artikelen over geschiedenis didactiek

Na Verbiest. Epiloog. De Grote ommekeer

Alain Peyrefitte, China en het Westen. Kroniek van een historische ontmoeting, Kampen, Kok Agora – Kapellen, Pelckmans, 1991, 707 blz.

Na Verbiest. Epiloog. De Grote ommekeer

 

Jos Martens


 
Keizer Qianlong. Op latere leeftijd in officiële hofkledij

Tegen het einde van de 18de eeuw sloeg de bewondering van Europa voor het vooral door de jezuïeten gecreëerde bijna mythische beeld van China als “reusachtige door wijze mannen de best bestuurde staat van het universum” (Zoals Voltaire het nog lof toezwaaide), geleidelijk om in minachting. Oorzaak was de mislukte missie van het Britse gezantschap van Lord Macartney naar het hof van keizer Qianlong in Beijing in 1793, in volle Franse-Revolutieperiode.


Dit vormde het cruciale moment voor de toekomst van de Europees - Chinese relaties, hoewel het te betwijfelen valt of ook maar iemand van de betrokkenen dat kon vermoeden. Als relatiegeschenken voerde Macartney een aantal van de meest recente pareltjes van westerse techniek mee, waaronder een stoommachine, toestellen voor mechanische productie van katoenen weefsels, optische precisie-instrumenten...


Qianlong en het gezelschap van Maccartney, 1993.

De missie liep uit op een volslagen falen, ogenschijnlijk omdat de Britten weigerden de kow-tow uit te voeren, het traditionele eerbetoon voor de Chinese keizer. De eigenlijke oorzaak lag dieper: in de onverzoenlijke confrontatie van twee totaal verschillende denkwerelden, in de botsing van twee hooghartige, zelfingenomen culturen die zichzelf het middelpunt van de wereld achtten en de ander naar de periferie van de barbaarsheid verwezen. De Engelsen stelden zichzelf met hun acht miljoen inwoners gelijk (of zelfs als superieur) met een land dat driehonderd miljoen inwoners telde - een derde van de mensheid. In de ogen van Qianlong konden de geschenken van de Britten niets anders zijn dan het tribuut van een onderworpen vazalkoning. Daarbij had hij niets dan minachting voor economie in het algemeen en handel in het bijzonder.

Een van de argumenten die zowel de Ming als de latere Qing steeds aanvoerden om China af te sluiten, was dat het superieure Rijk van het Midden niets nodig had van andere landen. In de confucianistische zienswijze was handel minderwaardig. Maar het is karakteristiek voor het officiële Chinese standpunt dat dit motief in de onderhandelingen nooit werd vernoemd. Het was nochtans niets meer dan een ideologische fictie: China kon sedert zeer vele eeuwen de buitenlandse producten niet meer missen: peper, specerijen, vermiljoen, wierook, reukwerk, fijne houtsoorten als sandelhout, ivoor (waaruit de inheemse vaklui prachtig en ongelooflijk ingewikkeld snijwerk vervaardigden), koraal, parels, jade, katoenen en wollen stoffen...


Qianlong, ruiterschilderij: 232 x 322,5 cm, 1739 - schilder: Italiaanse jezuïet Guiseppe Castiglione (1688 (sterfjaar van Verbiest) – 1766). Chinese naam: Lang Shining


Detail

Qianlong (keizer van 1736 tot 1796) wordt beschouwd als de grootste heerser van de Qing, na zijn grootvader en grote voorbeeld Kangxi (de keizer van Verbiest). Onder zijn lange regering verdubbelde de bevolking van China (van 150 tot meer dan 300 miljoen) en bereikte het rijk zijn grootste uitbreiding sinds de Mongool Koebilai Khan. Toch was hij in haast alles het tegengestelde van zijn grote voorbeeld Kangxi. Zijn statieportret lijkt dan wel gekopieerd op dat van zijn grootvader, maar op gebied van etiquette was deze Mantsjoe "katholieker dan de paus" of beter: "Chinezer dan de Chinezen." Hij hield halsstarrig vast aan het confucianisme in zijn meest rigide vorm, inclusief de mythe van de Chinese superioriteit over alle volkeren en wilde zijn kusten volledig gesloten houden voor het Westen.

Toen leden van het Britse gezantschap later hun verslagen publiceerden, heette China daarin "het half-barbaarse rijk".
Die halve gare spleetogen met hun rare kale koppen en lange vlechten op hun rug als vrouwen! Hun meisjes en vrouwen met hun verminkte kleine voetjes waarop ze niet kunnen lopen, zodat ze zich moeten verplaatsen in draagstoelen. Of in riksja’s, karretjes door mannen getrokken in plaats van rijtuigen en paarden!

De Engelsen merkten met onverholen verachting op dat "er geen enkele ontwikkeling was van de scheepsbouwkunde en dat de grote vaart hun volkomen onbekend was, met hun lompe jonken." Die achterlijke Chinezen uitvinders van het kompas en het buskruit? Komaan! Daar geloofden zij niets van, en met hen heel Europa.
Slechts enkele van de dingen die ze helemaal verkeerd zagen, zoals we in een volgende bijdrage zullen aantonen.
De stuitende Europese arrogantie, al enkele eeuwen kenmerkend voor het contact met niet-Europese culturen, en zeker permanent aanwezig hier, bij het begin van ‘de eeuw van de macht’ blijft ons begrip te boven gaan! In nog steeds toenemende mate.

Voortaan werd de Chinees-Europese ontmoeting geformuleerd in termen van confrontatie. De culturele oorlog was verklaard. En dat zou uiterst betreurenswaardige gevolgen hebben in de negentiende en twintigste eeuw, met de Boksersopstand van 1900 als culminatiepunt (Peyrefitte 1991: 537).


Mandarijn in hofkledij, 1793.

Als rechtstreeks gevolg van het vernederende Verdrag van Nanking (1842) nam het verzet tegen de 'vreemdelingen' en het bestuur van de Qing in de 19de eeuw steeds scherpere vormen aan. De Taiping - opstand 1850-1864) eiste naar schatting minstens 20 miljoen doden (tweemaal meer dan de Eerste Wereldoorlog) en leidde bijna tot de val van de dynastie. Pas na jarenlange bloedige veldslagen werd de opstand beslecht door Britse tussenkomst, onder andere onder de leiding van generaal (Chinese) Gordon, de excentrieke en legendarische Victoriaanse held, die later in Khartoem zou sneuvelen tijdens de Mahdisten - revolutie. (Zie op deze site Triomf van de zon).


Eind 19de eeuw groeide de beweging van de Boksers (Vuisten der Gerechtigheid en Harmonie) spectaculair in omvang. Dit was een politiek-religieus genootschap, principieel xenofoob, dat alle Europeanen uit China wilde verdrijven en op veel steun kon rekenen zelfs binnen de keizerlijke regering. De Boksers vermoordden tientallen christelijke zendelingen en duizenden Chinese christenen. In 1900 belegerden ze de buitenlandse legaties van Tiensin en Beijing. Daaraan kwam pas een einde door het inzetten van een omvangrijke internationale troepenmacht. In 1901 werd de regering van de oude keizerin Cixi bij verdrag verplicht de Bokserbeweging uit te roeien en een enorme schadeloosstelling uit te betalen aan de Europese naties (1).


Mantsjoe-soldaat, 1793


Chinese kruiwagen.

De Opiumoorlog (1839 – 1842)

Op een dag in september 1839 keken Britse matrozen met open mond naar een eskader Chinese jonken dat in de buurt van Guanzhou (Canton) op hen toe zeilde. De oorlogsjonken leken lompe gedaanten uit een andere tijd. Hun verbazing werd nog groter, toen de jonken in alle manoeuvres hun meerdere bleken te zijn. Alleen niet in vuurkracht! De matrozen maakten deel uit van een strijdmacht van 16 oorlogsschepen met 540 stukken geschut plus 4 gepantserde stoom- zeilschepen van het nieuwste type. Engeland had die vloot uitgezonden omdat China zich afsloot voor de opiumhandel! De Opiumoorlog (1839-1842) was begonnen, een van de meest beschamende episodes uit de Europese koloniale geschiedenis (Spence 1991: 154). Bij het eerste contact met het Westen in de 16de eeuw waren de jonken beslist superieur en groter dan de westerse karvelen. Ironisch genoeg was het net de Chinese technologie (kompas, buskruit) die zou leiden tot de Europese hegemonie. Binnen een tijdsspanne van enkele eeuwen keerden de kansen. Vanaf het einde van de 18de eeuw waren de Europese schepen veel beter bewapend. In september en oktober 1839 schoten de Britten de Chinezen de zee uit, vooraleer het verouderde geschut van de jonken hun ernstige schade kon toebrengen.


Vignet bij de kaart van China uit de Grooten Atlas van Blaeu uit 1664. De kaart is gebaseerd op de Atlas Sinensis uit 1655 die de jezuïet Martino Martini (1614-1661) voor Blaeu samenstelde.

Als gevolg van de Chinese houding sinds Qianlong was de Britse handelsbalans gedoemd om negatief te blijven. De Britten verlangden Chinese zijde en vooral ... thee. (De Britse verslaving aan thee was reeds een feit.) Om daaraan te verhelpen volgde een van de allerschandelijkste episodes uit de Europese koloniale geschiedenis. Engelse smokkelaars kweekten bij de Chinezen de behoefte aan opium. Tussen 1813 en 1833 verdubbelde China zijn export van thee, maar verviervoudigde de import van opium. Omstreeks 1840 werd de Chinese overheid ernstig ongerust over de omvang die de verslaving had aangenomen onder brede bevolkingslagen, met fatale gevolgen voor de volksgezondheid. Zij verbood de opiumhandel en massale hoeveelheden drugs werden verbrand. Om 'een einde te stellen aan de voortdurende provocaties van China tegen Britse handelaars' en in naam van de heilige vrijhandel stuurde Londen een vloot van 40 schepen en een troepenmacht van 4000 soldaten. De Chinese jonken en forten waren niet opgewassen tegen de moderne Europese artillerie. Bij het Verdrag van Nanking in 1842 verwierf Groot-Brittannië handelsconcessies in een aantal Chinese havens, o.a. Sjanghai en werd het onafhankelijke statuut van Hongkong bevestigd.

De Opiumoorlog eindigde voorspelbaar met een Britse zege. Die liep uit in het opgedrongen Verdrag van Nanking (Nanjing), in 1842 ondertekend in de tempel van Qinlang, onder dreiging van de Britsen kanonnen en een boete van zes miljoen zilveren dollars … voor de geconfisqueerde opium! Deze tempel was opgericht door niemand minder dan de befaamde wereldreiziger en admiraal Zheng He (ca. 1400). Op de binnenplaats staat een zuil die zijn heldendaden vereeuwigt (2). De schilder, die de arrogante zegevierende Europeanen konterfeitte was zich vanzelfsprekend niet bewust van de historische ironie van de gebeurtenis. Maar ze was zwanger van symboliek: de tempel was hiermee getuige van zowel het hoogtepunt als het dieptepunt van de Chinese avonturen ter zee! Nanjing vormde pas het begin van een hele reeks ongelijke verdragen ten voordele van de westerse mogendheden en Japan. Nu was het hek van de dam.

Meer weten

Zoon van de hemel, Europalia China 2009. Tentoonstellingspublicatie, Mercatorfonds, 231 blz.

Jonathan Spence, Op zoek naar het moderne China, Amsterdam, Uitg. Agon, 1991, 835 blz.

Alle recensies van Jef Abbeel over China.

Roman

Christoph Ransmayer, Cox of het verglijden van de tijd, Uitg. Prometheus, 2017,185 blz. – ook als e boek.
De Engelse meester-klokkenmaker Alister Cox reist naar het hof van keizer Qianlong en neemt als eerste buitenlander ooit zijn intrek in de Verboden Stad om voor de keizer bijzondere klokken te ontwerpen. Goede schildering van de ongelooflijke etiquette rond de Zoon des Hemels.

Films op YouTube

Diverse films over van verschillende lengte: Qianlong en zijn regeringsperiode, de kunsten, het porselein enz. – zoekfunctie gebruiken.

Speelfilm: De 55 dagen van Peking (55 Days at Peking) 1963. Charlton Heston; Ava Gardner; David Niven.
Goede sfeerschepping van tijdgeest; fantastische Chinese decors (keizerlijk paleis); diplomatieke wijk; gevechtscènes.
Realistisch?
Je kunt van hieruit een aantal documentaires raadplegen over de Bokseropstand enz.
Zie o.a. 55 Days at Peking. Real Story & Boxer Rebellion - 29,41 minuten.

First Opium War - 32,39 minuten – ook films over de anderen opiumoorlogen…

Films: zijn nuttig voor leraren, maar ook om taken op te geven voor complementaire werkgroepjes.

Noten

1. Jung Chang, De keizerin. Het verhaal van de vrouw die bijna vijftig jaar over China heerste, Amsterdam, Meulenhoff Boekerij, 2013 – ook als e-boek.

2. Over Zheng He, zie op deze site, De Chinese armada.

Jos Martens, mei 2024.


 

  •  

    u