Stamboom Van der Kaap

Op een enkele inwoner van Zuid-Afrika na, stammen alle Van der Kapen in Nederland en de rest van de wereld af van Karst Jacobs en Roelfke Harms. Deze Karst Jacobs, naar eigen zeggen geboren in 1770 in Tolbert, nam in 1811 de naam Van der Kaap aan. Daarmee was hij dus de eerste Van der Kaap. Waarom hij zich Van der Kaap noemde wordt uitgelegd op de pagina met informatie over de herkomst van de naam Van der Kaap.

Witteveen


In 1925 nam de NV Ontginningsmaatschappij Het Lantschap Drenthe het initiatief om een groot stuk woest en moerassig gebied tussen Westerbork en Zweeloo te ontginnen. Hier gingen uiteindelijk zo'n 50 gezinnen uit Emmen wonen, onder wie het gezin van Willem van der Kaap uit Nieuw-Weerdinge.

Het was herfst 1926 toen de families zich daar vestigden.
Eind november 1926 werden de arbeiders op maandag en zaterdag met autobussen naar en van Witteveen werden gebracht en dat het reizen in die tijd nauwelijks een pretje kon worden ge¬ noemd. De meeste bussen hadden nog massieve banden en de wegen waren over het algemeen slecht. Verder schreef hij: 1n Witteveen aangekomen, moesten zij zich melden bij het kantoor, gevestigd in een houten keet, staande naast de latere bakkerij van Schepers. Van hieruit zwermde men uit over het gehele Witteveen. Meestal werden zij achtervolgd door een bakker of kruidenier, die graag wilde leveren. Wát voor de arbeiders zelf een pro¬ bleem was, was het doorbrengen van de schaarse vrije tijd. Men kon op zaterdagmiddag en zondag niet blijven kaarten of dammen, of wat voor spellet¬es er ook maar werden gedaan, Witteveen bood geen enkele gelegenheid tot ontspanning. Vele kwar¬ tiergangers kwamen in de omliggende dorpen in het café terecht, met alle gevolgen vandien. 14 Een schrale troost was de levering in januari 1926 van een radiotoestel in de barakken, waarvoor f 150,¬ beschikbaar was gesteld

Uit B. Rengers 20 jaar Witteveen

Toen het gezin van Jan Snoeijing op 26 september 1926 in Witteveen arriveerde, was er nie¬ mand die vertelde welke woning voor hen bestemd was. Vandaar dat ze er maar een uitzochten. Aangezien er nog geen dammen waren aangelegd over de sloot tussen de weg en het huis, moest het huisraad over de sloot worden getild. Pas later bleek dat voor hen eigenlijk een ander huis was bestemd. Jan Snoeijing vertelde over
die begintijd: 'Toen wij alles binnen hadden, waren we doodmoe en zijn we vroeg naar bed gegaan. De volgende morgen vroeg, toen ik opstond, stond mijn vrouw reeds buiten. Ze had tranen in haar ogen en zei op huilende toon: 'Jan, wat is dit veur 'n wildernis. Is ja niks as haaide en woter, woar lig't Kompas nou?" Ik geloof dat ze op dat moment spijt had dat we naar Witteveen gegaan waren. Doch dit was al gauw weer over. Spoedig kregen we die dag bezoek van een opzichter en die zei dat we weliswar de eerste bewoners waren, doch dat we in de verkeerde woning zaten. We moesten in de hiernaast staande woning. We hebben toen gezegd: 'We zitten er in en we gaan er niet meer uit."Wij hadden de woning moeten hebben die later is betrokken door Willem Christiaans.'

De geschiedenis van het dorp Witteveen begint in 1924. Het is de periode dat de werkgelegenheid in de vervening bij Emmen snel terugloopt. Limburgse steenkool verdringt in korte tijd de turf als brandstof, met als gevolg werkloosheid en armoede onder de veenarbeiders. In die tijd bestaan grote delen van Drenthe uit woeste grond: uitgestrekte heides en zandverstuivingen, met hier en daar een veenplas. 'Vanaf deze plek kon je zeven
tot tien kilometer ver kijken over het open veld. Misschien zag je ergens in de verte de scheper met zijn kudde', vertelt Roelof Derks. Hij was wethouder van de gemeente Westerbork, inmiddels met Beilen en Smilde opgegaan in de nieuwe gemeente Midden-Drenthe. Het was inderdaad zoals het lied uit die tijd beschrijft: 'Wild, woest en ledig was het Witteveen, slechts de heide vlocht er kransen omheen.' Als zesjarige komt hij er met zijn ouders, broers en zussen aan. Een werkverschaffingsproject met een voor die tijd uniek karakter.

Werkverschaffing

In 1924 koopt de ontginningsmaatschappij NV Het Lantschap Drenthe met steun van het Rijk zeshonderd hectare woeste grond. In de jaren daarna wordt het te ontginnen gebied uitgebreid tot tweeduizend hectare. De NV heeft zeventien gemeenten als aandeelhouder, waarvan Emmen veruit de grootste is. In het lege landschap worden langs de pas aangelegde weg van Orvelte naar Mantingerdijk 32 stenen woningen gebouwd, en langs de zandweg naar Garminge verrijzen er achttien. De eerste bewoners arriveren er in 1926. Derks: 'Je was als arbeider dolgelukkig als je door de strenge selectie kwam en hier mocht komen werken en wonen. ' De armoede is er niet minder om, maar de pioniers kunnen zich ontworstelen aan een uitzichtloos bestaan. 'Bij iedere woning hoorde een halve bunder grond waarop je voor jezelf wat kon verbouwen. En de woning... je kwam achterom binnen. Dan had je 'het huusje' met de ton, twee hokken voor een varken en een geit en direct de deur naar de woonkamer. Daarlangs liep een gang naar 'het kamertje'. Daarin gaf je aan vijf kostgangers onderdak en voeding voor een gulden per week. Het is nu haast niet uit te leggen, maar voor toenmalige begrippen was het echt een goede woning.' De kostgangers zijn onder anderen Nederlanders die eerder met hun gezin in Duitsland zijn gaan wonen en werken, vooral in het Ruhrgebied. Daar staan ze bij de afnemende werkgelegenheid als eersten op straat, zonder enige steun. De Nederlandse regering repatrieert de mannen en biedt ze werk in Witteveen. Eens per maand mogen ze twee nachten en een dag naar huis terug. In de ontginning bij Witteveen werken in totaal ongeveer duizend arbeiders. Een deel komt dagelijks per bus uit de regio Emmen, een deel is in Witteveen in de kost. De overigen, onder meer uit Schiedam, Dordrecht, Haarlem en Groningen, wonen in vier barakken. Men werkt zes dagen per week van zeven tot vijf. Om zo veel mogelijk arbeiders aan het werk te houden, zijn de enige gereedschappen de schop en de kruiwagen.