Het geslacht Meendering

Dit is het verhaal van het voorgeslacht van mijn grootmoeder van moeders zijde, Zwaantje Meendering.


Erve Meendering

Zo rond 1500 komen we voor het eerst de naam Meendering of Meneringh tegen. Deze naam die in het Gronings wordt uitgesproken als Maindering, komt van het patroniem Maindert, de Groningse vorm van Meinder of Meinhard dat sterk in kracht betekent (megin=kracht en hard= sterk). Meendering betekent dan zoon van Maindert.

De erve Meendering in Sellingen lag op een zandrug in Westerwolde  (zie figuur 1) die geheel omsloten werd door moeilijk toegankelijke veengebieden.

 

De politieke situatie in het begin van de zestiende eeuw

Rond 1500 werd de hele provincie beheerst door  de stad Groningen, maar, zaols te zien in figuur 1, dat gold ook voor Friesland. Groningen zou uiteindelijk een deel van Nederland worden, maar dat was rond 1500 nog niet te voorzien.  

 

Figuur 1. Groningen

 

De Bourgondische vorsten hadden al een groot deel van de Nederlanden in hun macht en als graven van Holland meenden zij ook recht te hebben op Friesland. Omdat zij ook de wereldlijke macht verwierven in het bisdom Utrecht (waar Groningen formeel ook toebehoorde) maakten zij ook aanspraken op de stad. In Friesland leidde dit er toe dat men koos voor Albrecht van Saksen, die ook aanspraak maakte op Groningen. Deze Albrecht was in 1498 door keizer Maximiliaan I (die ook regent was voor zijn zoon Filips de Schone als heer der Nederlanden)aangesteld als potestaat over Friesland. Zijn streven was om geheel Friesland, van Vlie tot aan de Wezer, te onderwerpen om zo een rijk voor zijn zoon te creëren. De stad was de natuurlijke hoofdstad van dat gedachte rijk.

Groningen was echter niet genegen zich te onderwerpen aan Albrecht, en later zijn zoon George. De stad Groningen wist beiden weliswaar te weerstaan,maar moest erkennen dat zij hen niet alleen zou kunnen weerstaan. In eerste instantie zocht de stad hulp bij graaf Edzard I van Oost-Friesland en bood hem het landheerschap aan. Edzard was, als Oostfries, anders dan Albrecht, geen vreemdeling. In het machtenspel dat inmiddels was ontbrand tussen de Habsburgse Nederlanden en Gelre kon Edzard de stad echter onvoldoende bescherming bieden.

 

Het breekpunt kwam in 1514. George van Saksen stond toen op het punt om de stad in te nemen. Had hij zich iets soepeler opgesteld dan had hij de stad tot overgave kunnen brengen en had daarmee waarschijnlijk de droom van zijn vader gerealiseerd. Hij was echter onvermurwbaar en eiste volledige overgave. Groningen zocht daarom steun bij Karel van Gelre, die het belang van de stad als doorslaggevende factor in Friesland onderkende en direct toehapte. George verkeek zich op de situatie en liet Gelderse troepen toe tot de stad, en moest vervolgens inzien dat zijn beleg van de stad niet zou slagen. Volledig gedesillusioneerd verkocht hij vervolgens in 19 mei 1515 zijn rechten op Friesland, met inbegrip van de Groningse Ommelanden aan keizer Karel V, die in 1506 zijn vader was opgevolgd als heer der Nederlanden (zie figuur 2).

Westerwolde wordt een leenheerlijkheid maar behoudt zijn eigen landrecht en rechters.

 

Figuur 2: De Zeventien Verenigde Nederlanden 

 

De erven van Sellingen

Het Carspel Sellingen telde (in ieder geval in 1590) zeven erfplaatsen waarvan er twee in ons verhaal een rol spelen, erve Meenderingh en erve Harweringh (zie figuur 3). Deze zijn bekend uit het Register van Hoenderbelasting uit dat jaar. Het Hoendergeld of Rookhoenders was een belasting op huizen. Het eerste deel van de naam rookhoen is afgeleid van de rook van de haard of vuurstede. Rookhoenders waren oorspronkelijk een belasting in de vorm van een hoen die betaald moest worden door de bewoners van huizen die een stookplaats hadden.
De Weeme, de zevende erfplaats, was de pastorie die geen hoenderbelasting hoefde te betalen. De bewoners van deze erfplaatsen hadden een vol boerrecht met alle rechten en plichten die daar bij hoorden. De kennis die wij van de eerste Meenderings hebben, hoe beperkt vaak ook, danken wij aan het feit dat zij eigenerfde boeren waren.

 

Rechten van een eigenerfde boer:

* Een boerenbehuizing

* Ongeveer 5 ha bouwland

* Vier mollenwaren in de gemeenschappelijke bezittingen (te veen, te velde, te heide en te weide)

* Enkele tuinen

* Enkele zitplaatsen in de kerk

* Een legerstee op het kerkhof

* Het collatierecht (recht op het benomen van een predikant en schoolmeester

 

Plichten van een eigenerfde boer:

* Het onderbouwden van een deel van de omheining van het kerkhof

* Jaarlijkse bijdrage aan de kerk (en soms school) in geld en in natura (aantal schepels rogge en een of meer vrachten droog hooi) 

 

Figuur 3: Boerenerven in Sellingen   

 

Albert Menerinck

Over de ouds bekende Meendering, Albert Meneringh, is helaas maar weinig bekend.  Hij leefde rond 1500, maar het is onbekend wanneer hij precies is geboren en gestorven, Hij trouwde maar de naam van zijn vrouw is niet bekend. Dat hij getrouwd was weten we omdat we twee namen van kinderen kennen, Eva en Boelman.

 

Eind jaren dertig van de zestiende eeuw hadden de inwoners van Westerwolde aan Karel V verzocht om hen te ontlasten van erfdienstbaarheden en om oude privileges en rechten te herstellen. In de acte die op 17 oktober 1538 wordt opgemaakt wordt Albert Meneringh genoemd als een van de huislieden in het landschap Westerwolde. Deze acte doet verslag van een overeenkomst tussen de inwoners van Westerwolde en de drost Reinold van Burmannia die optrad namens de keizer. In de acte werd bepaald dat:

* de inwoners van Westerwolde vrij zullen zijn om hun koren te maken, waar zij zelf willen;

* zij vrijgesteld worden van eerder opgelegde herendiensten, met uitzondering van één dag per jaar;

* een eigenerfde uit Vlagtwedde of Onstwedde hun richter zal zijn;

* zij  beroep kunnen blijven aantekenen op besluiten van de dorst en de richter in Groningen.

 

Referenties

Bijna alle gegevens uit dit overzicht zijn ontleend: G. Luth, Genealogie van de familie Meendering in het Carspel Sellingen te Westerwolde, 1994

https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Groningen

Wegman, R.A.M. (1982). Register van hoenderbelasting des Gerichtes Westerwolde 1568-1575, 1589-1593.

Ebbens, (1985). F. Hoenderbelasting van Bellingwolde en Blijham 1568-1575, 1589-1593.

 

Deel 2