Marx en Philips : communisme en kapitalisme verenigd in één familie.
De 150° verjaardag van het
Communistisch Manifest kan
niet onopgemerkt voorbijgaan. Het dunne boekje werd einde 1847 in het Duits
opgesteld in Brussel en begin 1848 uitgegeven in Londen.
PvdA-voorzitter Ludo MARTENS ( 1 ) zorgde
voor een nieuwe vertaling. Opvallende kenmerken hiervan zijn:
- de proletarische prijs : slechts 200 BF / fl. 11 voor 151 p. ; auteur
en uitgever
zullen zich niet verrijken met dit boek ;
- de opname van de ( vertaalde )
voorwoorden bij de Duitse editie
van 1872, de Russische van 1882, de Duitse van 1883, de Engelse van 1888, de
Duitse van 1890 , de Poolse van 1892 en de Italiaanse van 1893 ;
- het indrukwekkende notenapparaat en
de ijver waarmee Ludo Martens te werk is gegaan ;
- de geactualiseerde , nieuwe spelling ;
- het keurige Nederlands , weliswaar met de
ouderwetse "gij"-vormen.
Kennelijk is het boek in Nederland nog niet doorgedrongen ,
want uitgeverij SUN en Pegasus ,
twee kameraden / geestesgenoten , vechten onderling uit wie de
"eerste vertaling sinds 1936"
op de markt mag brengen ( NRC , 12 . 06 . '98 , p. 2).
Met de inleiding ( p. 7 - 74 ) van Ludo Martens zal menig lezer minder
opgetogen zijn
: Lenin , Stalin en
Mao blijven onaangetast
overeind als de helden van deze eeuw ( p. 10 + 30 ) , Chroesjtsjov , Gorbatsjov
( "de voltooier van het vernielingswerk van Chroesjtsjov" )
en Jeltsin krijgen ongenadige kritiek ( p. 10 + 41 ) , het optimisme over
de toekomst van het marxisme kent geen beperkingen.
Martens heeft ook geen goed woord over voor
"Le livre noir du communisme"
( p. 23 , 31 , 62 , 67 ; zie F.Ec.T. , 9 mei '98, p. 6 )
, voor de
"contrarevoluties " van 1989 ( p. 23 , 30 , 64 ) , voor de Boerenkrijg ( 49 - 50 )
en de Vlaamse Beweging ( 50 ) De hongersnood in Oekraïne ( 1932 - 1933 )
wijt hij niet aan de overheid , maar aan de "rijke boeren" ( 61 - 62 )
, de Oost-Berlijnse arbeidersopstand van
1953 was er één van "oude
nazi-krachten" ( p. 65 ) , de Hongaarse van 1956 was
" fascistisch , reactionair , revisionistisch en gesteund door
Amerikaanse en Duitse revanchisten " (
65 ) . De onderdrukking door de
Sovjet-Unie in 1956 en in Praag in
1968 keurt hij dus goed.
Bij Cambodja rept hij met
geen woord over de slachtpartijen van Pol
Pot ( zie F.Ec.T. , 9 mei '98
, p. 6 ) , maar wel over de
Amerikaanse bombardementen, die volgens hem
800.000 doden veroorzaakten
( p. 68 ) .
We zouden zo kunnen verdergaan. Maar we besluiten met de euforische slotzin ( 74 ) :
" de werkers zijn goed gewapend om
van de 21° eeuw de eeuw van de overwinning van het socialisme te maken
" .
Het boek van Jan GIELKENS ( 2 ) is niet bedoeld om de lezer te
bekeren tot het marxisme, want Marx toont er al zijn goede, maar ook zijn zwakke
kanten. Het is eerder een geschiedenis
van de familie Marx en aanverwanten , waarbij
de briefwisseling tussen de permanent arme
filosoof - schrijver - revolutionair en
zijn rijke familieleden centraal staat.
Zoals bekend , hield Marx zich levenslang bezig met studeren en schrijven
, twee bezigheden die hem niets opbrachten. Gevolg :
ofschoon zowel hij
als zijn vrouwtje Jenny von Westphalen
van huis uit rijk waren en
schijnbaar voorbestemd om rijk te blijven , was armoede hun trouwste bondgenoot. Marx zocht dus sponsors : zijn vriend en medewerker Friedrich
Engels was als zodanig al langer bekend , maar
zijn fortuintje volstond niet en
gelukkig was er de familie Philips ook nog.
Lion Philips was getrouwd met een tante van Marx , m.n. een zus
van zijn moeder. Hun zoon Frederik en kleinzoon Gerard werden in 1891 de
stichters van de bekende gloeilampenfabriek
( p. 45 - 46 ) . Een andere zoon August fungeerde na de dood van vader Lion als
sponsor ; hij kreeg één van de eerste exemplaren van "Das Kapital". Het Gelderse Zaltbommel , gelegen tussen Gorcum in het westen ,
Nijmegen in het oosten , in het land
van Maas ( zuiden ) en Waal ( noorden ) , op de waterscheiding tussen Noord- en
Zuid-Nederland , was lange tijd de strategische standplaats van de familie
Philips. De stambomen van beide, oorspronkelijk joodse families ( Marx en Philips)
maken
indruk. Voor Marx begint die met Levy Marx ( Mordechai ), geboren ca. 1743 in
Bohemen ( Tsjechië ) en
overleden in Trier (1804). Hij had
negen kinderen , onder wie Heinrich Marx (
Saarlouis, 1777 - Trier, 1838 ). Heinrich trouwde
in
1814 in Nijmegen met Henriëtte Presburg , dochter van Isaac Heijmans Presburg . Presburg
was toen een Oostenrijks -
Hongaarse stad , nu het Slovaakse Bratislava. Wegens de vervolgingen daar , was
deze joodse familie naar Nederland gekomen. Ook zij hadden een rijke kroost : Karl Marx
( Trier 1818 - Londen 1883 ) was
de derde van negen. Hij en de iets
oudere, adellijke Jenny von Westphalen ( 1814 - 1881)
hadden zeven kinderen , maar slechts drie
dochters bleven in leven : Jenny , Laura en Eleanor.
Verder had Marx , die zo tegen uitbuiting van personeel was , nog een
onwettige zoon bij zijn huishoudster Helene
Demuth. De zwangerschap kwam tot
stand toen zijn vrouw naar Bommel was , alweer op bedeltocht.
Het zoontje kreeg de naam Henry
Frederick Demuth ( 1851 - 1929 ) . Friedrich Engels was zo galant het vaderschap
op zich te nemen , want Marx ontweek zijn verantwoordelijkheid ( p. 33 ).
De familie Philips was in de
18° eeuw uit Duitsland naar Veenendaal gekomen,
maar woonde in de 19° eeuw vnl. in Zaltbommel , Luik en Brussel ; verder ook in
Aken , Maastricht en andere plaatsen , waar
ze handelaar of fabrikant waren. Belangrijk voor Marx waren
hier : koopman Lion ( Zaltbommel 1794 - 1866 ) , in 1820 getrouwd met
Sophie Presburg ; twee van
hun negen kinderen , nl. August ( 1823 - 1891 ) en Frederik ( 1830 - 1900).
Vooral vader Lion en zoon August
fungeerden als mecenas ,
hoewel ze niet gelukkig waren met de revolutionaire theorieën van hun cliënt. Tot daar de ingekorte genealogie.
Wie meer details wenst , kan de kroostrijke stambomen bewonderen ( p. 189
- 199 ) . Eén aanmerking hierbij :
alle plaatsen hebben netjes een Nederlandse naam , maar voor "Ixelles"
( 194 ) en "Woluwe - Saint-Lambert"
( 195 ) kende de auteur
de Nederlandse benamingen (
Elsene en St.-Lambrechts-Woluwe ) blijkbaar
niet.
Jan Gielkens is
al enkele jaren bezig met dit onderwerp. In 1991 organiseerde hij een
tentoonstelling over de
relaties tussen Marx en Nederland , in opdracht van het Internationaal Instituut
voor Sociale Geschiedenis ( I.I.S.G.). Daarna begon hij de briefwisseling tussen Marx en zijn Nederlandse
familieleden op te sporen. Deze
zoektocht leidde o.a. ook naar Moskou : in 1983 was daar herdacht dat
Marx honderd jaar eerder overleden was. In
het herdenkingsalbum zaten
tien brieven van de familie Philips. In
1992 werden ze door Gielkens uitgegeven in de oorspronkelijke taal. In de lange
inleiding ( 7 - 71 ) vertelt Gielkens over de zwerftochten van de familie Marx en over de
manier waarop de brieven in het
Moskouse Marx-Engels-Lenin-Instituut geraakten
vanaf de jaren '20 (p. 12). Ook Trier , Kaapstad , Londen , Brussel , Luik , Maastricht en Nijmegen
speelden een rol in die omzwervingen. In
Nijmegen b.v. was Isaac Presburg komen wonen : deze Hongaars-joodse
textielkoopman , geldwisselaar , geldverschaffer , handelaar in loterijbriefjes
en voorzanger was grootvader van
Marx langs moederszijde . De relatie tussen Marx en zijn moeder was trouwens
slecht : de zoon was alleen in de erfenis geïnteresseerd
en kwam bij haar enkel op bezoek om voorschotten op die nalatenschap af
te halen ( p. 19 ). In Trier
woonden de ouders van Marx :
eerst waren ze joden , nadien , om rechter te kunnen blijven , werden ze
protestant ( p. 20). Toch bleef Marx zich jood voelen : een halve eeuw later noemt
hij de Britse premier Benjamin
Disraeli nog altijd
"onze stamgenoot" ( 1864 , p. 128 ).
Gielkens geeft ook een korte biografie van Marx en van zijn drie
dochters. De familie Philips was oorspronkelijk Duits en joods. Ook deze kooplui
worden geportretteerd. In de 19° eeuw was tabak hun voornaamste bron van
inkomsten. Ook zij werden protestant , in 1826 , zes jaar na Heinrich Marx en
later werden sommigen katholiek. De joodse afkomst , de huwelijken en de schenkingen waren
dus de bindmiddelen tussen de Marxen en de Philipsen. De permanent
berooide Karl Marx was bijna vijftig jaar de vragende of bedelende partij ,
ondanks de erfenissen van zijn vader ( + 1838 ) en van zijn moeder ( + 1863 ).
Marx' jacht op
geld is de rode draad in
dit boek : bij al zijn vrienden stond hij in 't krijt , voortdurend moest hij
brieven verzenden en op bedeltocht gaan naar
" het land van de tabak en de kaas".
Alles moest daarvoor wijken : medeleven met het overlijden van
Engels' levensgezellin Mary Burns of
met de dood van zijn eigen moeder kwam nà de vraag naar centen ( p. 35 - 36).
Het woord rooftocht lijkt hier niet overdreven : Marx spreekt zelf van
"afpersen" en "overvallen" ( p. 43 ). Het alternatief
, nl. zelf betaald werk zoeken , was aan hem niet besteed : slechts één keer
solliciteerde hij naar een baan : in 1862 , bij een Engelse spoorwegmaatschappij
. Hij werd niet in dienst genomen wegens
zijn "slechte hand van
schrijven" ( p. 43 - 44 ). Tussen zijn bedelbrieven en tochten door
vond Marx dus voldoende tijd
om andere en serieuzere dingen te schrijven : "Das Kapital" b.v. kwam
gedeeltelijk tot stand in het huis van Frederik Philips . Marx had daarbij de vreemde gewoonte "rond de tafel te
lopen , harder en harder , tot hem iets inviel , waarna hij weer ging
schrijven" ( p. 47). Het is me niet duidelijk waarom hij dan niet in de
natuur een rondje ging lopen. De familie en de firma Philips
is in haar eigen publicaties nooit erg scheutig geweest met
verwijzingen naar hun joodse herkomst en naar de verwantschap met de grote
filosoof ( p. 31 + 48) . Gielkens spreekt ook nog over andere , minder bekende takken van de
familie , waarmee Marx ook relaties had en correspondeerde : Juta , Schmalhausen
en Van Anrooij. Twee detailfoutjes in deze
familiale kronieken : Lion Philips
( p. 9 ) was niet enkel de grootvader , maar ook de vader van één van de
stichters van het concern ; Frederik Philips ( p. 45 ) stierf niet in 1890 ,
maar in 1900 , want hij stichtte de
gloeilampenfabriek in 1891 ( p. 45 - 46 ) .
De brieven zelf
dan. Het zijn er 53 , plus 20 zogenaamde
bijlagen. Ze dateren uit de periode van 1846 tot 1883. Marx
of zijn naaste familieleden fungeerden als afzender of als geadresseerde.
Eén ervan ( nr. 2 , 1847 ) beschrijft de financiële situatie
na de dood van Marx' vader : in de nalatenschap zit van alles , o.a. een pakket
Russische aandelen. Hopelijk zijn ze verzilverd vòòr 1917. Verder lees je er de karaktereigenschappen
van Marx af : hij kon geen geld beheren , flirtte graag met vrouwen en
jonge meisjes ( p. 98 - 99 ) of zoals Marx
zelf toegeeft : "Nihil humani a me alienum puto" : ik
denk dat niets menselijks
vreemd is voor mij . Maar zijn gebreken hebben niet de geschiedenis beïnvloed , wel zijn
positieve eigenschappen : hij was een
enorm belezen en erudiet schrijver
, filosoof , politicoloog en polyglot. In 1861 b.v. voorspelde hij al met de nodige argumenten de
overwinning ( 1865 ) van het
noorden in de Amerikaanse Secessieoorlog (
p. 100 - 101 ) ; in 1864
schrijft hij ( p. 123 ) dat de airs die de Pruisen en hun "Willem de
Veroveraar" zich
permitteerden, een gruwelijk einde zouden kennen.
Hij analyseert de internationale en vooral de Europese
politiek van de jaren 1850 - 1870 met
zoveel inzicht en deskundigheid , dat zijn commentaren
nu nog overgenomen kunnen
worden in een handboek geschiedenis. Zijn typeringen van de Engelse , Pruisische
, Russische en Franse politieke
leiders zijn 135 jaar later
nauwelijks voor correcties vatbaar.
Op vele plaatsen etaleert hij zijn kennis van
Latijn , Engels , Frans en zelfs Nederlands ( 110 - 111 en 118 ) ; deze
laatste taal leerde hij ook zijn kinderen aan. Hij klaagt erover dat Amsterdamse
boekhandels geschriften aanbieden in 88 moderne talen , maar niets in het Fries
: "de negertalen lijken de msterdammers nader te zijn dan het Fries".
Marx is bijzonder kritisch en zijn zin voor humor zorgt ervoor dat de
lezer de brieven met aandacht en enthousiasme zal doornemen. Het boek is dus een aanrader en zeker de brieven , niet alleen voor
Marx-fanaten , maar voor al wie geïnteresseerd is in het politieke , culturele
en dagelijkse leven rond het midden van de vorige eeuw. En zoals Marx gesponsord werd door de familie Philips en andere
kapitaalkrachtigen , zo hebben Jan Gielkens en het I.I.S.G.
een verzekeringsmaatschappij bereid gevonden om als mecenas op te treden
bij de herdenking van de grootste revolutionaire denker uit de geschiedenis.
Referenties:
1 Ludo
MARTENS, Het Communistisch Manifest. Uitg. EPO , Antwerpen ; Centraal Boekhuis , Culemborg , 1998.
152 p. ; noten , lit. ; 200 BF / fL
. 11 ; ISBN 90 6445 078 1 . Zie ook FEcT , 30.05.98 , p.
9 .
2 Jan GIELKENS,
'Was ik maar weer in Bommel'. Karl Marx en zijn Nederlandse verwanten.
Een familiegeschiedenis in documenten. Stichting beheer I.I.S.G. ,
Amsterdam , 1997. 199 p. ; foto's , lit. , reg. fl. 29,50 / 590 BF ; ISBN 90 6861 099 6 .
7 juni - 5 juli
1998 .