Recensies

Home    |    Docent    |    Leerling    |    Recensies  |  Historische links   |   Zoekmachines   |   Contact

   

deel 1   |  deel 2  |  deel 3

   

Een ooggetuige van de Franse tijd

   

In 1792/94 werden de Oostenrijkers verdreven uit onze gewesten en werden de Nederlanden en Luik een onderdeel van het Franse imperium. Dit was het begin van een nieuw tijdperk: afschaffing van absolutisme, standen, staatsgodsdienst, agrarische economie, rechtsongelijkheid, ouderwetse maten en gewichten etc. De veranderingen werden, in naam van de vrijheid, met harde hand opgelegd, zodat de bevolking geschokt was door het totale gebrek aan respect voor waarden, normen en instellingen, tradities en zekerheden. Leuvenaar Jan-Baptist Hous ( 1756-1830) maakte het allemaal zeer intens mee. Van 1780, toen hij 24 was, tot op zijn 73° in 1829, hield hij 50 jaar lang  met vlijt en engagement  zijn dagboek bij. Hous was pruikenmaker, maar door de revolutie werd dit beroep overbodig; hij schoolde zich dan meteen om tot postbode, een zegen voor ons. Want daardoor kwam hij met veel meer mensen in contact en was hij getuige van veel meer gebeurtenissen in Leuven en omgeving. Bovendien had hij een helder en kritisch observatievermogen, een grote luisterbereidheid, hij las kranten en affiches en zocht contact met vluchtelingen en soldaten. Hous behoorde wel tot de verliezers: hij werd niet rijker door de revolutie en als trouwe aanhanger van de Kerk en van de Oostenrijkers, deelde hij ook in hun klappen. Een collega echter, Bastiné, collaboreerde met de Fransen: hij promoveerde van pruikenmaker tot politiecommissaris, fanatiek antiklerikaal, opkoper van kerkelijke goederen en rijke notabele. Zijn dagboek werd wel een succes : 20 jaar na zijn dood gebruikte de Leuvense historicus Edward Van Even het voor zijn “Louvain dans le passé et dans le présent” ; in 1964 werd het integraal uitgegeven door Jozef De Kempeneer , maar zonder verdere toelichtingen en door zijn ouderwetse en dialectische taal dus moeilijk verstaanbaar voor vele huidige lezers. De verdienste van Edward De Maesschalck is dat hij het handschrift hertaalde, voorzag van noten, een stadsplattegrond en een algemeen historisch kader. Het plan van Leuven valt vooral op door zijn vele kerken en zijn 32 kloosters! Hij beperkt zich tot de Franse tijd, omdat de aantekeningen over de eerste 12 en de laatste 14 jaar weinig voorstellen. Hous komt op dreef wanneer hij in 1792 vreemde troepen door Leuven ziet trekken, met daarbij Drouet, de postmeester die de gevluchte Lodewijk 16° herkend had en dus  “ zijn dood en die van Marie-Antoinette op zijn geweten had”. In 1793 is Leuven weer even Oostenrijks en herdenkt men de dood van (de Oostenrijkse) Marie-Antoinette. Vanaf 1794 is Leuven 20 jaar in Franse handen en brengt Hous vooral slecht nieuws. In naam van de “liberté, fraternité en égalité” , drijven de Fransen de belastingen op, ze roven alles en weten ook alles te vinden. Geestelijken worden verjaagd, grafzerken van kerkhoven gebruikt voor de aanleg van wegen, goederen openbaar verkocht aan profiterende collaborateurs. De republikeinse kalender stuurt alles in de war, meer dan 80 scholen en de universiteit worden gesloten, wat in de kaart speelt van Brussel, de oude concurrent van de “eerste stad van Brabant”. Kerkelijke en universitaire gebouwen worden gebruikt voor allerlei andere doeleinden, met als toppunt het kleine H. Geestcollege als bordeel. Tot 1799 vieren de Fransen en hun meelopers 21 januari, de dag waarop hun koning op het schavot was gebracht. De klokken luiden als de Fransen ergens winnen of als Bonaparte in 1797 vrede sluit met Oostenrijk. Dan hoort Hous het eerst van hem, nadien zal hij hem meermaals zien. Het verzet begint pas in 1798 met de Boerenkrijg, maar het is kort van duur. Nadien luiden de klokken weer voor prestaties van Napoleon; als hij verliest, zwijgen ze. Zolang Napoleon niet echt oorlog gaat voeren, zorgt hij voor verlichting van de pijn: hij sluit een concordaat met de paus, Hous neemt de tekst zelfs op in zijn kroniek, kerken gaan weer open, de gehate republikeinse  kalender verdwijnt. In mei 1802 kiezen ook de (gegoede) Leuvenaars voor de consul voor het leven. In 1803 bezoekt de keizer “België”, in het vooruitzicht van een oorlog tegen Engeland en om de bevolking op zijn hand te krijgen. Leuven onthaalt hem feestelijk op 30 juli, maar helaas toont hij enkel interesse voor zijn soldaten en niet voor de Leuvense notabelen. Ook de 2° keer, op 1 september 1804 , rijdt de keizerlijke koets snel door het versierde Leuven en overnacht Napoleon in Tienen. Nadien keert hij nog enkele keren terug naar de Zuidelijke Nederlanden, maar niet meer naar Leuven, zodat Hous hem dan niet meer ziet. Hous mag niet klagen : Leuven krijgt nog bezoek van familieleden van Napoleon, o.a. keizerin Josephine, broer Louis ( koning van Holland ), de moeder van Napoleon, de jongste broer Jérôme ( koning van Westfalen). Van 1804 tot 1815 is het meestal oorlog en trekken er voortdurend soldaten door Leuven. Enerzijds steunt de stad Napoleon, meermaals zelfs met een Te Deum, anderzijds is er overal verzet tegen de legerdienst. De helft van de lotelingen deserteert. Er volgen klopjachten op dienstweigeraars en deserteurs en gevangennamen, soms zelfs 34 op één dag in Leuven alleen. De enige zoon van Hous moet eerst naar Spanje( 1809 ) , waar guerrillero’s wreed te keer gaan. Dan moet hij via Duitsland naar Litouwen. Hendrik keert terug, maar Hous vermeldt niets meer over hem. De oorlogen en de afschaffing van de kerkelijke instellingen veroorzaken een nieuwe klasse: bedelaars, landlopers, smokkelaars, bandieten. De overheid verbiedt de bedelarij, maar ze blijft verder bestaan. Tegelijk  ontstaan er nieuwe rijken van het type Bastiné. Tijdens Napoleon wordt Leuven grondig verbouwd : de wegen worden breder, maar wel ten koste van 5 van de 7 stadspoorten : de Brusselse, Tervuurse, Naamse, Mechelse en Parkpoort gaan tegen de vlakte tussen 1806 en 1810. In 1803 worden de nieuwe maten en gewichten ingevoerd: meter, liter, kilo i.p.v. el, voet etc. De weerstand tegen de liter is het grootst: cafés moeten voortaan tappen per ½ of 1 liter i.p.v. pot of pint. Hous vertelt ook hoe de Franse rechtspraak te werk gaat : dieven en moordenaars worden onder grote belangstelling geguillotineerd. In 1814 is het afgelopen met Napoleon: geallieerde troepen uit Zweden, Rusland, Pruisen, Engeland en Holland bevrijden onze gewesten. Hous klaagt over het gedrag van de kozakken. In Waterloo vechten 3600 “Belgen” aan de zijde van de geallieerden en 1350 aan de kant van Napoleon. De Hollandse periode zorgt niet voor veel beterschap : er is veel werkloosheid en armoede. De Maesschalck eindigt met een nawoord over de prestatie van kleine man Hous. Een paar detailopmerkingen: een lijstje met begrippen zoals dragonder, huzaar, kozak zou niet overbodig zijn; op p. 102 staat een hardnekkige drukfout: 4 x 1998 i.p.v. 1798; de titel zou ook mogen zijn: “Leven in revolutietijd”, want Hous had toch nog wat overschot. Het boek is zo boeiend en vlot geschreven en bewerkt, dat je het in één lange adem kunt uitlezen. Alle lof dus voor het duo Hous – De Maesschalck. De opdeling in 43 korte hoofdstukjes verhoogt de leesbaarheid. De datering in de rand remt je leestempo minder af dan voetnoten. Wie interesse heeft voor de Leuvense straatnamen, vindt hier de oorsprong van vele. Het is één van de beste  verslagen over de Franse tijd.  

REFERENTIE:

Edward De Maesschalck, Overleven in revolutietijd. Een ooggetuige over het Franse bewind ( 1792 – 1815). Uitgeverij Davidsfonds, Leuven, 2003. 216 p. ; plattegrond, prenten, literatuur. ISBN  90 5826 237 5 ;  € 19,95

Jef Abbeel, augustus 2004  

 

   

© 1998-2004 Albert van der Kaap, Enschede. Alle rechten voorbehouden.