Negen lessen over hoofdstuk twee van Feniks,
gemaakt door Mark Beumer
Het komplete lespakket - inclusief
verantwoording en evaluatie- staat in een
word
bestand.
LES
2 en 3
Algemene lesdoelstellingen
leerlingen
Kennisdoel:
de leerlingen zijn in staat de begrippen
(directe) democratie en burger in eigen woorden uit
te leggen en twee verschillen te noemen tussen de 5e
eeuw v. Chr. en het heden. Daarnaast kunnen
leerlingen het begrip (medische) wetenschap
uitleggen in de context van de vijfde eeuw voor
Christus. Ook een verschil en overeenkomst tussen
toen en nu aangeven en hier een mening over geven
(dimensie 2-3-4-5)
Vaardigheidsdoel: de leerlingen kunnen vanuit
het heden het verleden beschouwen alsook
continuïteit en verandering aangeven
(standplaatsgebondenheid en continuïteit en
verandering).
Algemene doelstellingen
docent
Kennisdoel:
docent heeft genuanceerde kennis over de
begrippen democratie, burger en (medische)
wetenschap op basis van wetenschappelijk onderzoek.
Vaardigheidsdoel: de docent is in staat kennis
te verbreden en te verdiepen (dimensie 3).
Toelichting:
wetenschap heeft als taak steeds weer bestaande
kennis te verkennen, te bekritiseren en aan te
passen aan de nieuwste inzichten. Dit sluit aan bij
de derde dimensie van Marzano waarbij bestaande
kennis verbreed en verdiept wordt. Leerlingen moeten
de kennis uit het handboek vergelijken met die uit
aangereikt modern onderzoek, waarna een nieuw
standpunt kan worden ingenomen. Daarnaast worden zij
getraind in het onderbouwen van een stelling of
redenering doordat zij in aanraking met
wetenschappelijk onderzoek en de daaruit
voortvloeiende resultaten. Bij vergelijking kunnen
vragen gesteld worden over overeenkomsten en
verschillen met betrekking tot de leerstof en de
aanvullende kennis. Daarnaast moeten leerlingen een
oordeel te vellen over die nieuwe kennis en de
daarvoor gegeven bewijzen. Zo leert de leerling
genuanceerd te denken. (1) Een tweedeling wordt
gerealiseerd, waarbij in het ene deel aandacht
gegeven wordt aan democratie (in de tijd van
Perikles) en daarnaast een les over de ontwikkeling
van de medische wetenschap, dan wel of niet los van
de Griekse goden. De tweede les wordt aangevuld met
Welk Woord Waar, waarbij leerlingen een eerste stap
zetten naar causaal redeneren, door oorzaken en
gevolgen in een schema te in te kaderen en dit te
onderbouwen.
2.2 Echt
klassiek (kernlessen)
De term
klassiekverwijst hier niet alleen naar de definitie als
‘tijdloos’, maar ook naar een van de periodes uit de
Griekse geschiedenis, namelijk de Klassieke Periode,
die circa te duiden is van 480 tot 338.
De vraag hoe de klassieke vormentaal van de
Grieks-Romeinse cultuur
ontstaan
is, wordt naar mijn mening
niet
beantwoord in deze paragraaf. Wat wel deels
wordt beantwoord is de deelvraag van paragraaf 2.3,
namelijk hoe de klassieke cultuur zich door Europa
verspreidde.
Het antwoord op deze vraag is in deze tweede
paragraaf deels terug te vinden. Het boek spreekt
namelijk over de verovering van Alexander de Grote,
waarbij van Iran tot de Zwarte Zee en van Egypte tot
Armenië de Griekse cultuur zich verspreidde en vele
steden versierd werden met Griekse beeldhouwwerken.
Bovendien begint Rome vanaf de 2e eeuw
voor Christus ook met veroveren, namelijk van de
hellenistische rijken. Zo ontstaan er
acculturatieprocessen, waarbij Rome eerbied krijgt
voor de Griekse kunst en cultuur. Dit ging zelfs zo
ver dat er een overgang valt waar te nemen van
beelden als oorlogsbuit tot decoratie van villa’s.
Niet alleen in Rome, maar ook in onze gebieden is er
op gegeven moment sprake van grote villa’s met
beelden, sieraden naar Grieks-Romeins model. (2) Het
kernbegrip hierbij is
imperialisme.
Op dit moment draait de tentoonstelling ‘Luxe
en Decadentie’ in het Valkhofmuseum in Nijmegen.
Hierbij wordt het leven aan de Romeinse goudkust
vanaf de 2e eeuw voor Christus in beeld
gebracht. Stadsvilla’s uit bijvoorbeeld Pompeii
waren gedecoreerd met elementen uit de
hellenistische paleisarchitectuur. Zuilen met
Korinthische of figuratieve kapitelen, kostbaar
inlegwerk of mozaïeken en wandschilderingen met
architectuurvoorstellingen moesten de sfeer van de
rijke residentie van een koning in Pergamon,
Antiochië of Alexandrië oproepen. (3) Bovendien
werden de uit veroveringen verkregen rijkdommen niet
alleen ingezet om vorm te geven aan een weelderige
levensstijl, maar gingen deze steeds meer een rol
spelen in het vestigen en bestendigen van iemands
maatschappelijke status. (4)
Een typisch voorbeeld van een
gewild kunstobject is de
Speerdrager
(dorypforos) van Polykleitos (ca. 440 v. Chr.).
In tegenstelling tot de vroegere beelden, waarbij de
man stijf rechtop wordt uitgebeeld, heeft de
speerdrager een natuurlijke houding. Het lichaam
rust op één been (contraposto), de heupen zijn wat
schuin, hoofd en schouders beetje gedraaid. (5) Dit
beeld gold eeuwenlang als een ideale maatstaf voor
beeldhouwwerken. In tegenstelling tot de
kourosbeelden uit de Archaïsche periode vertoont het
gezicht van de beelden uit de Klassieke Periode een
serene expressie. Daardoor krijgen de beelden een
eigen identiteit. Wel wordt door de kunstenaar nog
steeds een ideaalbeeld weergegeven. Ondanks de
natuurlijke uitstraling zijn ze geen natuurgetrouwe,
maar een geïdealiseerde weergave van de
werkelijkheid. (6)
Een ander voorbeeld is het Prima Porta beeld
van Augustus. Dit standbeeld geldt als één van de
bekendste standbeelden van Romeinse keizers. Op 20
april 1863 werd dit beeld op de heuvel van Prima
Porta, even ten noorden van Rome, aan de Via
Flaminia ontdekt. Het beeld was in prima staat en
ondanks enkele breuken vrijwel compleet. Al snel
werd er polychrome beschildering opgemerkte, die
helaas snel verbleekte. Het standbeeld zelf en de
gebeeldhouwde versiering op het
kuras
behoren bovendien tot de bekendste voorbeeldenvan de propagandistische kunst uit de periode
van keizer Augustus. Augustus is afgebeeld terwijl
hij zijn leger toespreekt. Hij draagt een
kuras en
heeft de purperen keizersmantel om zijn heupen
geslagen. Bij zijn rechterbeen berijdt Eros een
dolfijn. Dit is een zinspeling op het verhaal over
de afstamming van de keizerlijke familie, dat
ondermeer in de
Aeneis
van Vergilius werd verkondigd: de familie zou – via
Ascanius en zijn vader Aeneas – van Venus zelf
afstammen. (7)
Midden op zijn
kuras is
een gebeurtenis van grote symbolische waarde
afgebeeld. In het jaar 20 voor Christus werden de
legerstandaards, die Crassus in de Slag bij Carrhae
had verloren, weer aan Rome teruggegeven. In de Slag
bij Carrhae (53 v. Chr.) werden de Romeinse legers
door de Parthen in de pan gehakt. Het terugkrijgen
van deze veldtekenen lukte langs diplomatieke weg en
wiste een grote schande voor het Romeinse leger uit.
In de centrale groep is een bewapende strijder te
zien over wiens identiteit veel te doen is geweest,
maar die als Mars beschouwd moet worden. Mars
ontvangt van een vertegenwoordiger van de Parthen,
die op hem afloopt, de legerstandaard. Deze scène
speelt zich af binnen een kader, dat de betekenis
van de gebeurtenis op een kosmisch plan brengt. Aan
de bovenzijde zien we namelijk de buste van de
personificatie van de Hemel, waaronder de zonnewagen
voortrijdt. Hiervoor snelt Aurora met een fakkel
vooruit. Zij is gezeten op de schouders van de
personificatie van de Morgendauw. Aan de onderkant
zien we de met korenaren gekroonde Tellus (godin van
de Aarde), terwijl aan zijkanten personificaties te
zien zijn van volkeren, die aan de Romeinen
onderworpen zijn: rechts waarschijnlijk
Gallia en
Germania
en links
Dalmatia. Meer naar onderen zijn twee goden te
herkennen, namelijk links Apollo, die een griffioen
berijdt, en rechts zijn zuster Artemis op een hinde.
(8)
Doel overheid: De klassieke vormentaal van de
Grieks-Romeinse beeldende kunst en architectuur
herkennen en beschrijven.
De leerling
kan ook de verspreiding van deze beeldende kunst
verklaren door middel van imperialisme.
Doel overheid: De groei van het Romeinse wereldrijk, met
als gevolg de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur in
Europa;
centraal staat het begrip Romanisering.
[1]
Marzano, Miedema, Leren in vijf dimensies,
120-124, 140-144.
[2] Venner en van Haperen, Feniks, 42-44.
[3] Mols, S., Hekster, O. en Moormann, E.,
Romeinse decadentie, Pracht en praal in de
Romeinse keizertijd (Nijmegen 2008) 31.
[4] Hunink, V. e.a., Luxe & Decadentie. Leven
aan de Romeinse goudkust (Nijmegen 2008) 5.
[5] Venner en Haperen, Feniks, 44;
[6] Fisser, C. en Jansen, T., Forum. Basisboek
Klassieke Culturele Vorming (Lunteren 3e druk
2000) 52.
[7] Brinkmann, V. e.a., Kleur! bij Grieken en
Etrusken (Zwolle 2006) 191.
[8] Brinkmann, Kleur!, 191-192. Over de term
‘personificatie’ kan gediscussieerd worden. In
mijn masterscriptie over Hygieia (in deze
literatuur opgenomen) heb ik betoogd dat het
verschil tussen godheden en personificaties kan
worden opgeheven, omdat goden meerdere functies
kunnen uitoefenen. Dit in tegenstelling tot de
opvatting dat personificaties maar één functie
zouden kunnen uitoefenen. Bovendien is gebleken
dat moderne auteurs geen enkele argumentatie
geven voor het begrip ‘personificatie’.