Vuurmeisje, Dirk Bracke
Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2004, 128 blz.
Omslagillustratie: Jan Bosschaert
Inhoud
De
ijstijd, zo’n 60.000 jaar geleden, een woeste omgeving, gevaarlijke dieren.
Dagelijks moeten levende wezens naar voedsel zoeken om te overleven. Het bestaan
van de Neanderthalers is hard en meedogenloos. Steen leeft met vijfentwintig
stamgenoten in een grot bij een riviertje. Hij is erg bedreven in het
vervaardigen van werktuigen uit steen, vandaar zijn naam. Maar hij kijkt uit
naar de dag dat hij voor het eerst met de mannen mee op jacht mag. Hij hoort dan
niet langer bij de groep vrouwen en kinderen, die altijd op zoek moeten gaan
naar noten, bessen en knollen. Samen met Beer en Eenarm gaat hij op jacht. Door
de barre omstandigheden sterven vaak mensen van hun groep. Dat betekent dat er
een zware taak op de schouders rust van Steen: er moet eten komen. Gelukkig
vinden ze een groep rendieren. Met voldoende voedsel keren ze terug naar de
grot.
Enkele dagen later horen Steen, Beer en Eenarm, tijdens de jacht ongewone
geluiden. Geen dierengeluiden, maar stemmen! En dat in hun jachtgebied! Steen
ziet plotseling een meisje zitten. Ze kan zelf vuur maken en dat verrast hem.
Beer besluit dat ze de indringers moeten verjagen. Steen vreest voor het leven
van het meisje en vertelt dat hij haar wil houden. Ze kan vuur maken en Steen
wil het leren. Van dan af wijkt Vuurmeisje geen moment van zijn zijde.
Bespreking
De bespreking kan erg kort zijn: er bestaat een begeleidingsbrochure voor
leraren in pdf van 10 blz. die gratis kan gedownload worden van de website van
het
Davidsfonds. Samenstelling: Aggie Sniekers. Dergelijke bruikbare brochures
zijn voorhanden voor een aantal jeugdboeken. Ze zijn meestal samengesteld door
studenten lerarenopleiding en behandelen de klassieke componenten van een
boekbespreking: inhoud, tijd, ruimte, personages enz. De gebruikte terminologie
gaat verder dan wat in een eerste jaar voortgezet onderwijs gebruikelijk is,
maar is wel interessant voor de leraar.
Didactische wenken: aanvulling
In het Vlaamse leerplan leent de roman zich zeer goed voor onder meer klassikale
behandeling in een eerste jaar voortgezet onderwijs en voor samenwerking
Nederlands, geschiedenis & plastische opvoeding. Dit hebben we een paar keer met
enkele collega’s zeer succesvol uitgetest, tot en met bezoek van de auteur in de
klassen en museumbezoek.
Indien je weinig ervaring hebt met het aanwenden van jeugdliteratuur, raden we
de volgende basisartikelen aan op de website van de VVLG:
1. Gelezen tijd. Historische romans in de 2e graad: cultuuroverdracht en
leesplezier.
2. Wachters voor de poort van het millennium. Historische (jeugd)romans als
medium voor cultuuroverdracht en waardeverduidelijking.
3.
Concreet werken met historische romans in de klas.
Laat de leerlingen vooraf de tekst over deze periode lezen in hun schoolboek
geschiedenis, of lees de roman na de lessen over de Neanderthalers en de opkomst
van de hedendaagse mens.
Onze ervaring is dat de inleving veel sterker wordt door het lezen van de roman.
‘Saaie’ lessen geschiedenis komen plotseling tot leven.
Begin de opdrachten door, aan de hand van een aantal concrete feiten uit het
boek, de levensomstandigheden van tegenwoordig te vergelijken met die van Steen
en zijn tijdgenoten. Mogelijkheden genoeg: welk vlees eten wij? Hoe komen wij
aan dat vlees? Wie in de klas is vegetariër? …
Over de taakverdeling tussen mannen en vrouwen vind je voldoende in de
begeleidingsbrochure.
Laat goede fragmenten opzoeken in verband met beelden (natuur, dieren, mensen)
en gevoelens van de hoofdpersonen.
Misschien is het nuttig het geheel te verwerken in werkstukjes van de
leerlingen, bijvoorbeeld met het oog op een tentoonstelling voor een
opendeurdag. Leerlingen maken over het algemeen graag werkstukjes. Ze hebben dat
in het basisonderwijs geleerd, weten dat ze er goede cijfers voor kunnen
krijgen. Het is ook de ideale gelegenheid om samen te werken met het vak
plastische opvoeding: grote tekeningen van prehistorische dieren, jachttaferelen
op gipsen platen… De tentoonstelling, waar ouders en andere ‘buitenstaanders’
naar de resultaten komen kijken, vormen een extra motivatie. In het verleden
hebben wij zo schedels van voorlopers van de mens (uit de collectie afgietsels
van de school), afgietsels van werktuigen (door leerlingen zelf aangekocht in
het museum) en authentieke werktuigen (uit privé collecties van kennissen)
samengebracht. Ondertussen draaide een video over de prehistorie op de
televisie, waarvoor eveneens veel ouders geïnteresseerd bleven kijken.
In mijn ervaring krijg je als resultaat normaal dat het merendeel van deze
leerlingen in de volgende jaren gewonnen is voor het vak geschiedenis. Als je
tenminste geen ‘verschoolde’ collega hebt die al jullie inspanningen teniet
doet! Ook de betrokken leraren vonden het een prettige en leerrijke ervaring.
Als je televisie-uitzendingen of dvd’s bij de uitwerking betrekt, gebruik die
dan actief, in plaats van de leerlingen passief te laten kijken. Geef (niet te
ingewikkelde) opdrachten.
Indien zij niet gewend zijn notities te nemen met zogenaamde ‘staakwoorden’,
moet dit eerst ingeoefend, bijvoorbeeld in korte opdrachten bij lesteksten.
Anders zitten ze als bezetenen te schrijven en missen de essentie (en de
beelden). Een eenvoudig en veelvuldig uitgetest recept: verdeel de klas in
kleine groepen, bijvoorbeeld 6 groepjes. Nummer de vragen. Groep 1 krijgt vraag
1; groep 2 vraag 2 enz., vraag 7 gaat weer naar groep 1. Erg essentiële of
gecompliceerde vragen kun je voorzien van een *. Dit betekent dat ze bestemd
zijn voor alle groepen. Op deze wijze kan elke groep goed volgen en blijft de
aandacht toch behouden gedurende de hele projectie. De antwoorden worden
behandeld in plenum, uitgeschreven, gecorrigeerd door de groepsleden zelf, dan
pas door de leerkracht en tenslotte ter beschikking gesteld van allen (digitaal
of op papier). Deze werkwijze biedt mogelijkheid tot binnenklasdifferentiatie en
parallel en/of complementair groepswerk. Houd uiteraard steeds rekening met het
niveau en de verworven vaardigheden van de concrete groep en de individuele
groepsleden.
De tentoonstelling over de Neanderthalers uit 2004, waarnaar in de brochure
verwezen wordt, is natuurlijk reeds lang verleden tijd. Wel is er het zeer
toegankelijke boek (dat tevens fungeerde als catalogus):
Auffermann, B., Neanderthalers in Europa, Leuven, Davidsfonds, 2005, 128 blz.
Jos Martens
|