Community Geschiedenis                                                                Histoforum

    recensies deel 1    deel 2   deel 3   deel 4   deel 5   deel 6   deel 7   deel 8  

Keniaanse lopers

Finn is een Brits journalist en loper, die met zijn gezin een jaar in Kenia ging wonen, om te achterhalen waarom de Kenianen en meer bepaald de vier miljoen Kalenjin zo goed lopen. Zij trouwens niet alleen : de Ethiopiërs doen het minstens even goed, momenteel zelfs beter en sommige Somaliërs (zoals de “Brit” Mo Farah ) zijn ook heel goed.  Wat Finn doet, is niet nieuw : al decennia vragen deskundigen (waar Finn niet bij hoort) zich af welke factoren in het voordeel spelen van de Oost- en Noord-Afrikaanse atleten op afstanden van 800 m tot marathon. Het definitieve antwoord hebben we nog altijd niet, ook niet van Finn. Het moet in alle geval een veelheid van factoren zijn , niet één of twee.

Finn trok dus naar Iten in de fameuze Riftvallei, hij leefde er tussen de atleten, observeerde hun training, voeding, entourage, langdurige rustmethodes.
Hij vertelt over de bezigheden van de jeugd, de succesvolle atletiek op de scholen en aan de universiteit van Eldoret, de baanbrekende rol van de Ierse broeder Colm O’Connell, de selectiewedstrijden die Europese en Amerikaanse managers en de firma Nike organiseren voor talentrijke lopers, de ontgoocheling bij de niet-geselecteerden, de vreugde bij de happy few die mee mogen naar Europa of Amerika. Allemaal boeiende lectuur, maar aan een systematisch lijstje met verklaringen komt hij niet toe.

De geduldige lezer kan wel wat factoren bijeensprokkelen, wel wetend dat ze wsch. niet compleet zijn. We sommen er enkele op:
a)de kinderen moeten bijna alle afstanden te voet afleggen en ook nog hard werken op het platteland. Dit wil niet zeggen dat ze dagelijks 10 tot 15 km naar school lopen, maar het contrast met het sedentair leven van onze jeugd is heel groot;
b) het blootvoets lopen tijdens de jeugd, waardoor ze instinctief proberen zachter te landen en een betere looptechniek krijgen; die behouden ze zodra ze schoenen gaan dragen. Finn heeft het ook over landen op de voorvoet, maar dat klopt enkel voor 800 en 1500 m. Voor afstanden van 5000 tot marathon moet je op de middenvoet landen.
c)de sobere leefstijl en het simpele dieet; hun voeding bestaat voor een groot deel uit bonen, rijst, ugali (maïspap),groene groenten, soms wat melk en vlees. Geen gebakjes, ijs, chocolade, room, kaas, hamburgers. Dus veel koolhydraten en zeer weinig vet. Als ze naar Europa of Amerika komen, moeten ze oppassen om geen 5 kilo bij te komen.
d) eindeloos veel uren rusten en slapen tussen de twee of drie trainingen per dag, weinig of niet werken;
e) samenleven in kampen, waar voor alles gezorgd wordt : boodschappen, koken, wassen, massage etc. ; Westerse atleten hebben niet het geduld of de tijd om zoveel uren te rusten, ze doen boodschappen en helpen toch iets thuis. Blessures komen in Kenia bijna niet voor, maar het is niet zeker dat dit aan hun masseurs te danken is. Onze toppers worden ook goed verzorgd.
f)succesvolle rolmodellen, die de anderen aanzetten om via de sport uit de armoede te komen en rijk te worden. Een argument voor dit laatste is dat de kinderen van rijk geworden toppers zelf geen topatleten worden.
g)de wil om te winnen, de grote toewijding, de bereidheid om echt af te zien. Ook de discipline om elke morgen vroeg op te staan voor de eerste training.

Finn haalt er nog een factor bij : de jongens moeten een pijnlijke besnijdenis doorstaan, zonder verdoving en mogen daarbij geen enkel teken van emotie tonen. Daardoor zou een hoog tempo in en op het einde van de wedstrijd minder pijn doen. Ik vrees dat deze verklaring nergens op slaat : in heel de moslimwereld worden elke dag duizenden jongens op dezelfde manier besneden die geen atleet worden.
Finn citeert ook nog een gebruik van de Kalenjin-stam van vroeger : veediefstal. Het staat ook in het boek van Thor Gotaas , Hardlopen. Hun voorouders gingen vaak honderden kilometers ver om vee te stelen en renden daarmee naar huis. Die snelheid zou dus genetisch doorgegeven worden. Dit lijkt me totaal onwetenschappelijk.
Finn trekt ook even naar Ethiopië, het noordelijke buurland van Kenia, voor een halve marathon, die hij aflegt in een zeer bescheiden persoonlijk record van 1u26’47”. Hij maakt er kennis met Haile Gebrselassie, geen Keniaan, maar wel de beste afstandloper aller tijden. Finn’s marathonrecord In New York, na een jaar training in Kenia, is een stuk beter : 2 u 55. Maar over de Ethiopische topatleten zegt hij verder niets.

De auteur slaagt erin de lezer mee te nemen naar de leefwereld van de Keniaanse atleten, hun gastvrijheid, talent, bescheidenheid en te laten proeven van de sfeer in de trainingskampen en op de selectiewedstrijden. Aan de foto’s kun je zien dat de infrastructuur er niet briljant is.

Maar die lezer moet er wel bij nemen dat Finn constant over zichzelf en zijn gezin bezig is, met verzonnen dialoogjes en alles, veel meer dan over de Kenianen. De verhouding is ongeveer 80 / 20. Het meest gebruikte woord is “ik”. Finn is veel meer een vlotte, egocentrische verteller dan een afstandelijke, systematische onderzoeker.
We lezen ook niets over de voordelen van trainen op grote hoogte, de trainingsopbouw, de soorten trainingen, de tijd die ze aan elke training en eventueel aan looptechnische oefeningen besteden.

Wie van meer gestructureerde verklaringen houdt, verwijzen we naar Toby Tanser, Train Hard, Win Easy (1997) en naar Tim Noakes, Lore of running(2003).

Beiden stippen ook nog andere verklaringen aan : de onmenselijk harde trainingen(“the hardest peaking training program ever undertaken by human athletes”, Noakes, 302), verder ook het systematisch leven, trainen en wedstrijden lopen in groep, de biomechanische basis : veel dunnere onderbenen dan Europeanen en Amerikanen (Noakes, 442).
Noakes geeft ook schema’s van hun trainingen, de methodes, opbouw, jaarindeling. Bij die drie trainingen per dag (6 u, 10 u, 16 u) horen geregeld ook sessies rekoefeningen (445-446).

We missen bij Finn ook een kaartje met de plaatsnamen Iten, Eldoret, Riftvallei en een woordenlijstje met de begrippen chapati, matatu, mzungu, ugali.


Referentie

Adharanand Finn, Lopen met de Kenianen. Op zoek naar het geheim achter de Afrikaanse hardloopsuccessen. Uitgeverij De Arbeiderspers, Utrecht / WPG, Antwerpen, 2012. 262 p. ; ISBN 978 90 295 8327 5; € 19,95.

Jef Abbeel, april 2012

   
 

Met onderstaande zoekmachine kunt u zowel zoeken op het www als binnen deze site en Histoforum

Google
Search WWW Search histoforum.digischool.nl