Histoforum |
||||
Thor Heyerdahl |
laatste wijziging: 09-03-2021 |
|||
Thor Heyderdahl (1914-2002). De Kon-Tiki man
“Ik wil de mensen leren het vanzelfsprekende in vraag te stellen.”
(Th. Heyderdahl)
Isolationisme versus diffusionisme
Van bij het ontstaan van de amerikanistiek, ca. 1850, overheersen twee
elkaar bestrijdende strekkingen het wetenschappelijk debat:
isolationisme versus
diffusionisme. De eerste
richting gaat ervan uit dat de culturen van de Oude en de Nieuwe Wereld
volledig zelfstandig en zonder wederzijdse beïnvloeding tot stand zijn
gekomen. De tweede neemt aan dat beschavingen elkaar hebben kunnen
beïnvloeden en dat misschien wel sinds de Oudheid.
Vader van de moderne experimentele archeologie
Toevallig liep ik onlangs bij De Slegte tegen een box aan met deze vijf
dvd’s plus boek De Kon-Tiki
expeditie, voor een spotprijsje. Een buitenkans, nu ik mijn oude
video’s niet meer kan draaien en zelfs niet digitaliseren. De dvd’s zijn
eens te meer eten en drinken. Maar met één nadeel: ze zijn versneden op
National Geographic lengte, 52 minuten, wat in de meeste gevallen minder
dan de helft is van het origineel en enorm veel interessante gegevens
weglaat. Wie alleen de dvd’s kent en denkt het hele verhaal te zien, is
er dus aan voor de moeite. Als aanvulling bij de statische foto’s in de
boeken lonen ze natuurlijk wel de moeite. Bovenstaande restrictie is er
echter verantwoordelijk voor dat mijn bijdrage de grenzen van de dvd’s
overschrijdt. De documentaires zijn gedraaid in
Op 18 april 2002 overleed de Noorse ontdekkingsreiziger en archeoloog
Thor Heyderhahl, 87 jaar oud. Anders dan je zou verwachten, stierf hij
in zijn bed, aan kanker. Tot enkele maanden voor zijn dood bleef hij
actief.
Thor Heyerdahl werd in 1914 geboren in Noorwegen. Hij wordt beschouwd
als de uitvinder van de moderne experimentele archeologie. Kort voor de
Tweede Wereldoorlog reisde de jonge Noor met zijn kersverse echtgenote
als zoöloog naar het Polynesische eiland Fatu-Hiva. Hier werd hij voor
het eerst gefascineerd door de mogelijkheid van prehistorische
zeereizen.
Na de Tweede Wereldoorlog, in 1947, zeilde hij met het balsavlot
Kon-Tiki (= de oude zonnegod van Peru)
Het boek dat hij over zijn tocht schreef en de (zwart-wit)film die
erover gedraaid werd, bezorgden hem wereldwijde faam. Voor de
Kon-Tiki-expeditie en zijn latere tochten werd in Noorwegen een museum
ingericht, dat jaarlijks honderdduizenden bezoekers trekt.
Als je meer dan zestig jaar na datum de exploten van Heyerdahl en de
zijnen herleest, valt het op hoe het waagstuk achteraf al decennia als
vanzelfsprekend wordt afgedaan,
omdat het gelukt is. Terwijl toentertijd haast niemand in dat
wellukken geloofde.
Een ander detail: hoe de wereld in die zestig jaar veranderd is.
Heyerdahl vond in 1947 reeds dat de tijden veranderd waren, in Peru en
Ecuador. Peru telde toen 7 miljoen inwoners (p. 77), in 1966 11,6
miljoen; in 2001 26,1 miljoen; in juli 2009 reeds 29,5 miljoen -
verviervoudigd dus. De schattingen over de bevolking van het Incarijk
vóór 1532 lopen uiteen van 10 miljoen voor de laagste tot 20 miljoen
voor de hoogste. Alle onderzoekers zijn het erover eens dat pas na 1950
de verschrikkelijke demografische verliezen van de eeuw na de conquista
door de Spanjaarden zijn ingelopen.
Als 17-jarige signaleerde mijn beste vriend mij het boek. Het maakte op
mij een onuitwisbare indruk. Voor het eerst ging ik geschiedenis met
andere ogen bekijken. En ongetwijfeld heeft Heyerdahl mijn studiekeuze
mee bepaald, zoals hij dat met vele anderen heeft gedaan. Ik kocht elk
boek van hem dat ik in het Nederlands of Engels te pakken kon krijgen en
blikte de uitzendingen over zijn expedities op video in.
Na de Kon-Tiki expeditie richtte hij in 1955-1956 een expeditie in naar
het mysterieuze Paaseiland. Hierbij ging hij multidisciplinair tewerk:
archeologen, etno-botanici en zoölogen vergezelden hem, nu
standaardprocedure, toen een innovatie. Hij toonde aan dat de beroemde
'reuzenhoofden' van Paaseiland in feite beelden waren tot onder de
navel... door ze uit te graven. Dat was vreemd genoeg nooit eerder
gebeurd. Op de borst van een der beelden ontdekte hij zo een grote
rieten boot met drie masten. Oude eilandbewoners bouwden voor hem een
kleine rieten boot, en demonstreerden haar zeewaardigheid. Dit zou zijn
onderzoek definitief een nieuwe richting geven. Ondertussen waren zijn
opvattingen meer genuanceerd geworden, hoewel hij een overtuigd
diffusionist bleef. Zijn Ra- en Tigris-expedities (in 1969-'70 en 1977)
bewezen niet meer de zekerheid
maar wel de mogelijkheid van
prehistorische overzeese contacten tussen de toenmalige
hoogculturen-in-opkomst van Mesopotamië, Indus en Egypte. In de jaren
'80 keerde hij terug naar Paaseiland, ditmaal voornamelijk om
experimenteel te onderzoeken hoe de reuzenbeelden getransporteerd en
opgericht zouden kunnen zijn, zonder hoogtechnologische hulpmiddelen.
Het boek dat hij hierover schreef is nooit in het Nederlands vertaald,
evenmin als zijn oudere, monumentale
The Art of Easter Island.
(Dit laatste werk was tot aan de grote Paaseilandtentoonstelling in het
Jubelpark te Brussel (1990) het meest volledige over Paaseiland.)
In 1984 schreef ik bij een eerste versie van de tekst over de
scheepvaart bij de Inca’s: "De
Tigris-expeditie is waarschijnlijk de laatste grote onderneming van de
ouder wordende ontdekkingreiziger." Ik had
het bij het verkeerde eind: in 1982 tot 1984 deed hij opgravingen in de
Malediven, in 1992 groef hij in Tucumé (Peru) een pre-Incapiramide uit.
Nieuw was hier, dat hij de plaatselijke bevolking niet alleen wist te
overhalen om mee te graven, maar dat hij het hele project annex museum
onder hun hoede stelde. Zo veranderde hij hen van grafrovers in
conservators door hen te overtuigen van de winstmogelijkheden op lange
termijn, voor hen en hun kinderen. Helaas komt dit op de laatste dvd
Voor het begin (eveneens
ingeblikt in 1989) slechts enkele minuten in beeld, omdat de opgravingen
toen pas gestart waren (onder de leiding notabene van Walter Alva, de
man die in 1987 het graf met de fabelachtige goudschat van de
Moche-vorst in Sipan ontdekte) (1).
Heyerdahl bleef ook hierna nog steeds actief: in 1997, op zijn 83ste
startte hij een opgravingscampagne aan een pas ontdekte trappenpiramide
op Tenerife (Canarische Eilanden). Toen de Spanjaarden deze
eilandengroep ontdekten in 1402, troffen zij hier een ras aan van blanke
mensen, die nog in het stenen tijdperk leefden en geen schepen kenden,
ondanks de talrijke voor scheepsbouw geschikte bomen. In een tientallen
jaren durende bloedige en beschamende strijd, roeiden zij de bevolking
praktisch volledig uit en verkochten de overlevenden als slaven aan de
Portugezen, voor arbeid in de suikerrietplantages op het in 1420
ontdekte (volledig onbewoonde) Madeira. De mooie vrouwen van de Guanches
hielden zij als concubines, wat voor rassenvermenging zorgde.
Heyerdahl verdedigde de hypothese dat de Guanches in prehistorische
tijden op rietboten, via de passaatstromen op de eilanden waren
terechtgekomen en niet meer terugkonden door de eeuwige tegenwind. Op de
eilanden troffen zij geen geschikt riet aan, zodat zij de scheepvaart
verleerden. Als dit klopt, toont het andermaal aan dat mensen zeer
moeilijk loskomen uit ingewortelde denkpatronen. Dit hoofdstuk is
natuurlijk nog niet terug te vinden op de dvd’s.
Heyerdahls invloed op de moderne archeologie valt nauwelijks te
becijferen. Zijn experimentele methode is algemeen ingeburgerd en maakt
voorgoed deel uit van het instrumentarium van de archeologie. Na
Kon-Tiki voeren reconstructies van Ierse boten uit huiden (2),
Polynesische dubbelkano's, antieke Griekse galeien (3)
en recent opnieuw rietboten over de wereldzeeën (4).
Zijn grote kracht is zijn beeldende schrijfstijl, waardoor hij over de
hele wereld telkens weer nieuwe generaties begeesterde lezers wint. Over
al zijn tochten schreef hij populaire boeken, die lezen als een
avonturenroman voor jong en oud. Men vergeet meestal dat hij tevens
iedere keer een wetenschappelijk verslag schreef, dat gepubliceerd werd
in de vakbladen. Beroepsarcheologen prijzen zijn creativiteit,
originaliteit en grenzeloze nieuwsgierigheid, waarvoor hij telkens
bereid was zijn eigen leven in de waagschaal te stellen. Zelf zegt hij
hierover: "Ik wil mensen leren het vanzelfsprekende in vraag te stellen.
Het is door ons verleden te kennen, dat we kunnen leven in het heden en
de toekomst kunnen kennen. We leven immers in een eeuwig onvoltooid
verleden."
Rietboten en megalieten
Moche rietboot in visvorm. Aardewerk, 100 v.C. - 600 n.C. (Inca Peru
1990:87)
De biezen bootjes van het hooggelegenTiticacameer (
Andere parallellen zijn de trappenpiramide en de meesterlijke
steenbewerking, die zich uitdrukt in gigantische, perfect passende
stenen. Deze fenomenen vindt men terug, zowel in Mesopotamië, Egypte als
in Meso- en Zuid-Amerika en zelfs in Polynesië. (En, zoals Heyerdahls
onderzoek sinds 1997 aantoont, op de Canarische eilanden.) Afgezien van
de twee laatste gebieden treden zij overal op met een tijdsverschil van
maximum 1000 jaar, tussen pakweg 2500 en 1500 voor Christus.
Heyerdahls Tigrisexpeditie in 1977-'78 bewijst dat de contacten tussen
het oude Mesopotamië en de Indusbeschaving van Mohenjo-daro en Harappa
zeker zijn en tussen
Mesopotamië en het oude Egypte
zeer goed mogelijk waren. Op het eerste had Leonard Woolley in feite
reeds gewezen in de jaren twintig van de vorige eeuw, bij zijn
ontdekking van de koningsgraven van Ur, toen hij in zijn
opgravingsverslag 'het kornalijn uit Indië' vermeldde. (Nu te
bezichtigen, met de andere prachtige schatten uit Ur, in het British
Museum -een der zalen die, behalve van archeologiestudenten, niet de
aandacht krijgen die ze wegens hun onschatbare waarde verdienen.) Maar
het is niet zeker of hij zich volledig bewust was van de consequentie
van zijn laconieke vermelding: namelijk het bestaan
Mohenjodaro. Halssnoer, kornalijn. (Oude
culturen in Pakistan 1989:46)
De sierlijke boten die heden ten dage nog gebruikt worden door de
Aymara's en de Uru's op het Titicacameer, zijn waarschijnlijk de laatste
erfgenamen van een scheepvaarttraditie die teruggaat tot de dageraad der
beschaving. Vijfduizend jaar geleden verbreidden rietboten de cultuur in
Mesopotamië, de Indusvallei en het vroegste Egypte, terwijl de Sumeriërs
vanuit het bijbelse Ur handel dreven in koper op het legendarische
Dilmoen en
Meloecha. Tenminste, daarvan
was Heyerdahl na zijn Ra I en Ra II experimenten zo overtuigd, dat hij
voor het bouwen van zijn Tigris in Zuid-Irak, Aymara-Indianen liet
overkomen uit Bolivië, afstammelingen van het volk dat eens dezelfde
boten had gebouwd voor de Sapa Inca.
Net als bij de balsavlotten werden het technologisch niveau en de
prestatiemogelijkheden van de rietboten door de zelfingenomen
westerlingen van de twintigste eeuw schromelijk onderschat. Door zijn
tocht met de Tigris over meer dan
Wijzen wij tenslotte op een merkwaardig fenomeen. De culturen van de
Nieuwe Wereld kenden het wiel en het ijzer niet. De meeste gebruikten
evenmin iets zo vanzelfsprekend als het zeil! De grote, zeevarende
kano's van de Maya en die waarmee de indianen van de Noordwestkust van
Amerika op walvisjacht voeren, werden geroeid, niet gezeild! Voor zover
wij weten zijn de volkeren uit het latere Incarijk de enigen die
duizenden jaren lang zeilen gebruikten, zowel voor de 'binnenvaart' op
het Titicacameer, als voor de vaart op zee.
Vlotten en guara’s
Als bergvolk waren de Inca’s vanzelfsprekend niet erg goed thuis op de
zee. Ongetwijfeld hadden zij reeds vóór de stichting van Cuzco ervaring
met de rieten boten van het Titicacameer. Maar zoals steeds wisten zij
de vaardigheden van de onderworpen volkeren handig ten eigen bate aan te
wenden, iets waarin ook de Romeinen uitblonken.
Toen zij in de loop van de 15de eeuw de kust bereikten,
vonden zij daar bedreven zeevaarders. Die konden bogen op een
scheepvaarttraditie van minstens 2000 en vermoedelijk zelfs meer dan
4000 jaar, getuige de vondsten in de Moche- en Paracasgraven. Dat
verklaart de grote tocht van Inca Topa Yupanqui (1471-1493). De Spaanse
kroniekschrijver Sarmiento Gamboa verhaalt hoe deze Sapa Inca (= “Enige
Inca”, de vorst) een vloot van vlotten liet uitrusten, die in Tumbez zee
koos, met een leger van 20.000 krijgers. In de loop van de expeditie,
die bijna een jaar duurde, bereikte de armada klaarblijkelijk een
Polynesisch eiland. Want in de citadel van Cuzco werden meegebrachte
voorwerpen bewaard, die daar later door de Spanjaarden zijn gezien.
De eerste onderdanen van de Incaheerser, die de Spanjaarden ontmoetten,
waren trouwens zeelui uit Tumbez. Zij bemanden grote vlotten, waarvan de
conquistador Bernabé Cobo zegt dat ze een grotere tonnenmaat hadden dan
de Spaanse schepen waarop hijzelf voer.
‘De grote vlotten waarop de Peruviaanse indianen in zee steken, die in
de nabijheid van de bossen leven -zoals die van de havenplaatsen Payta,
Nanta en Guayquil- zijn samengesteld uit zeven, negen of meer stammen
van het uitermate lichte balsahout, en wel op de volgende wijze: de
balken worden naargelang hun lengte met lianen of touwen aan elkaar
vastgesnoerd, die op hun beurt weer over andere balken lopen, die er als
dwarsbalken overheen liggen. De stam in het midden is aan de boeg langer
dan de andere. Die worden steeds korter, naarmate ze verder naar de
zijkanten liggen, zodat ze bij de boeg de vorm en de proporties van de
vingers van een uitgestrekte hand vertonen. De achtersteven is echter
recht afgesneden. Bovenop het geheel bevestigen zij een platform, zodat
de mensen en hun kleding aan boord niet nat worden van het water dat
door de spleten tussen de lange balken omhoog gestuwd wordt. Ze
manoeuvreren deze vlotten op de oceaan met behulp van zeilen en paddels.
En sommige ervan zijn zo groot dat ze gemakkelijk vijftig man kunnen
dragen.’
Deze vlotten hadden geen roer, maar werden bestuurd op een wijze die
volledig afweek van de Europese methode, door middel van
guara's of steekzwaarden (de
paddels waarvan Cobo sprak). Voor
Heyerdahl was deze guara-methode ten tijde
van de Kon-Tiki-expeditie zo ongewoon, dat hij een klassieke stuurriem
gebruikte, die hen tijdens de tocht onnoemelijk veel problemen
opleverde, hoewel hij zonder het te beseffen eveneens guara’s aanwendde.
‘Op willekeurige plaatsen waar grote spleten tussen de stammen onderling
waren, staken wij vijf solide vurenhouten planken, die recht omlaag in
het water stonden. Wij hadden ze zonder enig systeem geplaatst en ze
staken anderhalve meter diep in het water. Ze waren een halve duim dik
en een paar voet breed. Ze moesten dienstdoen als heel kleine parallel
lopende kielen of zwaarden. Zulke zwaarden werden toegepast bij alle
balsavlotten van de Inca’s vóór de tijd van de ontdekkingsreizen en ze
moesten verhinderen dat de platte houten vlotten dwars op de wind zouden
afdrijven.’ (Kon-Tiki: 84)
Pas door de ervaring tijdens de tocht en door systematisch
experimenteren enige jaren later, leerde hij opnieuw de geheimen van de
oude zeevaarders kennen. (Die waren namelijk volledig verloren gegaan,
daar de autoriteiten van Peru en Ecuador in het begin van de vorige eeuw
alle ‘gevaarlijke ouderwetse’ zeevaart verboden die niet door middel van
'moderne' schepen werd uitgevoerd.)
‘Wij ontdekten het geheim op de volgende manier: de wind was gelijkmatig
en de zee weer tot bedaren gekomen, zodat de Kon- Tiki een paar dagen
lang goed koers had kunnen houden, zonder dat wij de stuurriem hoefden
te gebruiken. Toen staken wij het teruggevonden zwaard in een gaping
tussen de stammen aan de achtersteven en ogenblikkelijk veranderde de
Kon-Tiki een aanzienlijk aantal graden van koers en ging van het westen
naar het noordwesten. Rustig en regelmatig zeilden wij in deze nieuwe
koers verder. Trokken wij dit zwaard omhoog, dan draaide het vlot terug
in zijn vroegere koers. Maar trokken wij het slechts halverwege omhoog,
dan draaide het vlot ook slechts halverwege terug in zijn oude koers.
Door heel eenvoudig het zwaard op te trekken en te laten zakken, konden
wij, zonder aan de stuurriem te komen, een nieuwe en stabiele koers
bepalen. Dit was het geniale geheim van de Inca's. Ze construeerden een
eenvoudig balanssysteem met de mast en het zeil als het vaste punt, dat
bepaald werd door de winddruk. De twee hefarmen waren respectievelijk
het gedeelte voor en achter de mast. Sloeg het gewicht van het
zwaardoppervlak in de achtersteven door, dan draaide de achtersteven om
met de wind. De zwaarden die het dichtst bij de mast zitten hebben het
minste effect op grond van de verhouding tussen de hefboom en de kracht.
Kwam de wind precies pal achter, dan functioneerden de zwaarden niet
meer, maar dan was het moeilijk om het vlot in de goede koers te houden,
zonder voortdurend te moeten bijsturen en bovendien verhinderde de
lengte van het vlot de vrije manoeuvre. En aangezien de deur van de hut
en onze eetplaats aan stuurboordzijde waren, namen wij de wind altijd
van achteren, dwars over bakboordzijde.
Wij hadden op onze verdere tocht wel de roerganger een zwaard op en neer
kunnen laten trekken in plaats van hem aan het touwsysteem van de
stuurriem te laten sjorren, maar nu waren wij zo gewend geraakt aan de
stuurriem, dat wij de zwaarden gebruikten om de grove koers te bepalen,
terwijl wij er de voorkeur aan gaven met de stuurriem te sturen.’ (p.
148-149)
De Kon-Tiki. Ontwerptekening
Toen hij jaren later het systeem beter beheerste, beschreef Heyerdahl de
guaratechniek als volgt:
'Guara's of steekzwaarden zijn rechthoekige planken van ongeveer
In plaats van primitief te zijn, gaf de guaratechniek dus blijk van een
zeer gesofisticeerd origineel Amerikaans concept en uitvoering. In
Moche-graven uit het begin van onze tijdrekening werden prachtig
versierde en in ajourwerk uitgesneden guara's aangetroffen. Haast elk
Europees museum bezit er wel enkele, ook de Koninklijke Musea voor Kunst
en Geschiedenis in het Brusselse Jubelpark. Maar waartoe ze precies
dienden, bleef een raadsel, tot Heyerdahl zijn experimenten uitvoerde en
beschreef. De graf-guara's werden meestal nooit in de praktijk gebruikt,
maar het feit dat men ze meegaf voor de reis naar het hiernamaals,
bewijst wel het belang dat men eraan hechtte. Hoe traag de
wetenschappelijke wereld vastgeroeste opvattingen loslaat, werd nog maar
eens bewezen op de grote Incatentoonstelling in het Jubelpark in 1990.
Hierop waren een aantal guara's te zien, waarvan sommige duidelijk
tekenen van gebruik vertoonden. In de catalogus werden zij omschreven
als 'ceremonièle roeispanen', zonder enige uitleg over hun functie! En
dat terwijl het systeem reeds correct en in detail beschreven werd in
een historische roman uit 1954 over de Amazone-expeditie van Orellana in
1541 (5).
Ceremoniële guara (Inca-Perú 1990:235)
Heyerdahls Kon-Tiki-expeditie bewees niet alleen dat balsavlotten, tegen
de gangbare mening van de kamergeleerden in, inderdaad perfect
zeewaardig waren en de hevigste stormen beter konden doorstaan dan een
Europees vaartuig, maar tevens dat de oude kustbewoners van het Incarijk
even perfect in staat waren om voedsel en drank voor langdurige
zeereizen te conserveren in kalebassen of afgedichte bamboepijpen. Door
zijn diverse experimenten kon hij tevens aantonen dat planten als
kokosnoten of Amerikaans katoen alleen door de mens in boten of vlotten
over zulke enorme afstanden konden getransporteerd worden, en niet door
toevallig de golven te overleven. Zijn tocht van
De Ra-expedities
De grote, houten rivierboten en zeeschepen uit het Egyptische Oude Rijk
waren wel fraai, maar ze leken niet zeewaardig, gammel en onstabiel.
Kortom: weinig op hun taak berekend. Dat past eigenlijk niet goed bij
alles wat we over de Oude Egyptenaren weten. Die tegenstrijdigheid hield
sommige geleerden bezig. Heyerdahl bestudeerde wandreliëfs en modellen
in de musea. Hij was ervan overtuigd dat de oplossing van het probleem
voor de hand lag: de Egyptenaren bouwden in hout een ontwerp na, dat
oorspronkelijk voor papyrusboten bestemd was. De meeste geleerden vonden
het een bespottelijk idee: papyrus zou niet bestand zijn tegen zout
water; de stengels zouden binnen de twee weken zoveel water opslorpen
dat het schip zou zinken enz. Heyerdahl liet zich niet ontmoedigen. Hij
besloot een rietboot te bouwen en ermee van Afrika naar Amerika te
varen. Zijn plan hield heel wat risico’s in. Tekeningen en reliëfs waren
er genoeg, maar geen echte boot om de fijne, praktische kneepjes af te
kijken die moesten beletten dat hij binnen de kortste keren met zijn
bemanning letterlijk naar de haaien zou gaan. Al ten tijde van Cheops
bouwde men houten schepen. Papyrusboten van meer dan 4500 jaar oud
werden uiteraard nooit gevonden. Sterker nog: papyrus werd in de oudheid
zo intensief gebruikt, dat de plant totaal uit Egypte is verdwenen.
Rietboten bestaan nog op een paar plaatsen in de wereld: in Afrika op
het Tsjaadmeer en zoals gezegd in Zuid-Amerika op het
Titicacameer,
hoog in de Andes.
Heyerdahl vroeg eerst advies aan de beroemde scheepshistoricus Björn
Landström, die een plan tekende. In 1969 begon hij in de schaduw van de
piramiden aan de bouw, met de hulp van Boedoema-negers uit Tsjaad en met
papyrus uit Ethiopië. Hij doopte het schip Ra, naar de Egyptische
zonnegod. Eens op zee moest de internationale bemanning door scha en
schand alle eigenaardigheden leren kennen van een scheepstype, dat al
meer dan 4000 jaar van de wereldzeeën was verdwenen. De Ra gedroeg zich
totaal anders dan een houten of metalen schip. Als een zeeslang golfde
zij rustig door de hevigste stormen. Overkomende golven sijpelden terug
weg tussen de rietbundels. De tweebenige mast was inderdaad de enige
logische oplossing voor een rietboot, omdat de verschillende delen van
het schip op een eigen ritme bewogen. Een ‘moderne’ mast zou de
rietstengels van de bodem in een minimum van tijd totaal hebben
vernield. Het antieke roer functioneerde perfect. Met twee stuurstaven
boven aan de grote roeispanen, draaide je het roerblad van verticaal
naar horizontaal en het schip draaide gehoorzaam mee.
Het volgende jaar was Heyerdahl er terug met een nieuw rietschip, de Ra
II, ditmaal gebouwd door Aymara-Indianen van het Titicacameer. Die
gebruiken een andere techniek dan de Boedoema’s. Twee 'worsten' uit
totora worden met een rieten mat bedekt en met een dun, uit plantaardige
vezels vervaardigd touw in spiraalvorm omwonden. Elke spiraal verbindt
eveneens een derde, kleinere bundel, tussen de twee andere in. Dan wordt
het touw zeer strak aangespannen. De kleine bundel verdwijnt tussen de
twee andere in. Hoewel onzichtbaar, vervult hij een belangrijke functie:
een negatieve kiel, die de boot bij aan de wind zeilen (= schuin tegen
de wind in) tegen afdrijven beschermt. Tot in de jaren vijftig van de
vorige eeuw waren zelfs de zeilen van de Titicacaboten uit totora-riet
vervaardigd. Tegenwoordig is dat meestal vervangen door gewoon zeildoek.
Hoewel, om de toeristen te plezieren verschijnen de laatste jaren
opnieuw totora-zeilen op het meer. Tot voor kort lag hier ook een kopie
van de Tigris aangemeerd.
Maar ook de Aymara’s, noch hun voorouders, hebben de laatste vijfhonderd
of duizend jaar grote rieten zeeschepen gebouwd. Daarom maakten zij de
Ra II een heel stuk kleiner dan Heyerdahl gewild had, wat zijn gevolgen
zou hebben naarmate de tocht vorderde. Doch ditmaal bereikte hij wel
Amerika.
Met zijn twee Ra-expedities had Heyerdahl de zeevarende prestaties van
de oude zeevaarders naar waarde leren schatten. Nu wilde hij nog de
bestuurbaarheid uittesten. En nog iets anders. De oude Egyptenaren waren
niet de enige zeevaarders die 4500 jaar geleden rieten boten hadden
gebruikt. De gelijktijdige Indusbeschaving en die van het
Tweestromenland hadden hetzelfde transportmiddel gebruikt, blijkens
afbeeldingen op rolzegels.
In 1977 liet Heyerdahl door de Aymara’s aan de rand van de oeroude
moerassen in het zuiden van het huidige Irak een nieuwe, grote
zeevarende rieten boot bouwen die hij Tigris doopte, naar de grote
Bijbelse rivier. Voor zijn Tigris haalde hij het
berdi-riet bij de
moeras-Arabieren van Zuid-Irak, vermoedelijk afstammelingen van de oude
Sumeriërs. Sinds onheuglijke tijden leefden zij in de ondiepe moerassen,
half zo groot als heel België. Zij woonden in gerieflijke rieten huizen,
waarvan het model in duizenden jaren niet is veranderd.
Na de Tweede Golfoorlog (1991) kwamen zij op aandringen van de
Amerikanen in opstand tegen de Iraakse dictator Saddam Hoessein. Deze
begon dan systematisch de moerassen droog te leggen en de bewoners uit
te moorden. (‘Saddam’s Killing Fields’) Zo werden zij naar de coulissen
van de geschiedenis gebombardeerd. Was dit het beschamende einde van een
veerkrachtige levenswijze, die duizenden jaren wist te overleven?
Sindsdien is Saddam van de macht verdreven door de Amerikaanse invasie
van 2003. De Amerikanen herstelden een gedeelte van de moeraswereld in
zijn voormalige staat en een deel van de bewoners is teruggekeerd. Maar
zal het leven ooit nog worden, wat het zoveel tientallen eeuwen is
geweest?
Uit de krant van 24 februari 2010. Verkiezingsmeeting nabij Najaf, Zuid-Irak. Traditionele rietbouw in ere hersteld, compleet met moderne voorzieningen.
Met de Tigris, weer bemand
door een internationale ploeg, zeilde hij de Perzische Golf af, laverend
tussen de hedendaagse reuzentankers door, naar het huidige Pakistan,
waar ten tijde van het Egyptische Oude Rijk de Indusbeschaving een hoge
bloei bereikte in de steden Mohenjodaro en Harappa. Hij wilde van daar
naar de Rode Zee varen, tot aan de grenzen van het Egyptische Oude Rijk.
Maar moderne gevaren deden de Tigris stranden in Djibouti, op de door
oorlog geteisterde kust van de Hoorn van Afrika. Na vijf maanden en meer
dan
Met zijn tocht bewees hij dat 4500 jaar geleden rieten boten de
Induscultuur met het oude Mesopotamië hadden verbonden. (Van die
relaties zijn er zoals gezegd bewijzen gevonden in de koningsgraven van
het Bijbelse Ur.) Maar ook dat met rieten schepen verbinding over zee
mogelijk was (maar daarom nog niet zeker) tussen Mesopotamië en Egypte.
Dat zou een belangrijk punt kunnen zijn in een andere oude discussie:
waar is het schrift ontstaan? Hebben Sumerië en Egypte elkaar
rechtstreeks beïnvloed? Of zijn de hiërogliefen onafhankelijk
uitgevonden in Egypte?
Heyerdahl op de Ra met zijn ‘neuzometer’, in feite een
polimetrum, reeds beschreven
door Waldseemüller in 1513, een eenvoudig instrument om de hoogte van de
zon te bepalen, voorloper van astrolabium en sextant.
In de jaren 20 van de vorige eeuw stootten archeologen in de valleien
van de Indus op een volkomen onbekende hoogcultuur. Het stroomgebied van
de Indus is groter dan dat van de Nijl, langer dan dat van de Eufraat en
de Tigris. Het vormt een ingewikkeld net van evenwijdig lopende rivieren
en zijrivieren, waarvan er vele tegenwoordig droog zijn, in een
Op zegels en stempels prijkte een eigen schrift, dat tot op heden alle
pogingen tot ontcijfering weerstaat. De Indussteden leverden aan de
Sumeriërs, via Dilmoen, goud, ivoor en halfedelstenen als kornalijn en
het diepblauwe lapis lazuli, dat uit oostelijk Afghanistan afkomstig
was. Hoogstwaarschijnlijk is dit het Meloecha uit de Sumerische bronnen.
Spijkerschrifttabletten uit Mesopotamië registreren contacten met
Meloecha, zeker vanaf ca. 2350 v.C. en waarschijnlijk reeds enkele
eeuwen vroeger.
Het aanwenden van baksteen op grote schaal zorgde voor een der eerste
milieurampen op grote schaal uit de menselijke geschiedenis. In de zon
gedroogde tichels zijn milieuvriendelijk. Bakstenen vereisten massa's
houtskool, waarvoor gigantische hoeveelheden hout nodig zijn. Hiervoor
werd de streek volkomen ontbost, waardoor de grondwaterstand veranderde,
de neerslag verminderde en de erosie vrij spel kreeg. Zo veranderde de
hele regio van een vruchtbaar landbouwgebied in een woestijn. Als gevolg
hiervan was de hele Induscultuur reeds in verval, voor zij de doodsteek
kreeg door de invallen van Arische (=Indo-Europese) nomaden op hun door
paarden getrokken strijdwagens.
Swastika op stempelzegel, Induscultuur ca. 2800 v.C. (Oude Culturen…:
246, nr.81.) Een cultuurhistorische kanttekening van formaat: Hitler haalde het nazi-symbool de swastika (hakenkruis) uit de cultuur van deze Ariërs ... meende hij. De swastika zou het zonnewiel voorstellen, symbool van de eeuwige kringloop van het leven. Op de Industentoonstelling in Brussel (1989) waren potscherven en stempels te zien, afkomstig uit de Induscultuur. En dit is een veel oudere, voor-Arische, waarschijnlijk Dravidische beschaving! Merkwaardig genoeg werd deze correctie in de catalogus handig verdonkermaand! Meer: de swastika komt zeer algemeen voor, evenzeer in het Oude Egypte als in het hele Midden-Oosten en zelfs de Malediven, zoals Heyerdahl zelf zou ontdekken: allemaal beslist niet-Arische culturen. Sumer, Mesopotamië en rietMesopotamië, het Tweestromenland tussen de Eufraat en de Tigris werd door de archeologen in de vorige eeuw als de wieg der beschaving beschouwd. Uit de bijbel kenden zij Babyloniërs en Assyriërs. In het begin van de vorige eeuw ontdekte men hier restanten van een veel oudere, onbekende beschaving, die men de Sumeriërs noemde. In de jaren 1920 groef de Engelsman Leonard Woolley in Ur koningsgraven op, zo oud als de piramiden in Egypte. Ur was in het derde millennium v.C. een belangrijke havenstad aan wat wij nu de Perzische Golf noemen. Toentertijd stroomden Eufraat en Tigris afzonderlijk in deze golf. Sindsdien is de zeespiegel gedaald: de twee stromen monden nu uit in de Sjatt al Arab, die hun gezamenlijke wateren naar de Golf voert. Dilmoen
Kan hoogstwaarschijnlijk vereenzelvigd worden met het piepkleine emiraat
Bahrein, in de Perzische Golf. Het is al duizenden jaren van belang voor
zijn talloze zoetwaterbronnen. Hier ontdekte de archeoloog Geoffrey
Bibby meer dan 100.000 grafheuvels, die reeds in de Oudheid waren
geplunderd en enkele monumenten uit kalksteen, in Sumerische stijl. Zij
lagen nabij een prehistorische haven, ongeschikt voor houten schepen,
maar wel voor rietboten met hun geringe diepgang en enorm drijfvermogen.
Zeer belangrijk was de vondst van enkele stukjes koper en van
kubusvormige gewichten, van hetzelfde type als in Mohenjodaro zijn
gevonden. Volgens Sumerische tabletten werd koper uit Makan in Dilmoen
gekocht en naar Sumer verscheept.
Wat Mesopotamië als ruilgoederen aanvoerde, weten wij niet. Vergeet
niet: dit was een economie zonder geld, gebaseerd op ruilhandel.
Kanttekening: Bibby schreef een zeer vlot leesbaar boek over de oude
beschavingen en hun onderlinge samenhang, dat ook in het Nederlands is
vertaald. Hij verbindt de voortgang van de geschiedenis met menselijke
generaties van zeventig jaar, wat een zeer levendige initiatie oplevert.
Helaas heeft hij zijn eigen recentere opgravingsresultaten niet meer
verwerkt.
Makan
Het Makan uit de Sumerische bronnen is hoogstwaarschijnlijk het huidige
sultanaat Oman. Hier ontdekten geologen op prospectietochten de bewijzen
van prehistorische koperontginning op gigantische schaal, kort voor
Heyerdahl arriveerde met zijn
Tigris. Hij bezocht een mijn, waarvan de vroegere ingang bewaard was
als rotspoort, terwijl de hele heuvel erachter was afgegraven! Een beeld
als van een hedendaagse dagbouwmijn in Katanga of de VS! Op de vlakte
ervoor lagen meer dan honderdduizend ton ertsslakken, stille getuigen
van oeroude smeltovens. (Ook hiervoor waren reusachtige hoeveelheden
houtkool nodig!) Het koper had exact dezelfde samenstelling als de
restjes die in de oude haven op Bahrein waren gevonden.
De bemanning van de Tigris, voor de tweebeensmast
De Malediven, Plinius de Oudere en rietboten
In 1982 vinden we Heyerdahl terug op de Malediven, gênant onvoorbereid,
zegt hij zelf. (De officiële Nederlandse naam is sinds hij zijn boek
schreef weer terug gewijzigd van
Maldiven in Malediven.)
De Malediven vormen een bijna duizend kilometer lang snoer van
laaggelegen koraaleilanden, ten zuidwesten van Sri Lanka, van bijna 10°
NB tot iets over de Evenaar. De eilanden liggen slechts een meter of
twee boven de zeespiegel, zodat ze als eersten bedreigd zijn bij een
stijging van het zeeniveau ten gevolge van de klimaatopwarming. In
oktober 2009 hield hun regering in duikerspak een
onderwater-regeringsraad om de wereld op dit gevaar attent te maken.
Maar dat heeft voor de rest niets met ons verhaal te maken.
Heyerdahl was hierheen gelokt doordat hem een foto was toegezonden van
een beeld dat een man voorstelde met uitgerekte oorlellen (zoals in Peru
of Paaseiland) en een mysterieuze glimlach en dat alleszins ouder moest
zijn dan de komst van de islam in 1153. Toen hij bij het beeld
arriveerde, bleef alleen het hoofd over; de rest was stukgeslagen door
fanatieke moslims. Op archeologisch gebied waren de Malediven zowat
maagdelijk gebied. Na amper één week haast onderzoek konden Heyerdahl en
zijn collega’s reeds een eerste oogst voorleggen aan de president van de
kersverse republiek. (Pas in 1968 was de laatste totalitaire sultan van
de macht verdreven.) De president nam de bewijzen van een lang
historisch verleden enthousiast in ontvangst, waarnaar ze naar een
afgesloten hoekje van het enige museum op Male, het hoofdeiland, werden
verbannen want: niet strokend met de islam.
Dit vormt de inhoud van de laatste dvd
Voor het begin (Malediven en
een heel klein stukje Tucumé). Weer heb ik het boek bijgehaald, want
eens te meer is de film te kort naar mijn smaak. Voordeel is dan weer
dat Heyerdahl en zijn interviewer het onderzoek chronologisch verder
zetten dan in zijn boek. Binnen de kortste keren groeven zij bewijzen op
van boeddhistische bewoners, hindoe voorgangers en -nog ouder-
zonnesymbolen en swastika’s die tot een onbekende mensengroep behoorden,
die in de oude legenden de Redins genoemd werden en uit het oosten
afkomstig waren. De beroemde Arabische wereldreiziger Ibn Battoeta, die
in 1343 de Malediven bezocht, beschrijft enkele van deze legenden, die
niet zouden misstaan in De 1001
Nacht.
Duizend jaar voor Columbus waren de Malediven reeds gekoloniseerd door
pre-Europese zeevaarders. Doorheen de eilandenketen lopen enkele vroeger
door de zeilvaart veel gebruikte ‘kanalen’, van het 10° Kanaal in het
noorden tot het Equatoriaal Kanaal in het zuiden. Dit deed me
teruggrijpen naar mijn bronnen rond de Chinese expedities van Zheng He
onder de Ming-keizer Zhu Di (kort na 1400). En effectief: ook de Grote
Eunuch had een vloot door minstens een van de ‘kanalen’ gezonden op weg
naar de Indische Malabar-kust (6) Mijn verhaal eindigt in het Kon-Tiki Museum in Oslo, waar Heyerdahl en enkele collega’s pogen een synthese van hun bevindingen samen te puzzelen. Blijkt dat ook de Romeinen de zeewegen doorheen de Malediven al kenden. En hij citeert naar aanleiding van de vondst van Romeinse munten een citaat uit Plinius, waarmee ik wil besluiten.
'De Romeinen leerden van de Egyptenaren hoe ze naar die eilanden moesten
zeilen,' voegde ik eraan toe en ik herhaalde mijn geliefkoosde citaat
van Plinius de Oudere. We hadden een exemplaar van Plinius'
Historia Naturalis op de
boekenplank en ik pakte het om een bepaalde bladzijde voor te lezen.
Plinius schreef zijn werk voor zijn dood, bij de uitbarsting van de
Vesuvius in het jaar 79 van onze jaartelling. Romeinse schepen bezochten
Sri Lanka toen al en de tegenoverliggende kust van India, dat wil zeggen
in de tijd dat Romeinse munten als die van de Malediven uit 90 vóór
Christus nog in omloop waren. Om Sri Lanka te bereiken moesten de
Romeinse schepen langs de Malediven.
Maar waar ik naar zocht, was Plinius' opmerking over zeiltochten naar de
Prasii, een handelsvolk van de Ganges aan de andere kant van India. Na
een beschrijving van Sri Lanka met al zijn steden en producten, vervolgt
Plinius: 'Vroeger geloofde men dat dit eiland op een afstand van twintig
dagen zeilen van het land der Prasii lag,
aangezien de reis erheen gemaakt
moest worden met boten, gemaakt van riet en met een tuigage zoals op de
Nijl gebruikt werd (eigen cursivering J.M.), maar later schatte men
de afstand op zeven dagen zeilen, gezien de snelheid die door onze
schepen gehaald kon worden.' Degenen die beweren dat Egyptische rieten
schepen de Nijl nooit verlieten, moeten dit bericht over het hoofd
hebben gezien; en zonder dat bericht zou ik er veel minder tuk op
geweest zijn om rieten schepen op de oceaan te beproeven. Afgezien van
de geschatte afstanden in de tijd van de zeilschepen, hadden de
Egyptenaren de Romeinen de geheimen bijgebracht hoe men de Indische
Oceaan moest oversteken, rekening houdend met de moesson in de
verschillende jaargetijden. Plinius voerde actie om de Romeinen de
Indische Oceaan-handel te laten overnemen, in plaats van de voordelen
aan de tussenhandelaren in Egypte over te laten: 'En het zal niet slecht
zijn de reis in Egypte te beginnen, nu er voor het eerst betrouwbare
informatie beschikbaar is. Het is van het grootste belang, gezien het
feit dat India jaarlijks niet minder dan vijftig miljoen sestertiën aan
de rijkdom van ons keizerrijk onttrekt, omdat zij goederen zenden die
bij ons tegen honderd maal de kostprijs verkocht worden.'
Hij instrueert de Romeinse kooplieden ongeveer twaalf dagen de Nijl op
te varen, tot Keft, waar kameel-karavanen gereed staan voor een reis van
nogmaals twaalf dagen tot Berenise aan de Rode Zee. Op bepaalde
afstanden bestonden er plaatsen waar water kon worden ingenomen en er
was kennelijk een levendig verkeer via karavaan-posten, waar tweeduizend
reizigers gehuisvest konden worden: 'De reis overzee begint op midzomer,
voordat de Hondsster opgaat of onmiddellijk daarna en duurt ongeveer
dertig dagen tot de Arabische haven Cella... vanaf die haven duurt de
reis tot het eerste handelsstation in India veertig dagen als de
Hippalus waait. Reizigers verlaten op de terugreis India aan het begin
van de Egyptische maand Tybis, wat overeenkomt met onze maand december,
of in elk geval voor de zesde dag van de Egyptische Mechir, volgens onze
kalender vóór 13 januari, zodat men binnen een jaar terug kan zijn. '
(Het geheim van de Maldiven:
310-311) Aan Thor Heyerdahl is als elektronisch memoriaal een welverdiende eigen webstek gewijd op de site Great Norwegians
Van hieruit is een groot aantal websites bereikbaar.
Werken van Heyerdahl in het Nederlands
Heyerdahl, Th., De Kon-Tiki
expeditie, Hilversum, Just Publishers, 2007.
(Origineel: 1947- vertaald in 64 talen.)
Heyerdahl, Th., Aku - Aku. Het
mysterie van Paaseiland, Lochem, De Tijdstroom, s.d. (1958?)
Heyerdahl, Th., De Ra Expeditie,
Bussum, Teleboek, 1970.
Heyerdahl, Th., Tussen de
continenten, Baarn, De Boekerij, 1975.
Heyerdahl, Th., Tigris,
Bussum, De Kern, 1979.
Heyerdahl, Th., Het geheim van de
Maldiven, Amsterdam, Sijthoff, 1986
Heyerdahl, Th., In de sporen van
de mensheid : een bijzondere man kijkt terug op zijn avontuurlijk
bestaan, Forum, 2000.
Geraadpleegd
Balick, M. & P. Cox,
Etnobotanica.
De rol van planten in de menselijke cultuur,
Natuur en Techniek, 1998.
Bibby, G., Vierduizend jaar
geleden. Het leven van 2000-1000 v.Chr.,Amsterdam, Meulenhoff, 1978
(eerste druk: 1961).
Cuyvers, L., Tienduizend jaar
varen. Een wereldgeschiedenis, Leuven, Davidsfonds, 2003, 159 blz.. Cuyvers, L., De ontdekking van het Oosten, Tielt, Lannoo, 2005, 223 blz. + DVD (4delige tv-reeks). Cuyvers, L., Setting sail (Met volle zeilen), documentaire.
Gold aus dem Alten Peru.
Die Königsgräber von Sipán,
tentoonstellingspubl., Bonn, 2000.
Inca- Peru. 3000 jaar geschiedenis,
tentoonstellingscat., Brussel, Koninkl. Musea voor Kunst en
Geschiedenis, 1990.
Landström, B., Ships of the
Pharaohs. 4000 Years of Egyptian Shipbuilding. London, Allen &
Unwin, 1970.
Landström, B., Het Schip.
Hoofddorp, Septuaginta, 1975.
Oude culturen in Pakistan,
Brussel, Kon. Musea voor Kunst & Geschiedenis, 1989.
Paaseiland: een raadsel?
Tentoonstellingscatalogus. Brussel: Kon. Musea voor Kunst en Gesch.,
1990.
Riley, C. e.a., Man Across the
Sea, Austin, 1971.
Villiers, A., Het avontuur van de
zee, De Haan, National Geographic Society, 1978.
Video:
Kon-Tiki: in het licht van de
tijd, 47 minuten, National Geographic Channel, 1997,17.03.1999:
gemaakt in 1997 ter herdenking van 50 jaar Kon-Tiki.
Noten
1. Zie: Gold aus dem Alten Peru.
Die Königsgräber von Sipán, tentoonstellingspubl., Bonn, 2000.
2. Severin, T., De Brendan
expeditie: met een open huidboot naar Noord-Amerika, De Boer
Maritiem, 1978 (heruitg. 1999).
3. Severin, T., In de ban van het
Gulden Vlies, Amsterdam, Sijthoff, 1987.
4. Bedoeld is hier de tocht van de Duitse wetenschapper Dominique
Görlitz die in 2007 met zijn Abora III in omgekeerde richting, van
Amerika naar Europa wilde zeilen.
5. George Millar, Orellana
ontdekt de Amazone. (Prisma 178), Utrecht-Antwerpen, Het Spectrum,
1954.
6. Zie
Waldseemüller en de geboorte van
America. Een historische odyssea. en hier in pdf de kaart van Zheng He’s reizen in Deel 2/ 204
Waarheid of verdichting?
|
||||