De winter van de Belgica, Willy Schuyesmans
Leuven, Davidsfonds, 2005, 112 blz.
Thematiek:
Zuidpoolexpeditie, geloof in eigen kunnen; volharding in extreme omstandigheden.
Situering in de tijd:
1897 - 1899 - heden
Omslag
van de eerste druk als jeugdboek (1993), links en als boek voor volwassenen
(2005), rechts
Inhoud
Naar de Zuidpool? Dat klonk in elk geval veel beter dan naar het leger.
Ik had er wel oren naar. Ik haastte me naar huis, waar Va-Pier al
grommend stond te wachten met een tweede lading nog dampende melkbroden.
Ik zei nog niets van mijn plannen, laadde mijn kar vol en vertrok. Ik
had mijn ronde nog nooit zo snel afgewerkt. Als ze niet vlug genoeg de
deur opendeden, legde ik het brood gewoon op de stoep en reed verder. Op
de middag was ik mijn laatste brood kwijt en ik dreef Blaffer in de
richting van het Noordkasteel.
Ik kon de masten van de schepen al zien en mijn hart sprong tot in mijn
keel van pure opwinding. De zee! Je kunt niet geloven wat die voor mij
betekende. Bij ons op 't Schelleken was ik op twee minuten lopen van de
Schelde. Als kind al zat ik urenlang op een bolder te kijken naar het
laden en lossen van de schepen uit de hele wereld en in mijn dromen zag
ik mezelf aan het roer staan van zo'n bark met klepperende zeilen.
Zodra ik de kade van het Amerikadok opreed, zag ik de
Belgica liggen. Het kon niet
missen. Ik was op slag verliefd op dat schip. Het was veel kleiner dan
ik gedacht had, maar het was zo mooi gebouwd, zo rond, zo sterk en,
hoewel het er zwaar uitzag, toch zo sierlijk. Tussen de andere, veel
grotere zeilschepen die er aan het lossen waren, viel het op als een
buldog tussen de windhonden. Het was grijs geschilderd, met
crèmekleurige biezen. De boeg was versterkt met tien centimeter dikke
balken van taai, maar meegevend groenharthout. De eigenlijke voorsteven
was bezet met Zweeds staal, klaar om het ijs van de Zuidpool te
trotseren.
Een lichtmatroos was het dek aan het schuren. Een beer van een vent,
maar hij zag er nog piepjong uit. Ik stopte de hondenkar en beval
Blaffer te gaan zitten. Ik liep het schip langs, van de boegspriet tot
de achtersteven. Het was hooguit dertig meter lang. Zou de Gerlache met
zo'n scheepje de Zuidpool willen veroveren? Sterk genoeg leek het wel.
Maar zo klein!
'Hé, matroos, gaan jullie daarmee naar de Zuidpool?' riep ik.
De jonge pikbroek scheen me niet te begrijpen. Maar ik had vaak genoeg
met zeelieden gepraat om me uit de slag te trekken. Ik schakelde meteen
over op een mengelmoes van zowat alle talen van zeevarende naties in
Europa. En ja, hoor, we begrepen elkaar. Ik kwam erachter dat hij Noor
was en Johan Koren heette. Hij was de kajuitjongen.
'Kunnen jullie sailor gebruiken? Me seaman.'
'Ask the capitão. Zou kunnen, possible.
Monstert juist een lichtmatroos af. Sein Vater ist gestorven en hij wil
moeder geen twee jaar leave alone. Zit nu bij capitão om terugreis te
regelen.'
'Dan wacht ik wel even', zei ik en ik klom aan boord.
Ik liep over het dek, liet mijn hand over het want glijden, rook aan het
vers geverniste hout en trachtte de zware sloep in zijn hengsels te
laten schommelen. Het was een mooi schip. In mijn dromen zag ik het al
op de golven dansen, terwijl ik, met mijn voeten stevig in de paarden
van de ra, de zeilen vastsjorde. Ik zag mezelf al op de uitkijk staan,
zoekend naar maagdelijke kusten, waar nooit eerder een onbehouwen
matroos voet aan wal had gezet. Ik wist dat ik eindelijk het doel van
mijn leven voor me zag: ik wilde ontdekkingsreiziger worden. Dit was
mijn kans. Ik klom een halve meter in het want omhoog, zette mijn hand
boven mijn ogen en riep uit volle borst: 'Land in zicht!'
Koren, die intussen zijn zwabber weer had opgepakt en op het voordek
bezig was, keek verbaasd op en kreeg bijna de slappe lach, toen hij mij
nieuw land zag ontdekken op de kade van het Amerikadok.
'Zot', riep hij. 'Met you à bord, gaan we hier nog lachen!'
Op hetzelfde moment duwde een matroos met een plunjezak op zijn schouder
de deur open die naar de officierskajuiten op het achterschip leidde.
Haast gelijktijdig dook achter hem een officier op. Ondanks zijn
onberispelijk uniform en zijn in fijne puntjes gesneden snor, maakte hij
meteen een heel menselijke indruk.
'De capitão!' riep Johan Koren halfluid.
Ik sprong uit het want en liep op hem toe.
'Commandant, ik ben Jan Van Mirlo, lichtmatroos en ik wil
ontdekkingsreiziger worden. Mag ik u mijn diensten aanbieden? Ik ben
niet groot, maar ik kan hard werken en ik ben sterk. Als het moet sla ik
een ijsbeer morsdood met mijn blote handen.' Commandant de Gerlache
glimlachte, duidelijk verrast door mijn directe aanpak. Heel even
aarzelde hij en zei toen: 'Un instant. Ik moet even de terugreis gaan
regelen voor die matroos. Over een half uurtje ben ik terug. Dan zal ik
u ontvangen. En, à propos, aan de Zuidpool zijn geen ijsberen. A tout à
l'heure!'
Toen riep hij Johan Koren bij zich en droeg hem op mij intussen het
schip te tonen. Nog wat onwennig wees Koren me vanuit de kuil de
kajuiten van de officieren aan, de kombuis, de machinekamer en het
laboratorium voor de wetenschappers die mee naar de Zuidpool zouden
varen. Alleen het driehoekige vooronder achter de boegspriet liet hij me
uitgebreid zien. Aan weerszijden tegen de scheepsromp waren hier zestien
kooien voor de bemanning, telkens twee boven elkaar. In het midden
stonden twee grote, vaste tafels naast een stevig vastgeschroefde
kachel. Tegen de fokkenmast aan hing een piepkleine wastafel met een
minuscuul spiegeltje erboven. Dat wordt dringen als ze zich hier met z'n
zestienen tegelijk moeten wassen, dacht ik meteen.
(p. 11 - 13)
|
16
augustus 1897. Op de Schelde in Antwerpen vertrekt de omgebouwde walvisvaarder
Belgica onder leiding van commandant
Adrien De Gerlache naar de Zuidpool. Aan boord de twintigjarige lichtmatroos Jan
Van Mirlo, een Antwerpse volksjongen. Hij wil ontdekkingsreiziger worden. Het
verhaal behandelt vooral de winter van 1898-99: vijftien maanden lang zit de
Belgica muurvast in het poolijs,
terwijl de bemanning door ontberingen, ziekte en door de poolnacht bijna de moed
opgeeft. Maar ze maken ook plezier, staan in bewondering voor het poollicht en
leren de natuur aan de Zuidpool van nabij kennen. Ook de lente brengt geen dooi
noch soelaas. Tot de scheepsarts hen wakker schudt en zij met enkele ijszagen
als gereedschap erin slagen een vaargeul te zagen en hun zeilschip te verlossen
uit zijn benarde positie. Als Jan en zijn maats na twee en een half jaar weer in
Antwerpen ontschepen, worden ze triomfantelijk onthaald: ze hebben de
allereerste overwintering binnen de zuidpoolcirkel op hun naam staan. Niet
alleen dat: de Gerlache ondervond dat vroegere (Britse) kaarten helemaal niet
klopten. Hij ontdekte de zeestraat die naar hem is gedoopt met daarin tientallen
eilanden en kapen, allemaal genoemd naar Belgische personen of plaatsen en naar
bemanningsleden van zijn Belgica.
Vreemd om op zijn kaart ook een Koningin Wilhelmina-eiland aan te treffen. Hier
zit een verhaal achter en een persoonlijke revanche van de Gerlache. Voor zijn
vertrek deed hij herhaaldelijk pogingen om de belangstelling van koning Leopold
II te trekken om zijn expeditie te sponsoren. Die negeerde hem straal en
antwoordde zelfs nooit op zijn brieven. (Zie onderaan het interview met de
auteur.) Bij zijn uitreis vanuit Antwerpen voer hem in de Nederlandse wateren
het Koninklijke jacht tegemoet om de persoonlijke gelukwensen te overhandigen
van de kersverse koningin Wilhelmina (1880-1962). Vandaar…
Velen weten dit allemaal niet. Noch dat Roald Amundsen - die 12 jaar later als
eerste de eigenlijke Zuidpool bereikte - en dokter Cook - de eerste mens op de
Noordpool - hun vak leerden op dat schip. Hoewel de ontdekkers en wetenschappers
als helden werden ingehaald, de Gerlache geadeld werd, een zee- en een Hasseltse
straat naar hem vernoemd werden, is het verhaal van de Belgica vandaag compleet
vergeten, ook in België. Zeker door de jeugd. Daar wilde journalist Willy
Schuyesmans wat aan doen.
Bespreking
"De tocht naar de Zuidpool was heroïscher dan de maanreis"
“Poolexpedities waren de ruimtereizen van een eeuw geleden.”
Dit boek is oorspronkelijke uitgegeven in een reeks voor jeugdliteratuur. De
eerste druk werd in 1995 bekroond door de Koninklijke Academie voor Nederlandse
Taal- en Letterkunde met de Karel Barbierprijs voor een historische roman, geput
uit de eigen geschiedenis, een prijs die normaal niet voor jeugdboeken is
bestemd. Deze tweede druk is uitgegeven als roman voor volwassenen.
De opbouw van het verhaal is chronologisch rechtlijnig. Toch werd het geen saai
feitenrelaas. Integendeel, het boek weet te boeien van begin tot einde. Dat is
te danken aan het originele dagboek. (Schuyesmans beweert dat hij alleen maar de
taal hoefde te moderniseren!) Het verhaal beschrijft niet alleen de problemen
gedurende de lange poolwinter, maar ook de wetenschappelijke expedities en de
schitterende natuur. Vandaar dat het een grote informatieve waarde heeft, nog
versterkt door het commentaar van de auteur over de rol van België aan de
Zuidpool en door de bibliografie.
Deze tweede druk is verrijkt met een aantal authentieke kaarten en foto’s van de
expeditie, uit het archief van het Antwerpse Scheepvaartmuseum en de
privécollectie van de familie de Gerlache.
Aanvullende notitie
Voor mij en vele oud-schoolgenoten is de Gerlache beslist geen vergeten figuur.
Wij hebben nog les gekregen in de (thans verdwenen) Villa de Gerlache, die deel
uitmaakte van het St.-Jozefscollege te Hasselt. Dat verklaart misschien onze
levenslange belangstelling voor deze figuur. In 1997 kreeg de Gerlache een meer
dan levensgroot (en verdiend) standbeeld aan de nieuw ingerichte Hasseltse
Guffenslaan, tegenover de locatie van zijn vroegere woning.
Toen de Hasseltse vrije scholen in 1998 gingen fusioneren, moest een nieuwe naam
gekozen worden voor de fusieschool. Een commissie opteerde voor het de
Gerlache-college, uitgaande van de veronderstelling dat de poolreiziger ook voor
de hedendaagse schooljeugd (en hun leerkrachten!) een voorbeeld blijft van
volharding en inzet. Helaas, hij vond geen genade in de ogen van de eerwaarde
zusters van de meisjesschool. Zij stelden hun veto omdat de Gerlache ... een
liberaal was!! (Die waren eind 19de eeuw fervent antiklerikaal.) Zo
heet de nieuwe school thans Virga Jesse-college, gelegen vlak tegenover het
Virga Jesse-ziekenhuis!
Na de Eerste Wereldoorlog brengt Adrien de Gerlache het tot inspecteur-generaal
van de Belgische marine. In die functie tekent hij de plannen uit voor een
school-zeilschip: de beroemde Mercator.
(Die helaas na dertig jaar trouwe dienst eind 1960 uit bezuinigingsoverwegingen
wordt afgedankt en thans in Oostende ligt de verkommeren als toeristische
attractie.)
Standbeeld van de Gerlache in Hasselt (België)
Didactische tips
Je kunt het boek laten lezen door geïnteresseerde vrijwilligers vanaf 12 jaar,
vermits het de herdruk is van een jeugdboek voor deze leeftijdscategorie. Het
tweede (non fiction) deel en de bijlagen zijn toegevoegde bewerkingen van
kranten- en tijdschrift artikelen.
Je kunt dezelfde leerlingen eveneens het verhaal laten verder zetten en via
internet meer gegevens laten opzoeken over de Gerlache, Dixie Dansercoer, de
huidige Antarctica-expeditie, het schoolschip
Mercator enz.
De auteur:
Willy Schuyesmans was een der eerste schrijvers in ons taalgebied met een
eigen website.
Op de website van Schuyesmans vind je ook een klankfragment dat hij voorleest.
Hij schreef eveneens De ogen van de tiran
en Antigone’s keuze, twee prachtige
verhalen, gebaseerd op de toneelstukken van Sophocles (Hellas, 5de
eeuw v.C.). Zie op de site van de
VVLG.
Jos Martens
Het verhaal gaat verder
Het voorwoord van de hedendaagse poolexplorator Dixie Dansercoer is tevens een
epiloog met open einde: de dag dat ik deze recensie opzend (11 maart 2008) meldt
een kort berichtje in de krant: Belgisch
onderzoeksstation 'Princess Elisabeth' is klaar voor de winter. Alain Hubert en
zijn teamgenoten keerden gisteren terug van Antarctica. De eerste bouwfase van
de poolbasis is klaar.
Deze zelfde dinsdagavond vertoont Canvas de tweede van vijf uitzendingen, gewijd
aan Antarctica en het bouwen van de nieuwe Belgische basis.
Interview met de auteur
Voor zijn boek 'De winter van de Belgica' maakte Schuyesmans gebruik van de
(heel wetenschappelijke) verslagen van expeditieleider de Gerlache, van kapitein
Georges Lecointe, dokter Frederick Cook en van de enigszins aangedikte mémoires
van de Antwerpse matroos Jan Van Mirlo - hij schreef ze vijftig jaar later n.a.
v. de halfeeuwfeest-herdenking. Schuyesmans: "Die laatste versie moet je soms
met een korrel zout nemen. Van Mirlo beschrijft de vondst van een geraamte in
een hut op een eiland voor Vuurland en hoe dat de laatste overlevende zou zijn
geweest van een schipbreuk. De anderen vermelden het eiland ook maar niet die
geheimzinnige vondst. Voor mijn boek heb ik alleen van Van Mirlo overgenomen wat
ik kon checken bij de anderen."
Sovjet-spion?
Schuyesmans: "Van Mirlo was een populaire volksfiguur die van practical jokes
hield. Na de reis bestelde hij naamkaartjes met daarop Jan Van Mirlo,
ontdekkingsreiziger. Bij de terugkeer was hem een mooie staatsjob beloofd:
politieman. Maar dat wilde hij niet en hij werd hoofd van de loodsen, tot hij
ruzie kreeg met het stadsbestuur. Na nog wat commerciële vaarten (hij monsterde
naar eigen zeggen af en toe aan en verwittigde op volle zee zijn vrouw), teerde
hij vooral op een jaarlijkse rente die elk bemanningslid ontving. Hij overleefde
de anderen meer dan vijftig jaar en heeft het er goed van genomen. Hij
trakteerde zich arm in cafés. Ooit hebben de gendarmes hem opgepakt omdat zij
het verdacht vonden dat hij blijkbaar zoveel geld had om de grote Jan uit te
hangen.
Ik zou over hem een heel boek kunnen vullen. Tijdens WO I toen hij op de
sleepboten werkte, konden terugkerende vluchtelingen niet over de bevroren
Schelde. Van Mirlo haalde met grote sier zijn pooluitrusting uit het
scheepvaartmuseum in het Steen, klom op een sleper, lokte heel Antwerpen met
zijn scheepshoorn, brak het ijs op de Schelde en pikte de vluchtelingen op.
Ooit werd hij (als communist) door de gendarmes aan de tand werd gevoeld over
zijn lichtsignalensysteem. Maar hij was helemaal geen Sovjetspion. Met die
signalen meldde hij zijn kleinzoon, die wat verder op woonde, dat zijn vrouw weg
was. Dan konden ze samen iets gaan drinken."
Leopold II
Schuyesmans: "Op het einde van zijn leven stopte Van Mirlo's vrouw hem in het
gekkenhuis, omdat hij al zijn rentegeld erdoor joeg. De Gerlache had na de reis
een deel van zijn fortuin op de bank gezet en verdeelde de jaarlijkse premie
onder de overlevende bemanningsleden. Omdat hij met moeite zijn fondsen had
kunnen bijeenschrapen, had hij geen geld om zijn bemanningsleden te betalen: ze
kregen enkel kost en inwoon. Om dat te compenseren is hij die rente gaan
uitdelen.
De Gerlache wilde ook dat de matrozen hetzelfde eten kregen als de officieren
(het enige verschil was dat die een servies hadden met een gouden randje). De
kameraadschappelijke omgang bewijst dat hij een echt edelman was. Hij ging ook
samen met de anderen het ijs zagen voor een vaargeul. Zijn noblesse zie je het
best bij het conflict waarin muitende matrozen aan land werden gelaten. Hij was
zo bezorgd dat hij hen geld meegaf voor hun terugreis.
Zeevaartofficier de Gerlache kwam uit een adellijk geslacht van militairen. Zijn
fascinatie voor de Zuidpool had te maken met de tijdgeest: het was de tijd van
de Afrikaanse ontdekkingsreizen. Zoals wij naar de ruimte staren, zo keek men
toen naar de witte plekken op de wereldkaart. Alleen het binnenland van Afrika
en de Zuidpool waren nog onbekend terrein. Omdat hij - net als Stanley - iets
groots wou verrichten én tegelijk het vaderland en de wetenschap dienen, besloot
hij een Zuidpoolexpeditie op te zetten. In die tijd was dat nog een écht
avontuur: er was geen enkel (radio)contact met thuis. Een maanreis is minder
avontuurlijk.
Zijn grote ontgoocheling was dat koning Leopold II absoluut geen interesse had
om hem te sponsoren, omdat men dacht dat er op de Zuidpool niets te halen viel.
Men kende de minerale rijkdommen van het continent nog niet. Hij nam wel een
(onvrijwillige) revanche: even na het vertrek in Antwerpen liet hij de Belgica
met pech in de Oostendse haven naast het koninklijke jacht, de Clementina,
meren. Toen moest Leopold II hem wel succes komen wensen."
Gesloopt
Na de overwintering van de Belgica
kwam de internationale Zuidpoolinteresse pas goed op gang. Maar de Belgen,
o.l.v. de Gerlaches zoon Gaston, keerden pas in 1958 terug naar de Pool om er de
Boudewijnbasis op te richten. Sindsdien sluiten nog af en toe Belgen zich aan
bij expedities maar is de basis verlaten. Schuyesmans: "Een interessant gevolg
van de Belgicareis is dat België nog altijd betrokken is bij het Zuidpoolverdrag
dat de commerciële ontginning van het continent en alle territoriale aanspraken
verhindert."
Voor Schuyesmans is het thema milieu erg belangrijk in zijn jeugdboeken. "Ook
hier wilde ik de natuur tot zijn recht laten komen. Maar de houding van de
ontdekkingsreizigers tegenover de fauna was heel anders: zij dachten alleen aan
eten. Ik heb geprobeerd om ze juist te beschrijven, op basis van boeken en
films. Zelf ben ik nooit op de Zuidpool geweest. Er bestaat wel een exotisch
soort toerisme naar de Zuidpool, maar dat is onbetaalbaar en heel omstreden.
Zuidpooltoeristen vervuilen alleen maar."
Wat is er van de Belgica geworden?
Schuyesmans: "Het schip heeft nog jaren gevaren, o.a. naar de Perzische Golf en
naar het noorden van de Noordzee. Nadien is het gesloopt, omdat het niet meer
zeewaardig was. Het was trouwens al een tweedehands schip: de Gerlache had het
in Noorwegen gekocht, waar het dienst had gedaan als walvisvaarder. Nu heeft men
daar ontzettend veel spijt van. De Noren hebben een heel museum gebouwd rond
Amundsens schip 'Fram'. Van de Belgica
is enkel het kraaiennest bewaard in het Antwerpse scheepvaartmuseum."
Uit Het belang van Limburg - 2 juni
1993
Poolschip Belgica wordt herbouwd
BOOM. Het legendarische poolschip de
Belgica van Adrien baron de Gerlache zal weer varen. Dat is de bedoeling van
een gemeenschappelijk project van het Belgica-Genootschap en de Steenschuit, een
project met langdurig werklozen in Boom dat schepen bouwt en restaureert. De
twee slaan de handen in elkaar om het maritieme erfgoed van de
Belgica boven water te halen en het
schip als een replica weer in de vaart te brengen.
Met de Belgica, een legendarische
driemaster, trok Adrien de Gerlache 110 jaar geleden vanuit Antwerpen op de
eerste wetenschappelijke expeditie ooit naar de Zuidpool om er te overwinteren.
Het schip verging in 1940 (bij het begin van de Tweede Wereldoorlog), maar werd
in 1990 door duikers gelokaliseerd. De ontdekking van het wrak bleef geheim tot
oktober 2005. Het
Belgica Genootschap.
Een club van internationale poolwetenschappers, historici, archeologen en
duikers die in 2006 opgericht werd, onderzoekt of het wrak geborgen kan worden.
,,Het Belgica Genootschap is nu ook eigenaar van het wrak van de
Belgica. In mei beginnen we een
onderzoek in de Noorse wateren om het wrak volledig in kaart te brengen'', zegt
Willy Versluys, voorzitter van het Belgica Genootschap.
Intussen is bij De Steenschuit het idee gegroeid om de
Belgica te herbouwen. Ook de
tweemaster Rupel en de trekschuit
Gentse Barge werden er al gebouwd.
,,Bij de Open Monumentendag, op 9 september, zal, in het bijzijn van
poolreiziger Dixie Dansercoer, de kiel voor de
Belgica gelegd worden. Het herbouwen
van het 35 meter lange zeilschip wordt op 2 miljoen euro geraamd en zal wellicht
vijf jaar duren'', legt Eddy Stuer, bezieler van De Steenschuit, uit.
De Steenschuit zal ook samenwerken met de Martieme Site in Oostende en Archonaut
in Brugge. Zo zullen drie- tot vierhonderd werklozen samen aan de replica van de
Belgica bouwen. Nadien zal de
Belgica als zeilschip en museumschip
de wereldzeeën bevaren. Om zo als vlaggenschip de aandacht te vestigen op de
klimaatproblemen en de opwarming van de aarde die de wereld beroeren.
[Bron: De Standaard - 10 maart 2007]
|