Historische Atlas van
het conflict tussen Israël en de Palestijnen
De relatie tussen Joden / Israëli’s en Palestijnen zorgt al ruim 100
jaar voor spanningen in het Midden-Oosten. Een oplossing is nog lang
niet in zicht. De Palestijnen bezitten nog maar 11 % van hun territorium
van 1947 en Israël is niet geneigd de in 1967 bezette gebieden terug te
geven of vluchtelingen te laten terugkeren naar hun dorp of stad van
herkomst. Beide antagonisten maken aanspraak op dezelfde gebieden,
steden, heilige plaatsen,zeker op Jeruzalem en de geschiedenis van haat
en geweld is lang.
Malkit Shoshan (1 ) is zelf een joodse, opgegroeid in een context van
volle bewondering voor het mirakel Israël, waarin de periode van 2000
jaar ballingschap genegeerd werd en gedaan werd alsof Israël altijd
bestaan had, zonder verband met de Palestijnse tragedie.
Haar atlas is niet de eerste. Martin Gilbert (2)stelde in 1993 al zijn
atlas samen over de geschiedenis vanaf 636 n.C. Het is een briljant boek
met heldere kaarten, die klassikaal ook zeer bruikbaar zijn. Van zijn
hand is ook nog een atlas van de Joodse geschiedenis, vanaf 2.000 v.C,
waarin het conflict in een iets andere context aanwezig is. Vreemd
genoeg ontbreken beide atlassen in de bibliografie van Shoshan.
De atlas van Shoshan en designer Joost Grootens begint in 1040 v.C. en
reikt tot 2010 n.C. Hij overkoepelt dus drie millennia.
In de eerste twee hoofdstukken tonen de auteurs hoe wisselend het
grondgebied van Palestijnen en Joden was tussen 1040 v.C. en 1947. Voor
de 20° eeuw staan hier bij : het Ottomaanse rijk, het
Sykes-Picot-verdrag van 1916, de Balfour declaration, het Britse mandaat
en een heel pak verdelingsvoorstellen van 1937 tot 1947. Dan volgen de
oorlogen en de verschuivingen van de grenzen, de muur die Israël liet
bouwen op de Westelijke Jordaanoever en aan de Gazastrook, met vier
plannen en de stand van de inplanting in 2003,2004,2005,2006 en 2008.
2007 is op p. 50 door een drukfout weggevallen. Er zijn ook kaartjes bij
met de Israëlische militaire en burgerlijke bezetting van de Westoever
en met de Palestijnse enclaves.
Hoofdstuk 3 gaat over de Joodse immigranten en de fases waarin ze zich
in Palestina vestigden. De auteur begint (pas) in 1918(p. 80), hoewel er
al kleine groepjes uit Europa kwamen sinds 1878. In hfst. 4 (p. 140)
bevestigt zij dat trouwens. In haar terminologie is ze niet mild
voor de Joden :”the Zionist project : creating facts on the ground,
using settlements to define Israeli dominance of the local
landscape”(78).
De kaartjes tonen overduidelijk de afname van de Palestijnse dorpen en
de toename van de Israëlische, vooral vanaf 1947. In de plaats van die
dorpen kwamen vluchtelingenkampen (90-93); deze zijn ook nauwgezet in
kaart gebracht, net zoals de dorpen die in 1948-1950 vernietigd werden
(94). Het aantal kaartjes is hier heel hoog, maar ze zijn niet allemaal
even duidelijk.
Hfst. 4 gaat over de aard van de woningen en hun rol in het landschap.
Enkele voorbeelden : Palestijnse dorpen in Israël en in de bezette
gebieden, oude en nieuwe steden, kibboetsim, nederzettingen van
kolonisten, vluchtelingenkampen, verwoeste Palestijnse dorpen en
verwoeste spookstadjes, waar voorlopig niemand woont. Het aantal
Palestijnen dat in Israël woont, vaak “illegaal” , bedraagt ca. 1,5
miljoen volgens de telling van 1993 (p. 148).
Er zijn ook gemengde steden, o.a. Jeruzalem dat 263.000 Palestijnen telt
en 511.000 Joden, Tel Aviv resp. 16.000 en 30.000 , Haifa 48.000 en
218.000. De 9 Palestijnse stadjes op de Westoever zijn allemaal van
elkaar gescheiden door bewakingsposten, militaire terrein, muren, hekken
en wachttorens. In het zuiden, in de Negevwoestijn, wonen ca. 200.000
bedoeïenen in arme, niet-erkende dorpjes, zonder voorzieningen en met
hoge werkloosheid. Verder zijn er foto’s van nieuwe steden,
caravanparken en “caravilla’s”(Israëlische dorpen met kleine, losstaande
villa’s die elke ca. 2 caravans groot zijn).
In 5 zien we de bevolkingsevolutie sinds het begin van de 20° eeuw en
vooral sinds 1948. Israël wil een Joodse staat zijn en blijven. Daarvoor
zijn er wetten die zorgen dat elke Jood van overal welkom is en meteen
de Israëlische nationaliteit krijgt, ook al komen ze met een miljoen uit
Rusland. En omgekeerd blijft men weigeren om de Palestijnse
vluchtelingen van 1948 en 1967 te laten terugkeren. Israëlische
statistieken tonen dat de Palestijnen in 1914 nog 92 % van de 690.000
inwoners telden en in 2008 slechts 24 % van de 7,4 miljoen inwoners. De
cijfers van de UNO bevatten ook de bezette gebieden en zien er anders
uit : 11,4 miljoen inwoners, van wie 51 % Palestijnen en 49 % Israëli’s
(181). In Cisjordanië wonen 2,576 miljoen Palestijnen tegenover 462.000
Israëli’s of 85 t.o. 15 %, in Gaza enkel nog 1,417 miljoen Palestijnen
sinds de Joden in 2005 de strook moesten verlaten.
Hfst. 6 gaat over de landeigendom. Voor 1947 hadden individuele Joden en
Joodse organisaties al grote stukken land gekocht van de Palestijnen. Na
de uitroeping van de staat Israël in 1948 zorgden wetten ervoor dat het
land eigendom werd van de staat. Concreet kwam dat hierop neer dat de
Israëlische regering in 1949 al 86 % onder controle had en sinds de
jaren ’60 is dat 97%. Die staatseigendom kan niet gekocht , maar enkel
gehuurd worden, voor periodes van 49 jaar. Deels heldere, deels
gecompliceerde kaartjes tonen de evolutie van het grondbezit en van de
confiscaties sinds 1918.
Hfst. 7 beschrijft het veranderende landschap. Vanaf 1904 begonnen
Joodse immigranten met het creëren van een “Bijbelse” omgeving en van
werkgelegenheid voor zichzelf. Concreet deden ze dat door de
systematische aanplanting van olijfbomen (waarvan slechts ¼°
overleefde), ceders, dennenbossen, nationale parken, natuurreservaten en
tuinen. Hiermee werden ook de sporen van de oorspronkelijke bewoners
uitgewist. Opnieuw illustreren talloze kaarten en grafieken dit proces
van landschapstransformatie.
De schaarse waterbronnen, onderdeel van het conflict, staan in hfst. 8.
De waterbevoorrading van Israël komt grotendeels uit Cisjordanië, de
Jordaan en de zee. De auteur had erbij mogen zeggen dat de
Golanhoogvlakte hier ook een rol speelt, omdat nogal wat riviertjes hier
ontspringen. Zij hekelt de verhalen dat de Joodse staat zorgde dat de
woestijn tot leven kwam door eucalyptus- en pijnbomen te planten en door
een waterinfrastructuur aan te leggen. Tabellen tonen het waterverbruik
aan : 215 à 280 m³ per jaar bij de Palestijnen, 2100 m³ bij de
Israëli’s. Ze vergeet nog te zeggen dat de Palestijnen vaak geen water
op de kraan hebben en verre afstanden moeten afleggen om water te
putten.
Hfst. 9 gaat over archeologie. Ook dit is een element in de discussie.
De stichters van Israël waren vanaf het begin zeer bekommerd om de
opgravingen en het conserveren van honderden sites met historisch
erfgoed. Veruit de meeste sites en musea vallen onder Israëlische gezag,
weinige onder de Palestijnse Autoriteit.
Het boek eindigt met Jeruzalem, heilige stad voor Joden, Moslims en
Christenen. Deze stad belichaamt ook bijna alle controversiële
onderwerpen die in de atlas ter sprake komen : verschuivende grenzen,
urbanisatie, heilige plaatsen, waterbronnen, archeologie, toegangswegen,
bewaking door middel van muren, torens en controlepunten, segregatie in
Israëlische en Palestijnse enclaves. Plattegrondjes tonen de grenzen van
de stad sinds 970 v.C., de demografische evolutie sinds 1830, de plannen
voor scheidingsmuren sinds 2002. In 2005 woonden er 720.000 mensen:
464.000 joden en 256.000 Palestijnen of een verhouding van 65 t.o. 35 %.
In 1831 waren het er 11.000: 73 % Palestijnen, 27 % Joden.
Hierna volgt een degelijk alfabetisch lexicon, met zeer uitvoerige
verklaringen van alle begrippen die in het boek en in de media voorkomen
over deze problematiek.
Enkele voorbeelden : de absentees property laws, die over 70 % van het
grondgebied van Israël gaan;apartheid; caravilla’s (voor Joodse families
die in 2005 de Gazastrook moesten verlaten; druzen, etnische
zuivering,Gaza (met statistieken en foto’s), de Green line of groene
grenslijn van 1949 tussen Israël, Gaza en de Westoever,ma’abara, moshav,
nakba, Palestijnse kampen (met hun namen en bevolkingscijfers),
VN-resoluties 242,338 en 181, tunnels (Gaza, Westbank, Jeruzalem, met
foto’s), niet-erkende Palestijnse dorpen, muren (met hopen foto’s).
Dan volgt een lange portrettengalerij, beginnend met Theodor Herzl (of
Benjamin Ze’ev) en eindigend met Obama en Salam Fayyad.
Een geannoteerde tijdlijn geeft de chronologische evolutie weer van 1516
/ 1915 tot 2010 en de onderhandelingen van 1990 tot 2010. In het
register staan alle onderdelen, inclusief de items van de alfabetische
begrippenlijst.
Shoshan kent het systeem van binnenuit en analyseert het zonder er
doekjes om te winden. Zij heeft zeer degelijk werk geleverd, soms iets
te gedetailleerd en met iets te veel kaartjes.
Een paar opmerkingen. Picot (p. 28) schrijft men met één –t. Bij
VN-resolutie 242(p. 396) ontbreekt de Franse versie, die spreekt over de
terugtrekking van alle Israëlische troepen uit alle bezette gebieden. De
Engelse is bewust vager gehouden, zodat elke partij zich kan vastklampen
aan zijn versie. Bij “etnische zuivering” (p. 344) en in de bibliografie
(476) mis ik het overbekende boek van de Israëlische historicus Ilan
Pappe (3). Dat is jammer, want Pappe heeft van dit omstreden gebeuren de
grondigste en de meest uitgebreide studie gemaakt. Hij toont aan dat de
term bedacht is door de zionistische beleidsverantwoordelijken zelf. Hij
bundelt ook de standpunten van een hele reeks “New Historians” uit
verschillende kampen. En het begrip “New Historians” houdt in dat ze
niet enkel onbekende of weinig bekende feiten aan het licht brengen,
maar vooral dat ze de officiële Israëlische geschiedschrijving grondig
in vraag stellen en pleiten voor de omvorming van Israël van een Joodse
staat naar een staat voor al zijn burgers : Joden, moslims, christenen,
bedoeïenen, druzen. Deze niet-joden worden gemakkelijkheidshalve vaak
Palestijnen of Palestijnse Israëli’s of Arabische Israëli’s genoemd en
vormen ca. 20 % van de bevolking. Maar ze hebben niet helemaal dezelfde
rechten en plichten als de Joden. Pappe en Shoshan vullen elkaar heel
goed aan : de ene levert de meest teksten, de tweede de meeste kaarten,
statistieken en grafieken.
Tot slot een pluimpje voor de meest bekroonde uitgever van Nederland :
zoals enkele andere van zijn atlassen, heeft ook deze een prijs
gewonnen, nl. de gouden letter in de competitie “Schönste Bücher aus
aller Welt”, waaraan niet minder dan 600 titels uit 32 landen deelnamen.
De Stiftung Buchkunst Leipzig waardeerde de uitmuntende visuele
communicatie, de duidelijke en precieze topografie, die zorgt dat de
inhoud begrijpelijk wordt voorgesteld. Bovendien kende de stichting maar
één gouden letter toe. Zie www.stiftung-buckunst.de .
De lezer zal hen niet tegenspreken.
Referenties
1. Malkit Shoshan – Joost Grootens, Atlas of the conflict
Israel-Palestine. Uitgeverij 010 Publishers, Rotterdam, 2010. 483 p.;
kaarten, tekeningen, foto’s, woordenlijst, bibliografie, register.
ISBN 978-90-6450-688-8; € 34,50.
2. Martin Gilbert, a)The Dent atlas of the Arab-Israeli conflict.
Uitgeverij Dent/Orion, London, 1993. 146 p. ; kaarten, tabellen
grafieken, statistieken. ISBN 0-460-86178-6; £ 12.
b)The Routledge atlas of Jewish History. Uitgeverij Routledge, London,
1995. 136 p. ; kaarten, grafieken, statistieken, tabellen, bibliografie.
ISBN 0-415-13652-0; £ 12.
3. Ilan Pappe, De etnische zuivering van Palestina. Uitgeverij
Omniboek,Kampen / Davidsfonds, Leuven, 2008. 347 p.; foto’s, noten,
chronologie, kaarten, bibliografie, register. ISBN
978-90-5977-299-1; € 24,90.
Jef Abbeel augustus 2011.
|