Luchtoorlog 1914
De Eerste Wereldoorlog staat traditioneel geboekstaafd als een langdurig
conflict in de loopgraven van West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk plus op
vele andere plaatsen in Europa en in heel de wereld.
De luchtgevechten tussen Belgen, Fransen en Britten enerzijds en
Duitsers anderzijds kregen altijd veel minder aandacht. Toch is er al
genoeg over gepubliceerd, zoals blijkt uit de gespecialiseerde
bibliografie, waarmee Bernard Deneckere ijn studie afsluit (204-208).
Deneckere beschrijft als eerste de luchtoorlog van 1914, m.a.w. de
eerste vijf maanden van de 1° W.O. Hij legt niet uit waarom hij niets
zegt over de volgende drie jaar.
Hij begint met een overzicht van de luchtmachten van België, Frankrijk,
Groot-Brittannië en Duitsland aan de vooravond van de 1° W.O. De eerste
vlucht met een vliegtuig werd verwezenlijkt door de gebroeders Wright in
1903, dus nauwelijks 11 jaar voor het grote conflict. De eerste
oversteek van het Kanaal vond plaats in 1908. Het Belgische leger
startte in 1913 met luchtvaart in Brasschaat. Ballonvaart had men al
sinds 1887. België begon de oorlog met circa 20 vliegtuigen, waarvan de
helft eigendom was van de (al dan niet adellijke ) piloot. Duitsland had
ca. 250 toestellen, meer dan Frankrijk, Engeland en België samen.
De oorlog dan. Op 2 augustus 1914 bezet Duitsland Luxemburg en op 4
augustus valt het België binnen. De eerste Duitse vliegtuigen verkennen
dan de forten in een wijde boog rond Luik, tot Sint-Truiden en Tongeren.
De Duitsers zorgen voor een primeur : in de nacht van 5 op 6 augustus
bombarderen ze Luik vanuit een zeppelin, met 12 man aan boord. Ze gooien
12 bommen, van 50 en 100 kilo. Het grote, trage tuig wordt zwaar
toegetakeld door kanonnen en geweren. Het raakt niet meer terug in
Keulen en strandt in een bos bij Bonn, waar negen mensen op de grond
sneuvelen. De Belgische kranten melden op 6 augustus vol trots de eerste
overwinning, de Duitse verzwijgen hun mislukking.
De volgende dagen verkennen Duitse vliegtuigjes de omgeving van Luik,
Namen, Leuven, Brussel, Antwerpen en de wegen naar Frankrijk. In de Slag
bij Casteau, ten oosten van Mons, verjagen ze de Engelsen, die sinds
Waterloo niet meer op het vasteland gevochten hadden. Einde augustus
trekken ze Frankrijk binnen. Pas begin september kunnen de Fransen de
Duitse opmars stuiten ten oosten van Parijs, tijdens de 1° Slag bij de
Marne. Hun luchtmacht verliest in België veel toestellen, ofwel door
ongevallen, ofwel worden ze neergehaald. Veel bemanningen sneuvelen of
worden krijgsgevangen gemaakt.
Ook Belgische vliegtuigen maken verkenningsvluchten en het Franse
luchtschip Montgolfier werpt bommen op Trier. Op 12 augustus slaan de
Belgische troepen een aanval van de Duitse ruiterij af in het Limburgse
Halen. Honderden Duitsers sneuvelen daarbij. Op dezelfde 12° augustus
vertrekken de Britse troepen in de richting van het vasteland.
Vliegtuigen volgen. Op 21 augustus worden hun eerste piloten neergehaald
nabij Ath. Anderen volgen helaas.
Op 26 augustus merken Belgische verkenningsvliegtuigen dat Leuven en
zijn wereldberoemde universiteitsbibliotheek in brand staan. Het nieuws
schokt de wereld. Tijdens de belegering van Antwerpen ( 24 augustus e.v.
) bombarderen Duitse zeppelins meermaals de stad. Detail : zeppelin
Sachsen is 140 m lang, een huidige Boeing 77 m (p. 83). Ze verkennen ook
Oost- en West-Vlaanderen. Ook gasballonnen worden ingezet als
verkenners. Einde september moeten de Belgen zich terugtrekken uit de
forten rond Antwerpen en veroveren de Duitsers bijna heel Vlaanderen.
Meteen komt hier een einde aan de zeppelinaanvallen. Ze verleggen hun
doelwitten naar Frankrijk en Engeland. Begin oktober slagen de
vliegeniers erin om samen met het veldleger de omsingelde havenstad te
verlaten. De exodus verloopt chaotisch. De piloten vluchten eerst naar
Sint-Denijs(Gent), dan naar de Wellingtonrenbaan in Oostende, vervolgens
naar Saint-Pol bij Duinkerken.
De bewegingsoorlog loopt vast : van Parijs tot Basel graven Fransen,
Britten en Duitsers zich in. De 160 km tussen Parijs en de Noordzee ligt
nog even open. Op 16 oktober nemen de 75.000 Belgische soldaten
stellingen in rond de IJzer :ze moeten met Franse hulp een front van 28
km verdedigen van Nieuwpoort richting Ieper. Vanaf 18 oktober wordt er
gevochten en moeten de Belgen wijken voor de Duitsers, die op 11
november Diksmuide veroveren. De Slag aan de IJzer is daarmee voorbij.
De Belgen zetten de IJzervlakte onder water. Een watertapijt van 2 km
breed zorgt dat het front in het noorden muurvast zit en verhindert
verdere Duitse aanvallen. Deze plas wordt een belangrijk object voor de
luchtverkenningen tijdens de uitputtingsslag die de volgende jaren heel
het oorlogsbeeld beheerst. Deze verkenningen hebben vooral een
strategisch en tactisch karakter : ver achter de linies gaan kijken naar
de stellingen en intenties van de vijand en de eigen artillerie helpen
bij beschietingen.
De tegenstanders proberen elkaars vliegtuigen te verjagen. De
geallieerden slagen hier beter in dan de Duitsers, omdat hun vliegtuigen
uitgerust zijn met mitrailleurs. De Duitse kanonnen daarentegen vuren
zeer accuraat.
Einde oktober , begin november 1914 bezoekt Kaiser Wilhelm het front en
vergadert in Tielt met zijn stafofficieren. Franse vliegtuigen proberen
hem te treffen met 17 bommen, ze verwoesten van alles, behalve de
keizer. Die trekt naar Kortrijk. Ook daar raken ze hem niet.
Op 21 november is de Eerste Slag om Ieper voorbij. Gedurende een maand
heeft geen enkele partij vooruitgang geboekt, ondanks het verlies van
tienduizenden.
De luchtmachten spelen in deze slag een belangrijke rol : hun
vliegtuigen en ballonnen brengen de posities van de tegenstanders in
kaart en helpen de artillerie. De Duitse ballonnen zijn langwerpig en
stabiel, ze zien eruit als varkens; de Franse zijn rond en zeer
windgevoelig. In 1915 schakelen de Fransen ook over op langwerpige. De
ruiterijen daarentegen kunnen niet meer doordringen op vijandelijk
gebied en verliezen zo hun rol als verkenners.
In november – december 1914 brengt de Duitse marine ook watervliegtuigen
naar de kust van Vlaanderen, meer bepaald naar de gloednieuwe haven van
Zeebrugge. Het bombarderen van Engeland wordt hun grootste uitdaging
gedurende heel de oorlog. Het Duitse marinekorps legt ook een nieuw
vliegveld aan in Mariakerke bij Oostende, voor vluchten boven het front.
In december 1914 slaat de winter toe. In de vliegtuigjes is het ijskoud.
De Franse bommenwerpers verlaten het Belgische luchtruim om in de buurt
van Arras te gaan opereren. De Britten slagen er niet in deze leemte op
te vullen.
Het boek eindigt abrupt met de vindplaatsen van overblijfselen van de
luchtoorlog : monumenten, vliegtuigen, graven. Het lijkt wel of de
luchtoorlog ineens eindigt. Wat er in de jaren 1915 – 1918 gebeurt,
vernemen we dus niet. Werkt de auteur nog aan een tweede deel ?
Het boek is rijkelijk voorzien van foto’s en tabellen. Op deze laatste
staan o.m. de toenmalige vliegvelden en de soorten toestellen. De
foto’s, waarvan vele hier voor het eerst gepubliceerd worden, zijn
nuttig om de vele technische uitleg te begrijpen. Een kaart met de vele
plaatsnamen ontbreekt helaas. Het boek is zeer gedetailleerd, soms van
uur tot uur of van minuut tot minuut, dus ietsje te. Er staan ook erg
veel namen in van piloten, korpsen, divisies en bevelhebbers. Een
register ontbreekt.
Deneckere is een specialist; twintig jaar archiefonderzoek heeft
vruchten opgeleverd : hij kent elk detail van het toenmalige
luchtverkeer : de vliegveldjes, hangars, soorten vliegtuigen, de namen
van de piloten, de taak van de bemanning, de zeppelins, de bommen die ze
aan boord hadden en dropten, de soorten ballonnen en hun functie, de
sterke en zwakke kanten van de eerste luchtvaart.
De lezer die technisch niet onderlegd is, zal soms wat moeite moeten
doen bij de lectuur.
Het boek geeft wel een andere kijk op de 1° W.O. dan de meeste
soortgenoten.
Twee detailfoutjes : “Van zodra” (83) i.p.v. zodra en “de haven van de
Franse haven Duinkerke” i.p.v. gewoon de haven van Duinkerken.
Referentie :
Bernard Deneckere,
Luchtoorlog boven België.
Van Antwerpen tot de zee.
Uitgeverij Roularta, Roeselare, 2010.
208 p. ; foto’s, tabellen, lit. , websites.
ISBN 978 90 8679 301 3; € 24,95 €.
Jef Abbeel november 2010.
|