Emigratie

Het leven in Drenthe (19e eeuw) speelde zich af  binnen kleine gemeenschappen, kleine brinkdorpen of buurtschappen., waar men veel met elkaar omging, elkaar hielp bij het werk of ziekte (nabuurschap) en waar veel sociale controle was. 

Toen in de 19e eeuw de gereformeerden zich gingen afscheiden van de Hervormde Kerk kwamen ze vaak buiten die gemeenschap te staan. Ze hoorden er niet meer bij en leefden heel geďsoleerd. De afgescheidenen waren meestal armere mensen, arbeiders of  keuters. 

In die tijd waren er mensen, ook afgescheiden predikanten, die deze mensen gingen “ronselen” om in groepen met elkaar te gaan emigreren. Daarvoor waren meerdere redenen: Op deze manier nam je afstand van de “Vrijzinnige” Hervormde Kerk, zoals dat toen in hun visie was. Geëmigreerd kon je, samen met elkaar, leven in de “Zuivere Leer” en, je had daar het vooruitzicht op werk en welvaart. 

Emigreren was echter een hele stap. Wie daar aan deel wilde nemen moest alles verkopen om voldoende geld bij elkaar te sprokkelen voor de reis, om spullen mee te kunnen nemen en, als het even kon, om daar nog een beetje startgeld te hebben. Lang niet iedereen die dat wilde was dus in de gelegenheid om te emigreren. Het gebeurde ook dat niet iedereen mee wilde en er gezinsleden achterbleven (wetende dat ze elkaar waarschijnlijk nooit weer zouden zien), andere gezinsleden moesten mee terwijl ze dat helemaal niet wilden. 

De overtocht was vaak een verschrikking. De schepen waren relatief klein en als het slecht weer was waren er veel zeezieken. Ook zijn er tijdens de overtochten, die lang duurden, heel wat mensen overleden. 

Heel wat mensen hebben door hard werken en het nodige geluk een goede toekomst op kunnen bouwen, maar voor heel wat anderen waren de verwachtingen niet gelijk aan de werkelijkheid of er was heimwee om terug te gaan. Zo zijn er toch heel wat mensen weer terug gekomen, maar voor andere mensen die ook terug wilden, maar er geen geld voor hadden, zal de emigratie een grote verdrietige ramp zijn geweest. 

Later, rond 1920, kwam ook nog een nationale “emigratie” op gang. De turf werd vervangen door steenkool en het werk in het veen stagneerde. Velen kwamen daardoor zonder werk. Mensen vertrokken nu o.a. naar Limburg (kolenmijnen), Eindhoven (Philips), Twente (textiel)