.
Hij sloeg haar opnieuw tegen de grond. Toen werd ze naar het leerlingen huis
gebracht. Haar bedgenoot vond haar dood in bed. En dat had je Mary. Ze gooide
haar etensblik op de grond. De baas, meneer Newton, schopte haar op plaatsen
waar hij dat niet zou moeten doen. Na enige tijd stierf zij. Caroline Thompson
werd zo lang geslagen dat zij er letterlijk gek van werd.
Uit
de Ashton Chronicle (23 juni 1849)
[naar boven]
Bron
10
Robert
Blincoe
Blincoe was ingedeeld in een ruimte waar ene Smith de
leiding had. Zijn eerste werk was het oprapen van de katoen die op grond was
gevallen. Det leek gemakkelijk en hij ging enthousiast aan het werk alhoewel hij
bang werd van alle beweging en het lawaai van de machines, en hij flink last had
van stof en pluizen die hem haast deed stikken. Niet gewend aan de stank werd
hij al spoedig misselijk en door het constante bukken kreeg hij pijn in de rug.
Daarom nam Blincoe de vrijheid te gaan zitten. Maar hij kwam er al gauw achter
dat deze houding in katoenfabrieken streng verboden was. Smith, de opzichter,
vertelde hem dat hij moest blijven staan. Dat deed hij tot twaalf uur, zes en
een half uur achter elkaar, zonder pauze.
John
Brown, A Memoir of Robert Blincoe (1828)
[naar boven]
Bron
11
Mary
Richards
Een meisje, Mary Richards, dat zeer kwam werd genoemd
toen zij het werkhuis verliet en die nog geen tien jaar
was ging naar een tekenraam.(drawing frame)
Hieronder, ongeveer 30 centimeter boven de vloer, was een horizontale
stok waarmee de boven liggende ramen werden omgedraaid . Op een avond werd haar schort gegrepen door de stok. In een seconde werd het arme meisje gegrepen met een
onweerstaanbare klap op de grond gesmeten. Ze schreeuwde het uit. Blincoe
rende naar haar toe, maar hij kon slechts machteloos toe kijken bij deze horror
scene. Hij zag hoe ze telekens rondgedraaid werd en hij hoorde hoe de botten van
haar armen, benen en dijen werden fijngemalen. Haar lichaam werd steeds dieper
de machine ingedraaid, haar bloed droop uit het frame en stroomde over de grond.
Haar hoofd leek in stukken gehakt.
John
Brown, A Memoir of Robert Blincoe (1828)
[naar boven]
Bron
12
Dokter
Michael Ward
Vraag:
Wat kunt u zeggen over de gezondheid van de arbeiders in katoen
fabrieken?
Antwoord:
Ik heb vaak mensen uit fabrieken zien komen en af en toe patienten
bezocht. Vorige zomer bezocht ik drie katoen fabrieken met dr. Clough uit
Preston en meneer Barker uit Manchester en we konden het er nog geen tien
minuten uithouden zonder naar adem te snakken. Hoe kunnen mensen die gedoemd
zijn hier twaalf tot vijftien uur door te brengen dit verdragen? Als we rekening
houden met de hoge temperatuur en de luchtvervuiling verbaast het mij
zeer hoe de arbeiders deze opsluiting zo lang kunnen volhouden.
Vraag:
Wat kunt u zeggen over de gezondheid van kinderen in katoen fabrieken
als u die vergelijkt met die van kinderen in andere beroepen?
Antwoord:
De gezondheid van kinderen in katoen fabrieken is veel slechter dan die
van kinderen in andere beroepen.
Vraag:
Wat kunt u de commissie verder nog vertellen?
Antwoord:
Katoenfabrieken zijn slecht, zowel voor de lichamelijke als de
geestelijke gezondheid van arbeiders. Het zijn broedplaatsen van ziektes en
ondeugd.
Vraag:
Hebt u ongelukken met kinderen in de fabrieken waargenomen?
Antwoord: Toen ik arts was in het ziekenhuis werden er regelmatig slachtoffers
van ongelukken binnengebracht. Handen en armen van kinderen waren door de
machines gepakt. In veel gevallen lagen de spieren en de botten bloot. Soms
waren een of twee vingers verdwenen. Vorige zomer bezocht ik Lever Street
School. 106 kinderen die op dat moment de school bezochten werkten in de
fabriek. Bijna de helft van hen (47) had verwondingen opgelopen door de
machines.
Bron:
ondervraging van Michael Ward door het Hogerhuis in 1819
[naar boven]
Bron
13
John
Fielden
John Fielden, de derde zoon van Joshua Fielden
werd op 17 januari 1784 geboren in Todmorden. Joshua Fielden was eigenaar van
een kleine textiel fabriek. Toen John tien was werd hem gevraagd dagelijk tien
uur in de katoenfabriek te komen werken.Na zijn leertijd werd John samen met
vier broers partners in Joshua Fielden en Zonen.
In Derbyshire, Nottingham en meer in het bijzonder in
Lancashire werden de nieuw uitgevonden machines gebruikt in grote fabrieken die
gebouwd waren op de oevers van rivieren om gebruik te kunnen maken van de
waterwielen. Duizenden arbeidskrachten waren hier, ver van de steden, plotseling
nodig. Vooral de kleine en vlugge vingers van kleine kinderen waren gevraagd.
John
Fielden, The Curse of the Factory System (1836)
Op een bijeenkomst in Manchester beweerde een man dat een kind
in een fabriek zo'n veertig kilometer per dag aflegt. Ik was verbaasd door deze
opmerking en toen ik naar huis ging liep ik naar mijn fabriek en met een klok in
de hand keek ik naar een kind dat aan het werk was en nadat ik een tijd naar
haar had gekeken berekende ik de afstand die zij in een dag moest afleggen. Tot
mijn verbazing kwam ik op zo'n 32 kilometer uit.
John
Fielden, rede in het Lagerhuis (9 mei 1836)
[naar boven]
Bron
14
Hannah
Brown, geboren in 1809
Vraag:
Op welke leeftijd begon je in fabrieken te werken?
Antwoord:
Toen ik negen was.
Vraag:
Hoe lang werkte je?
Antwoord:
Ik begon om zes uur en werkte door tot negen uur 's avonds.
Vraag:
Hoeveel tijd kreeg je om te eten?
Antwoord:
Helemaal geen tijd.
Vraag:
Had dit gevolgen voor je ledematen?
Antwoord:
Ja, ik had veel pijn in mijn benen
Vraag: Zijn je ledematen hierdoor
misvormd?
Antwoord:
Ja, mijn beide knieën staan naar binnen
Vraag:
Werden er ook straffen uitgedeeld?
Antwoord:
Ja
Vraag: Heeft meneer Ackroyd je ooit mishandeld?
Antwoord:
Ja, hij trok mij aan mijn haar en mijn oor en duwde mij en gaf mij meer dan
eens klappen.
Vraag:
Werden andere kinderen ook zo mishandeld?
Antwoord:
Ja, Ik zag hoe hij een familielid van mij aan het haar trok.
Vraag:
Bedoel je dat hij haar aan het haar meesleepte?
Antwoord:
Ja, een paar meter.
Ondervraging
door Michael Sadler en een commissie van het lagerhuis op 13 juni 1832
[naar boven]
Bron
15
In
Tyldesley, vlakbij Manchester, kregen spinners die werkten bij een temperatuur
van 27 tot 30 graden celsius in 1823, tijdens een staking een pamflet met de
volgende boetes:
Boete |
s |
d |
Voor een spinner met het raam
open |
1 |
0 |
Voor een vuile spinner |
1 |
0 |
Voor een een spinner die zich
wast |
1 |
0 |
Voor een spinner wiens
olieblik niet op de goede plaats staat |
1 |
0 |
Voor een spinner die
reparaties verricht met brandende gas lamp |
2 |
0 |
Voor een spinner die zijn
gaslamp te vroeg uit doet |
1 |
0 |
Voor een spinner die 's
morgens zjn lamp te lang laat branden |
2 |
0 |
Voor een spinner die zijn
lamp te hoog zet |
1 |
0 |
Voor een spinner die fluit |
1 |
0 |
Voor een spinner die vijf
minuten na de laatste bel binnenkomt |
1 |
0 |
etc. |
|
|
In
Tyldesley werken de spinners 14 uur per dag, het uur voor de maaltijd
inbegrepen. Tijdens de werkuren is de deur op slot, behalve tijdens half uur
theepauze. De arbeiders mogen in de hete fabriek geen drinkwater halen. Ze
kunnen zelfs niet bij het regenwater omdat ze dat anders weleens zouden kunnen
drinken.
[naar boven]
Fabriekswet
De fabriekswet van 1833 was een poging om in een tak van de industrie, de textielindustrie, een
normale werkdag in te stellen. Het voorstel zag er als volgt uit: De werkdag
begon 's morgens om 5.30 uur en duurde tot 's avonds 8.30 uur. Een jongere (tussen
13 en 18 jaar) mocht niet meer werken dan 12 uur per dag, waarvan 1,5 uur moest
worden afgetrokken voor de maaltijden.Een kin van 9 tot 13 niet meer dan negen
uur. Tussen 's avonds 8.30 uur en 's morgens 5.30 uur ('s nachts dus) mocht geen
van deze jongeren werken.
[naar boven]
|