De goden van de Egyptenaren
Leven uit de dood
Heel, heel lang geleden was er alleen water, het oerwater, zo geloofden de Egyptenaren. Uit dit oerwater verrees de oerheuvel.
Op deze oerheuvel begon Re, de zonnegod, die de bron van alle
leven op aarde is, zijn leven. Wanneer 's avonds de zon in het
westen onderging, dachten de Egyptenaren dat de zonnegod stierf.
In het dodenrijk moest de zonnegod 's nachts een gevecht leveren
met Apap, de slang. De zonnegod won. En 's morgens werd hij in
het oosten opnieuw geboren. Zo ging het altijd maar door, dag na
dag, jaar na jaar: iedere avond stierf Re en iedere morgen werd
hij weer geboren.
Zonsopgang - zonsondergang - zonsopgang; geboren worden -
sterven - weer geboren worden. Voor de Egyptenaren ontstond het
leven uit de dood. Zoals de zon elke dag herrijst uit de dood,
zo begint ook een gestorven mens een nieuw leven in het
dodenrijk. Dood en leven waren nauwelijks van elkaar gescheiden.
Daarom moest er zo goed voor de doden gezorgd worden; ook zij
mochten niets te kort komen! En omdat de zonnegod iedere avond
in het westen stierf, begroeven de Egyptenaren hun doden het
liefst op de westeljke Nijloever.
Goden en heilige dieren
Zonder de zonnegod zou er op aarde geen leven mogelijk zijn.
Daarom was Re (of Ra en later ook wel Amon-Re) de belangrijkste
van alle Egyptische goden. De farao was, volgens de Egyptenaren,
de zoon van de zonnegod en hij stond dus hoog boven het volk.
Natuurlijk was ook Osiris (rechts) de god van het dodenrijk, erg
belangrijk. Hij was getrouwd met Isis (links) en samen hadden zij een
zoon Horus. (mythe
van Osiris en Isis)
Horus werd vaak afgebeeld met de kop van een valk.
Trouwens veel Egyptische goden hadden een dierenkop: Anoebis, de god van de
doden, had de kop van een jakhals, Thot, de schrijver van de
goden, de kop van een ibis. Hathor, de godin van de liefde en de
beschermster van de vrouwen, werd afgebeeld als een vrouw met
een koeienkop.
Zo vreemd als het lijkt was dat niet, want de Egyptenaren
vereerden ook veel dieren. Er waren heilige apen, krokodilen,
paarden, stieren, katten enz. Een van de allerheiligste dieren
was de scarabee of mestkever. De Egyptenaren dachten dat hij de
zon langs de hemel rolde, net zoals hij op aarde mestballetjes
voortrolde.
Net als de belangrijkste Egyptenaren werden ook deze heilige
dieren vaan gemummificeerd en in kleine sarcofagen gelegd. Als
de huispoes sierf ging vaak de hele familie in de rouw.
De verering van de goden
De goden werden vereerd in tempels. De mooiste van die tempels
staan in Luxor en Karnak. Op het binnenhof stond meestal een
obelisk, als symbool van de zonnegod. Voor de tempel stonden
vaak sfinxen, reusachtige stenen leeuwen met het hoofd van een
mens.
De dienaren van de goden waren de priesters, die in Egypte in
hoog aanzien stonden. Daarom zorgden zij er vaak voor dat het
priesterambt op hun kinderen overging.
Kinderen die priester zouden worden, moesten lang naar school.
Zij moesten niet alleen leen lezen en schrijven, maar ook alles
over de goden leren. Ze moesten hun namen en titels kennen,
weten hoe ze eruit zagen en nog veel meer. Als iemand voor zijn
examen geslaagd was, werd hij tijdens een plechtigheid lid van
het priesterschap. Hij moest zich wassen en zijn snor, baard en
hoofdhaar laten afscheren. Hij werd gezalfd en kreeg speciale
kleren. Priesters droegen lange schorten en hun bovenlijf bleef
naakt. Wel droegen ze vaak een panterhuid over één schouder.
Kort voor zonsopgang namen de priesters een reinigingsbad in een
heilige vijver. Daarna trokken zij in processie met hun
offergaven de tempel binnen. Als de zon opkwam betrad de hoogste
priester het binnenste heiligdom. Daar stond het beeld van de
god, iets kleiner dan een echt mens, in een prachtig bewerkte
kast, een schrijn. De priester verbrak het kleizegel en opende
de schrijn. Hij begroette de god en nam het beeld ruit. Het werd
gewassen, gezalfd en kreeg nieuwe kleren aan. Daarna werd het
beeld weer in de schrijn geplaatst. Vervolgens werd de god een
heerlijke maaltijd voor gezet, die hij tot zich kon nemen
doordat het eten verbrand werd. Als de plechtigheid was
afgelopen werd de schrijn gesloten en opnieuw verzegeld.
Achteruitlopend en zijn voetstappen uitwissend trok de priester
zich tenslotte terug.
Soms werd de godheid, of beter gezegd zijn schrijn, aan het volk
getoond. Per boot maakte de schrijn dan een tocht over de Nijl,
terwijl op beide oevers de Egyptenaren eerbiedig toekeken.
Het dodenrijk
Wanneer iemand gestorven was en tot het dodenrijk van Osiris
toegelaten wilde worden, moest hij voor een
rechtbank met 42
rechters bewijzen dat hij op aarde
goed geleefd had.
Op de afbeelding zie je een echtpaar, dat in de 'Zaal van de
Twee Waarheden' zo'n onderzoek moet ondergaan. Op de linkerschaal
van de balans staat een kruik met het hart van de man erin. Op
de rechterschaal ligt een veer, het symbool van Ma-at, de godin
van de waarheid en de rechtvaardigheid. Het hart wordt gewogen
door Anoebis. Thot schrijft alles precies op.
Had de dode tijdens zijn leven op aarde de goden beledigd of
tempels beschadigd, melk van zuigelingen geroofd of misschien
wel een moord gepleegd? Of had hij andere slechte dingen gedaan?
Dab was zijn hart te zwaar en kenden Osiris en zijn rechters
geen medelijden. Zij lieten het hart van de dode verslinden door
de verschrikkelijke god Ammut. Dat is het monsters onder de
weegschaal, een soort kruising van een krokodil, een leeuw en
een nijlpaard. |