Het geslacht Meendering

Dit is het verhaal van het voorgeslacht van mijn grootmoeder van moeders zijde, Zwaantje Meendering..


Zwaantje Meendering

Zwaantje Meendering, mijn oma, werd geboren op 22 maart 1884 in Zuidveld. Zij overleed op 18 mei 1954 in Emmen.

 

 Zwaantje ging alleen 's winters naar school. Toen ze 12 jaar was werd ze kindermeid bij Hesse in Ter Walslage voor 12 gulden per jaar. Ze moest voor de kinderen Wilke en Roelf zorgen. Toen Albert Hesse en zijn vrouw een avond weggingen, moest Zwaantje de jongens naar bed brengen. Eén van de jongens wilde voor het naar bed gaan niet plassen, met het voorspelbare gevolg. De volgende morgen kreeg Zwaantje de wind van voren van mevrouw Hesse. Zwaantje was niet op haar mondje gevallen. Ze verweerde zich met "Kan ik het help'n, as den jong nig mieg'n wil." Wegens haar grote mond werd Zwaantje door haar bazin weggestuurd. Ze pakte haar spullen en vertrok, maar voor ze goed en wel op de Boekhorst was, kwam Albert Hesse haar achterna. Zijn reactie was "Man moust wol bliev'n."

 

Zwaantje deed op 16-04-1906 belijdenis samen met haar zuster Janna. Net als Janna werkte Zwaantje altijd "waar werk was". In de herfst van 1953 heeft ze met een buurvrouw nog een bunder aardappelen aangenomen (om die te rooien). Volgens Geertje Kemper heeft Zwaantje 4 jaar verkering gehad met Roelof Mulder. Toen ze zouden trouwen, moest hij een straf uitzitten. Toen hij vrij kwam heeft hij Zwaantje niet opgezocht. Uit deze verhouding had Zwaantje een kind, Geert Meendering, geboren op 04-03-1913. Op 18-10-1939 is hij getrouwd met Hindrikje Harder.

 

Toen de eerste vrouw van Derk Kemper in oktober 1918 overleed werd Zwaantje bij hem huishoudster. Ruim een jaar later trouwden ze, Zwaantje was toen 35 jaar. Naast het huishouden had Zwaantje een kruidernierswinkel en hield ze kippen, eenden en een geit. Later zorgde ze ook voor de machinepaarden. Men zegt dat aleen haar eigen kinderen in de winkel mochten komen. Zij zei altijd: ‘Het kleed van een stiefmoeder is lang, er wordt gemakkelijk op getrapt’.

 

Zwantje en Derk kregen nog twee kinderen, Derk en Geertje, mijn moeder.

 

Derk Kemper en Zwaantje Meendering. Derk Kemper was machinist op de dorsmachine en had een 'ambtswoning' . Op de foto hieronder staat Zwaantje voor dit huis, waar zij een winkel dreef.  Rechts het huis zoals dat er uitzag in 2002.


Derk Kemper

 


Derk Kemper

Derk Kemper

Derk Kemper geboren op 18 juli 1886, was een boerenzoon uit Bellingwolde, die geen boer wilde worden. Zo werd hij als 13-jarige smidsknecht bij Van Heuvelen in Vriescheloo. Derk wilde echter commies worden, maar 's avonds viel hij boven zijn boeken in slaap. Derk bleef smidsknecht en later meesterknecht bij dezelfde baas. Toen het Ruiten A-kanaal werd gegraven ging hij werken voor Kemper & Smit bouwers van bruggen. Hij moest dicht bij zijn werk wonen, daarom woonde hij bij de Sellingersluis en later bij de Laudersluis in een groene keet.

Na het overlijden van Zwaantje bleef Derk nog zeven jaar alleen aan de Dorigweg wonen. Toen hij wist dat hij in een bejaardentehuis kon, zonder dat zijn kinderen voor hem moesten betalen, heeft hij zelf een kamer in het bejaardenhuis Schoonoord gevonden. Hier leerde hij een mevrouw Mulder kennen. Zij zat meestal bij hem op de kamer. Dit gaf aanleiding tot praatjes. Het bestuur van het bejaardentehuis stelde hen toen voor de keus:trouwen of vertrekken. Het werd trouwen.

Derk heeft dit huwelijk voor zijn eigen kinderen geheim willen gehouden, maar hij en Anna stonden met foto en al in de krant. Na het overlijden van Anna verhuisde Derk naar Kloosterheerd in Ter Apel, want in Schoonoord voelde hij zich niet thuis. Dorsmachine Tot 1920 werd in Sellingen en Laude met de vlegel gedorst. Dit oude handwerk werd voor- al 's winters op de lemen deel uitgeoefend. Omstreeks 1919 werd in het Carspel Sellingen de Coöperatieve Dorsvereniging opgericht. Geert Trenning in Laude werd voorzitter. In 1920 werd de eerste machinist van de dorsma- chine benoemd: Derk Kemper. De dorsvereniging liet in Laude een huis bouwen voor de machinist, dit was het laatste huis links van de weg richting Ter Borg. Mevrouw Kemper had hier tevens haar kruideniers-winkel. Bij het huis was een grote schuur voor de dorsmachine. Waarschijnlijk omdat de dorsmachine in Laude gestationneerd was sprak men van de dors- machine van de Lauderboeren . De dorsrnachine werd aangedreven door een locomobiel en aanvankelijk door zware Belgen getrokken. Kort voor de oorlog werd een Hanomag trekker gekocht.

De stoker was verantwoordelijk voor water en vuur. Hij moest een uur voor de anderen beginnen om de locomoblei, die met grote brokken kool gestookt werd op temperatuur te krijgen. In 1927 werd in Sellingen en omstreken elektriciteit aangelegd dat de locomobiel overbodig raakte. Dit beperkte echter de plaatsen waar gedorst kon worden. Men moest in de buurt van de straatweg blijven, want stroom hadden alleen de huizen langs de straatweg. Kemper dorste vanaf de Schaalbergerweg tot Plaggenborg bij Jipsinghuizen. Hij ging niet

Over de A in Jipsinghuizen. In het dorsseizoen kwam Kemper wekelijks bij Geert Trenning om af te rekenen of bepaalde zaken te bespreken. ‘s Zondagsmorgens dronk Derk Kemper een Berenburger en rookte bij een sigaar. Als Geert Trenning, zijn werkgever, dan onverwachts op bezoek kwam moesten het glas en de sigaar gauw verdwijnen, want Derk wilde niet dat Trenning wist dat bij het er eens per week van nam. ‘s Winters pompte Kemper met de trekker water uit de Ruiten A om de Postruiken, de plaatselijke ijsbaan, onder water te zetten. Dit gebeurde vaak ‘s avonds of 's nachts want het dorsen mocht er niet onder lijden. De Kemper-kinderen kregen gratis donateurskaarten van de ijsvereniging van Geert Trenning, die tevens in het bestuur van de ijsvereniging zat. Derk bleef tot zijn pensioen in 1951 bij de dorsmachine. Hij werd opgevolgd door Hendrik Potze. De komst van de maaidorser (combine) maakte de dorsmachine overbodig. Toen de dorsmachine nog door paarden werd getrokken, kwam het wel voor dat het personeel met man en macht de locomobiel, de dorskast en de stro pers moesten verzetten. Bij elk wiel stond dan een man om op commando de spaken vast te pakken en de wielen in beweging te zetten óf naar voren óf naar achteren. Meestal waren er twee kerels die de hevels bedienden met een blok hout er achter. Aan de disselboom stonden twee mannen. Als ieder op zijn plek stond, riep Derk Kemper: "Ain, twaai, (g)eliek!"

 

Derk Kemper was eerder getrouwd in Bellingwolde op 19-01-1907 met Jantina Zwaneveld geboren op 06-08-1886 in Vriescheloo, dochter van Luitjen Harms Zwaneveld en Elizabeth Heibroek. Zij overleed op 30-10-1918 in Laude aan de Spaanse griep, zeventien dagen na de geboorte van een tweeling, begraven in Sellingen. Uit dit huwelijk had hij acht kinderen.

 

Derk trouwde nog een derde keer. Op 20 november 1961 huwde hij Anna Siegers, geboren 15-10-1878 in Weerdingermarke (Emmen) en overleden op 20-09-1963 in Sleen, dochter van Jacob Siegers en Douwina Bakker. Zij was de weduwe van Jan Mulder, geboren in 1867/68 te Onstwedde, zoon van Jacob Mulder en Grietje Lindeman.

Dit huwelijk was een zogenaamd 'moetje', niet omdat Anna zwanger was, dat was op haar leeftijd natuurlijk onmogelijk, maar omdat Derk hiertoe gedwongen werd door het bejaardentehuis waar hij en Anna woonden. In dat tehuis kwamen zij zo vaak bij elkaar over de vloer dat de directie van het tehuis meende dat dit niet door de beugel kon. Derk werd voor de keus gesteld, trouwen of een ander tehuis zoeken. Derk koos toen maar voor de gemakkelijkste weg. Mijn moeder vernam het huwelijk uit de krant, die haar buurvrouw meebracht. Toch wel enigszins overstuur of op zijn minst verrast belde zij haar zuster Dieuwertje op. Op de reactie vaar haar zus; 'als ik dat geweten had, was het nooit gebeurd', antwoordde mijn moeder doog: 'Dat wie die oude natuurlijk ook wel en daarom heeft hij niemand iets verteld'. 

 

Hij overleed op 8 februari 1968 in Kloosterheerd in Ter Apel.