Scheef dat juffert
Vaak
hoorde ik mijn moeder vroeger zeggen 'scheef dat juffert', als iets niet
helemaal recht liep. Ik had geen idee waar die uitdrukking vandaan kwam. Toen
ik, alweer enige tijd geleden,een bezoekje bracht aan Onstwedde (Groningen)
begreep ik het ineens, althans dat dacht
ik. In die plaats namelijk staat de
Juffertoren', genoemd naar de Groningse juffer die deze heeft geschonken. De
spits staat gedraaid op de toren en lijkt scheef te staan (wat overigens niet
het geval schijn te zijn). Mijn moeder is uit die streek afkomstig en ik meende
de oorsprong van haar uitspraak gevonden te hebben.
Vanmorgen dacht ik er weer eens aan en besloot
toch eens op internet te kijken of daar een verklaring voor haar uitspraak te
vinden was. Die is er, het is een bestaand spreekwoord. Scheef dat juffert wel
(of scheef dat juffert) betekent dat kleding niet helemaal recht hoeft te
zitten; ook als iets scheef zit kan het netjes zijn. Een juffer is tenslotte een
keurige jongedame. De juffer van de toren en die uit het spreekwoord zijn wel
beide keruige jonge dames, maar met de oorsprong van het spreekwoord heeft de
toren niets van doen.
Op de stoep van een orthodontie praktijk in Leeuwarden staat de Friese spreuk:
'In bytsje bryk is minskelyk'
(een beetje scheef is menselijk). In Groningen zegt men: "Schaif stoat laif"
(Scheef staat lief). Dat ik waarschijnlijk niet de enige ben die de oorsprong
van het spreekwoord niet wist blijkt wel uit de de Utrechtse versie: "Een
beetje scheef, dat juffert niet". Het juffert juist wel.
Albert van der Kaap |