Zevenhuizen (1650-2000)

Het dorp Zevenhuizen dankt zijn ontstaan aan de verveningen in het grensgebied van Groningen, Friesland en Drente, het Zuidelijk Westerkwartier. 

Zevenhuizen





In het begin van de zestiende eeuw kwam dit gebied in bezit van Wigbold van Ewsum, die in 1525 een moderne borg bouwde in Midwolde, Nienoord. Zijn erfgenamen namen de ontginning van dit gebied ter hand. Aanvankelijk betekende ontginnen hier alleen weg halen wat je kunt gebruiken, in dit geval dus veen of liever turf. De ontginning van het gebied, in de zin van het in cultuur brengen van het land vond pas plaats vanaf het midden van de zeventiende eeuw. Het initiatief ging nu uit van de veenmeiers zelf, die zich rond 1650 permanent in dit gebied gingen vestigen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Het Hoofddiep in Zevenhuizen in 1956. Het oorspronkelijke dorp lag bijna een halve kilometer zuidelijker.

 

Belangrijk voor de vervening was het graven van het Leekster Hoofddiep in de jaren 1550-1558. Turf moet immers worden afgevoerd en de best manier was vervoer per schip. In 1562 werden de eerste turven onder toezicht van veenmeesters gewonnen, afgevoerd en verkocht. Behalve de turfstekers, verdienden ook verlaatmeesters, die de vele eenvoudige verlaten in het hoofddiep moesten bedienen, turfschippers en scheepsjagers hun brood in het veen. 

De pachters in Sevenhuisen, veenmeiers genoemd, hadden te maken met het typische Groningse verschijnsel van 'beklemrecht'. Dit hield in dat de pacht altijd voortduurde en de huur onveranderlijk bleef. De omstandigheden waaronder de eerste zeven en daaropvolgende bewoners moetsen leven en werken waren slecht. Na de vervening kregen zij welsiwaar enkele jaren vrije pacht om het land in cultuur te brengen, maar mest kregen zijn niet. Nienoord had meer oog voor de eigen belangen (de pacht, 33 %) dan voor de belangen van de boeren.

 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

 

Hoewel bovenstaande foto is genomen in het Drentse veen, was het handwerkbedrijf in het  veen zo algemeen dat deze foto ook een goed beeld geeft van het Westerkwartier.

 

Pas in 1783 werd het gebied rond Zevenhuizen in kaart gebracht. Samen met de al wel oudere namen lijsten krijgen we dan zicht op de bewoners van dit gebeid.

 

 

De foto boven toont het begin van de Boerenstreek, de oorsprong van Zevenhuizen in 1650. Eigenlijk bestond Zevenhuizen vanaf het begin uit acht huizen. 

 

Leven in Zevenhuizen

 

Girbe Buist, geboren in 1778/79, was schoolmeester in Zevenhuizen. In 1828 doet hij verslag van het leven in Zevenhuizen. Onderstaande tekst is hierop gebaseerd.

De inwoners van Zevenhuizen verdienden hun geld in de veenderijen, de landbouw en als ‘nering doenden’  Er waren vier scholen, maar gelzen werd er niet veel. Leesgezelschappen, die men blijkbaar elders wel kende, waren er niet want de inwoners van Zevenhuizen beleefden niet veel plezier aan het lezen. Er werden in Zevenhuizen diverse dialecten gesproken, maar het merendeel van de bevolking sprak Fries.

In 1901 zegt C. Reijntjes in Voorheen en thans, schetsen uit het dorp Zevenhuizen over de taal van de inwoners van Zevenhuizen:
 

In den Zevenhuister tongval speelt het Friesch eene groote rol. Ieder, die met een Zevenhuister spreekt, zal dit dadelijk opmerken. Dit behoeft geene bevreemding te wekken; want de venen strekten zich vroeger naar den Frieschen kant uit en men mag aannemen, dat er van die zijde tal van veenarbeiders gekomen zijn. Hoe verder dus zuidwaarts, hoe meer het Friesche karakter der taal uitkomt; te Haulerwijk is die reeds zuiver Friesch, ook te Wilp spreekt men veel Friesch. De Oud-Zevenhuister spreekt vlot Friesch met een bewoner uit Friesland. Zoo zijn dan ook vele Friesche woorden in onze dorpstaal overgegaan. Naar de zijde van Drente is de afscheiding zeer scherp. Komt men in het gehucht Een, dan is dadelijk de Saksische tongval merkbaar. Dat is niet te verwonderen. Naar de Drentsche zijde strekten zich vroeger de venen niet ver uit en wat er tegenwoordig nog verveend wordt, bestaat grootendeels uit het vervenen van hier en daar verspreide kliendobben. Zoo was dus Zevenhuizen van Drente gescheiden door een groot heideveld en dat is nog zoo. Er werd met de Drenten weinig of geen gemeenschap onderhouden. Het zachte, zoetvloeiende van het Friesch valt dadelijk op. Op Pinkstermarkt werd vroeger gedanst voor de fioel en wij zeggen: de kiener kwammen er an. De Zevenhuister taal heeft behalve dat zoetvloeiende nog een ander karakter. In dit andere opzicht kunnen wij haar niet als voorbeeld aanbevelen. Er komen n.l. vele platte en ruwe uitdrukkingen in voor. Wij willen het ontstaan daarvan maar op rekening stellen van de geringe ontwikkeling en de weinige beschaving, die vroeger te Zevenhuizen heerschte.Gelukkig begint dat ruwe wel iets te verdwijnen.

Buist heeft niet zoveel op met karakter van de mensen in Zevenhuizen. Zij zijn weliswaar innemend, maar ook onoprecht; zij zeggen vaak niet wat zij werkelijk menen. Met name de Friezen zijn graag bereid voor vijf stuivers mijneed te plegen.

De levenswijze van de inwoners is zeer verschillend. De een staat ’s nachts om twee uur al op, een ander om vier of vijf uur, maar er zijn er ook die zeer laat op staan. Als vraag je je wel af wat Buist onder laat verstaat.

Vermaak was er volgens hem genoeg in Zevenhuizen. En hij schijnt dan vooral te doelen op drinken. Niet alleen met pasen, pinksteren en nieuwjaar, maar elke zondagavond gaat het er flink aan toe tot diep in de nacht (of de vroege morgen). De jongeren vloeken, schreeuwen, vechten en gooien glazen stuk. Het gebeurt geregeld, zegt Buist, dat als hij ’s morgens vroeg naar school gaat, de kroegen nog vol zitten.

Het trouwen hefet in Zevenhuizen niet veel om het lijf. Slechts weinigen laten hun huwelijk in de kerk inzegenen en hun gedrag is bij de konijnen af, ‘velen gaat het als de hazen en de vossen zy paren’. Maar dit geldt, voegt hij er aan toe, alleen bij de Friezen. Helaas mag je aannemen dat ook de van der Kapen hier toe behoren. Karst is namelijk de Friese variant van Christian. Velen laten hun kinderen niet dopen en als zij het al doen wachten zij tot ze twee of drie kinderen hebben en laten ze dan in een keer dopen. Misschien verklaart dit waarom ik tot nu toe de ouders van Karst Jacobs niet heb kunnen achterhalen.

In de kerk komen zij zelden of nooit. De zondag is om te slapen. Bij begrafenissen hoort een maaltijd, meestal bestaande uit wittebrood en bier.