artikelen over geschiedenis didactiek
Bernardino de Sahagún en zijn encyclopedie van een verwoeste cultuur
* Fray Bernardino de Sahagún, De Azteken. Kroniek van
een verdwenen cultuur, Amsterdam Meulenhoff, 1991, 285
blz.
* Rudolf van Zantwijk, De oorlog tegen de goden.
Azteekse kronieken over de Spaanse verovering,
Amsterdam, Meulenhoff, 1992, 269 blz.
Inhoud
Bernardino de Sahagún en zijn encyclopedie van een verwoeste cultuur
Opgedragen aan Ted Leyenaar (1935-2009) en Rudolf van Zantwijk (1932 – 2021), vertrouwde gidsen op vergeten paden in verdwenen landen.
Vanaf november 2023 is de volledige in dit artikel
voorgestelde
Codex Florentinus digitaal
gepubliceerd op Getty Edu. Een modeluitgave op hoog wetenschappelijk niveau, maar ook van belang en toegankelijk voor de geïnteresseerde leek! Vooreerst: de mogelijkheid in te zoomen op elke bladzijde van de codex. Met tekstverklaringen in (transcriptie) oud- en modern Spaans en Engels – Nahuatl is niet beschikbaar voor het hele boek, wel onder meer voor boek 10, 12… met gelegenheid de tekst te beluisteren. Dan is er nog een afzonderlijke afdeling met een ruime selectie onderwerpen uit de codex, via kleine afbeeldingen … met per lemma telkens aanduiding van het betreffende aantal teksten en afbeeldingen (die eveneens kunnen uitvergroot worden).. 1. Goden: Huitzilopochtli, Tlaloc, Quetzalcoatl 2. Occupations: warrior, farmer, archer, weaver … 3. Everyday Nahuatl: tamale, metate … 4. Individuals: Ahuitzotl (en andere heersers), Malintzin (12 texts, 8 images). 5. Animals… Vervolgens nog een zoekfunctie via trefwoorden |
In deel 1, Invasie en plundering van de
Nigeriaans-Britse historicus David Olusoga’s, Eerste
ontmoetingen krijgt Bernardino de Sahagún bij lange na
niet de aandacht die hij verdient (p. 58 & 61) (1).
Nochtans: als er één boek aanspraak op kan maken heel
alleen de herinnering aan een complete, verdwenen
beschaving te hebben gered, dan is het wel de
Historia
General de las Cosas de Nueva España (Geschiedenis van
de Zaken van Nieuw Spanje) van de zestiende-eeuwse
franciscaan Bernardino de Sahagún (1499 - 1590). De
Sahagún werd geboren in het Spaanse Sahagún, waaraan hij
naar goede humanistische gewoonte zijn naam ontleende.
Hij studeerde aan de universiteit van Salamanca in de
jaren 1520. Van zijn meer dan 90 jaar bracht hij er 30
door in zijn vaderland en 60 in de Nieuwe Wereld. Hij
arriveerde in Mexico in 1529, zeven jaar na onze
landgenoot, de legendarische apostel van de indianen
Pedro de Gante
(Pieter van Gent, 1479 - 1572). Het rijk
der Azteken was pas kort daarvoor, in 1521, na een
bijzonder bloedige strijd ten val gebracht door Hernán
Cortés en zijn inheemse bondgenoten "in een cataclysme,
dat in de geschiedenis zijn weerga niet kent en waarbij
vergeleken de val van Constantinopel als een catastrofe
van betrekkelijk geringe proporties kan worden
beschouwd", zoals de amerikanist Jacques Soustelle het
treffend formuleerde.
Hedendaags schilderij naar een ouder voorbeeld. De
Sahagún in zijn werkplaats. Achter zijn linkerschouder
een boekdeel van de Historia General.
Apocalyps
De Sahagún ontdekte hier de resten van een boeiende,
bevreemdende cultuur. In de ruïnes, die na de
ineenstorting restten van Tenochtitlán, de Azteekse
hoofdstad kon hij nog kortstondig een glimp opvangen van
de grootsheid van deze exotische beschaving, die haast
onder zijn ogen wegsmolt om vervangen te worden door een
uit het christelijke Europa geïmporteerde civilisatie.
Waarschijnlijk bevroedde hij evenmin als de
conquistadores dat hiermee tevens het gordijn viel over
een reeks elkaar gedurende meer dan 3000 jaar opvolgende
hoogculturen. Maar dat hij het onherroepelijke van het
gebeuren ten volle besefte, blijkt uit zijn hele verdere
leven. Van bij het begin toonde hij respect voor de
waarde van deze zo afwijkende cultuur, die hem juist
daardoor ook meteen zal hebben gefascineerd. Haast
onmiddellijk na zijn aankomst moet hij begonnen zijn met
het verzamelen van allerlei gegevens over de inheemse
levensgewoonten.
Met deze belangstelling stond hij niet alleen. De
franciscanen, die in Mexico aankwamen, waren vervuld van
een hooggestemd ideaal: zij wilden vanuit de zuiverheid
van de meest fundamentele christelijke waarden de
heilsboodschap kunnen brengen aan hen die daar tot op
dat ogenblik van verstoken waren gebleven. Hun denken
was sterk eschatologisch getint, d.w.z. gericht op de
vervulling der tijden. Zij volgden de visionaire
tekstinterpretatie van de Apocalyps, voorgesteld in de
12de eeuw door de cisterciënzer abt Joachim da Fiore.
Het 'duizendjarige rijk' moest worden verwezenlijkt
vooraleer de Messias zou terugkeren voor het Laatste
Oordeel. Toen zij merkten hoe in de oorspronkelijke
Mexicaanse samenleving staat en religie met elkaar waren
vervlochten en hoe de inheemsen leefden vanuit een met
religieuze ideeën doordrongen wereldbeeld, beschouwden
zij de indio's als het prototype van de Nieuwe Mens.
Vonden zij het niet doodgewoon hun eigen leven te
offeren voor hun goden? Hoe gunstig stak hun
levenswandel af tegen die van het Oude Europa en zeker
tegen die van de losbandige Spaanse conquistadores, die
nochtans beweerden het christendom te brengen aan de
'heidenen'. Leefden de indio's niet als ware christenen,
ook al kenden zij Christus nog niet? Hier kreeg de Kerk
de unieke historische kans om opnieuw te starten.
Bisschop Vasco de Quiroga, die sterk was beïnvloed door
Utopia
van Thomas More <link leggen> Utopia
(histoforum.net), verwoordt deze gedachte met een
verwijzing naar ideeën uit de klassieke Oudheid: "Wij
leven in het ijzeren tijdperk, zij zijn nog onbedorven
en leven in het gouden tijdperk."
In deze ideologische context ligt het werk van de
Sahagún ingebed en van hieruit dient het
geïnterpreteerd. Dit verklaart ook waarom wij over de
gebieden die door de franciscanen werden gemissioneerd
zoveel meer weten dan over de streken waar hun bitterste
concurrenten, de dominicanen, katholieke kerken bouwden
op de ruïnes van de heidense tempels en alle uitingen
van de ‘duivelse heidense’ religie poogden te
vernietigen, desnoods met inquisitie en brandstapels
voor mensen en boeken. Om de oude godsdienst werkelijk
te kunnen vervangen door de leer van Christus, was het
nodig de taal en de gewoonten van de inboorlingen
terdege te kennen. De Sahagún verwierf zich al spoedig
een reputatie omwille van zijn uitzonderlijke beheersing
van het Nahuatl, de elegante, klankrijke taal der
Azteken. In de jaren 1536-1540 doceerde hij voor de
kinderen uit de inheemse bovenlaag aan het Colegio de
Santa Cruz in Tlatelolco, de noordelijke zusterstad van
Tenochtitlán. Van 1542 tot 1558 was hij hier terug.
Tussen 1550 en 1555 noteerde de Sahagun in Tlatelolco
een relaas van de Conquista. Dit zou later het twaalfde
boek vormen van zijn Historia General. Sinds de
Cartas
de Relación van Hernán Cortés was er reeds veel
geschreven over de verovering, maar altijd in het Spaans
en vanuit het standpunt van de overwinnaars. De Sahagún
draaide de zaken radicaal om: hij raadpleegde autochtone
informanten, tijdgenoten en ooggetuigen en legde in het
Nahuatl de visie vast van de overwonnenen, waardoor zijn
verslag een uniek document werd over de ondergang van
een wereld, zoals die door haar bewoners was ervaren.
Levenswerk
In 1559 kreeg hij van zijn provinciaal (overste), zelf
een befaamd humanist en geschiedschrijver, de expliciete
opdracht om in het Nahuatl alles te noteren wat nuttig
kon zijn bij de bekering van de indianen tot het
christendom. De volgende 32 jaar van zijn leven zou hij
besteden aan deze gigantische taak. Voor zijn
inventarisatie van een snel wegdeemsterende cultuur
gebruikte hij de familierelaties van zijn adellijke
pupillen. Hij koos zorgvuldig zijn informanten onder de
personen die zich de oude tradities nog herinnerden en
deze waarheidsgetrouw konden reciteren. Eerst stelde hij
een vragenlijst op (een onverwacht modern aandoende
methode die tegenwoordig algemeen gebruikt wordt, niet
alleen door antropologen, maar in ons taalgebied o.a.
ook voor het onderzoek van de landbouwterminologie in de
verschillende dialectgebieden.) Met zekerheid
raadpleegde hij oude beeldmanuscripten, die aan de
vernieling ontsnapt waren. Waar nodig reconstrueerden
zijn zegslieden tekeningen, waarvan de interpretatie
werd opgetekend in het Nahuatl. Vergeet niet dat hij
hier te maken had met een orale cultuur, waarin de
manuscripten veeleer de rol vervulden van mnemotechnisch
middel bij sterk geformaliseerde, uit het hoofd geleerde
teksten, die zo ongewijzigd van generatie op generatie
werden overgeleverd. Zoals ook in onze Oudheid en
Middeleeuwen het geval was – denk aan de Ilias van
Homeros of Spiegel Historiael van Jacob van Maerlant
(ca. 1300). Onze schriftelijke cultuur - en zeker onze
digitale generatie - heeft de neiging de mogelijkheden
van een werkelijk geoefend geheugen in een orale
maatschappij ernstig te onderschatten.
Fragment met mensenoffer, aan de linkerzijde van de
afbeelding, rechts de originele tekst in het Nahuatl.
De realisatie van dit gigantisch opzet verliep in
diverse fasen en niet zonder tegenkanting. Kortzichtige
en bekrompen oversten deden hem enkele keren zijn
werkzaamheden stopzetten. Het eindresultaat bestaat uit
een amalgaam van Nahuatl-teksten, een Spaanse tekst ....
en een beeldverhaal met vele honderden tekeningen. Het
is een monumentaal werk, een ware encyclopedie van
Azteekse etnografie en linguïstiek, evenzeer de vrucht
van een gedegen universitaire opleiding gekoppeld aan
een immense eruditie, als van grote wetenschappelijke
nieuwsgierigheid, menselijke belangstelling en
creativiteit.
Het is onbegonnen werk de inhoud van de Historia General
kort samen te vatten. Hedendaagse volkskundigen zouden
zeggen dat het werk een onuitputtelijke schatkamer is
voor materiële en geestelijke cultuur; zowel voor
godsdienst, huwelijksgebruiken, fauna en flora (met
talloze in Europa onbekende dieren en planten),
klederdrachten, voeding, opvoeding en onderwijs enz.
We kunnen alleen maar adviseren enkele uren te
grasduinen in de digitale publicatie die bij de start
van dit artikel is voorgesteld.
In 1576 werd, als een merkwaardig gevolg van het
Concilie van Trente (1545-1563), de vertaling van de
Heilige Schrift en de missionering in de volkstalen
verboden. Mocht voortaan uitsluitend in het Latijn! Een
bijzonder wereldvreemde beslissing, zelfs volgens de
toenmalige tijdgeest. Daarbij een maatregel die de
succesvolle jezuïetenmissie in Japan en een eeuw later
in China op vrij korte termijn fataal zou fnuiken.
Voor Mexico resulteerde dit in het beruchte edict van 22
april 1577, waarbij Filips II elke studie van de
inheemse culturen en alle publicaties in de autochtone
talen verbood. De onderkoning en de aartsbisschop kregen
bevel het werk van de Sahagún naar Spanje te sturen en
hem te verbieden zijn taak verder te zetten. De Sahagún
gehoorzaamde ... gedeeltelijk. Hij stond zijn manuscript
af. Doch de meer dan tachtigjarige begon opnieuw van de
grond af, op basis van zijn notities of misschien van
een volledige kladversie, die hij had achtergehouden.
Codex Florentinus
De twaalf boekdelen van de Sahagún vormen een "monument,
duurzamer dan brons" (exegi monumentum aere perennius -
Horatius, Oden III.30), opgericht ter nagedachtenis van
een beschaving die voorgoed uit het menselijk erfgoed
leek weggescheurd. Het materiële voortbestaan van zijn
werk heeft aan een zijden draadje gehangen. Zoals vele
andere boeken van de pioniers uit de zestiende eeuw
bleven zijn manuscripten eeuwenlang vergeten. Hetzelfde
lot trof eveneens de folianten van die andere
merkwaardige franciscaanse Spanjaard, Diego de Landa,
bisschop en inquisiteur, die eerst de Mayacultuur
platbrandde en dan de herinnering eraan redde door zijn
Relación de las Cosas de Yucatán (Verslag over de zaken
van Yucatan) - Willy Spillebeen voerde hem ten tonele in
zijn bekroonde jeugdboek De hel bestaat (1984).
Ongetwijfeld is de Landa's werk in de vorige eeuw
verminkt teruggevonden. Wat overblijft kan, hoe
belangrijk ook, naar omvang en diepgang de vergelijking
niet doorstaan met de Historia General. Een tweetalige
versie Nahuatl-Spaans werd in 1793 ontdekt in de
bibliotheek van de Medici te Firenze. Deze Codex
Florentinus (Laur.Medic. Palat. nr. 220) werd tussen
1950 en 1974 met een vertaling in het Engels uitgegeven
door twee Amerikaanse onderzoekers. Een vijftigtal jaren
geleden verzorgde een Mexicaanse bank een (zeer duur)
facsimile in drie kloeke boekdelen, zo knap dat het in
de Bibliotheca Laurentiana (de bibliotheek van Lorenzo)
het origineel verving in de toonkast! Uittreksels uit de
Spaanse tekst van dit zelfde boek waren reeds in 1730
gevonden en naar Spanje overgebracht. Alle grote
uitgaven gingen tot voor kort op deze notities terug,
ook de toonaangevende Franse vertaling uit 1880. Hoe het
kostbare werk in de bibliotheek der Medici belandde, is
niet met zekerheid te achterhalen. Onderzoekers
vermoeden dat de codex door de Spaanse autoriteiten naar
Rome werd gezonden om hem voor te leggen aan het oordeel
van de paus. Dit zou betekenen dat de toezending
gebeurde vóór de dood van paus Leo XI Medici in 1595.
Het zesde boek van deze codex is in 1991 voor het eerst
in het Nederlands vertaald door een groepje
doctoraalstudenten Spaans van de Leidse universiteit,
die samen met (de intussen overleden) Nederlandse
Nahuatl-specialist Rudolf van Zantwijk (1932-2021) voor
een boeiende (doch helaas veel te beknopte) toelichting
zorgden. Zij baseerden zich voor hun twee jaar durende
vertaalwerk voornamelijk op de Spaanse tekst van de
uitgave door Angel Maria Garibay (Mexico 1975). De
vertaling levert meer moeilijkheden op dan men zich op
het eerste gezicht zou voorstellen. Zoals gezegd bestaat
de codex uit een Nahuatltekst in de rechterkolom en een
Spaanse tekst in de linker. Het geheel bevat ongeveer
1750 illustraties, die meestal met de hand ingekleurd
zijn plus versieringen, die voor het merendeel nog nooit
waren gereproduceerd.
De illustraties zijn geschilderd door Azteekse tlacuilos
(beeldschriftklerken) in een pictografische stijl die
reeds niet meer zuiver Azteeks is, maar door Europese
vormentaal beïnvloed. Wat een tamelijk onbeholpen
resultaat oplevert, vergeleken met de pre-koloniale
codices.
De Spaanse tekst is echter geen letterlijke vertaling
van het Nahuatl, doch eerder een versie ervan. Boek zes,
waarvan de redactie in het Nahuatl reeds in 1547 klaar
moet zijn geweest, ontsluit voor de Europeaan de
denkwereld van de Azteken. Het bevat gebeden tot de
goden, toespraken tot de heersers, vermaningen aan de
kinderen, toespraken tot jonggehuwden, tot de
pasgeborenen enz. De toelichtingen volgen pas na de
vertaling, waarbij vooral de situering van de Azteekse
retoriek door van Zantwijk een complete leemte opvult.
En datzelfde kan terecht gezegd van deze hele uitgave!
(En nu dus, sinds eind 2023 door de schitterende
complete digitale publicatie).
De oorlog tegen de goden
De conquista van Mexico door Cortés (1519-1521) heeft altijd al iets gehad van een science-fictionverhaal: een handjevol Spanjaarden verovert het rijk der Azteken, dat in een minimum van tijd een kwart miljoen geharde strijders kon mobiliseren. Het lijkt wel Oorlog der werelden van H.G. Wells. Dat gevoel van bevreemding neemt eerder toe dan af, na het lezen van De oorlog tegen de goden. Dit is vanuit cultuurhistorisch standpunt de derde uitermate belangrijke tekst waaraan wijlen Rudolf van Zantwijk, hoogleraar Meso-Amerikaanse geschiedenis aan de universiteit van Utrecht, heeft meegewerkt in nauwelijks een jaar. Wat de wereld van de Azteken betreft, is hiermee voor ons taalgebied in korte tijd een compleet vacuüm opgevuld. De twee andere werken zijn: de hierboven gesignaleerde vertaling van het zesde boek uit de Historia General de las Cosas de Nueva España van Bernardino de Sahagún en van Zantwijks boek over Tlacayelel, de stichter van het Azteekse imperium waarvoor hij eveneens rijkelijk putte uit bronnen in het Nahuatl, de taal der Azteken. In 1996 volgde nog als een soort sluitstuk De zon en de arend. Duizend jaar Azteekse vertelkunst (Amsterdam, Prometheus, 281 blz.).
In de geschiedenis van de mensheid is de ontdekking van
Amerika een gebeurtenis zonder weerga : twee grote
massa's mensen leefden elk aan de eigen kant van de
oceaan, zonder dat ze elkaars bestaan ook maar in het
minst bevroedden. Dan, van de ene dag op de andere,
ontstaat er contact en leren ze elkaar kennen. Nooit
tevoren had zich iets vergelijkbaars op dergelijke
schaal voorgedaan. De ontmoeting heeft het bestaan van
de inheemse Amerikanen duchtig omgewoeld, maar eveneens
niet minder diep, hoewel minder zichtbaar, dat van de
mensen in Europa. Zonder overdrijving kunnen wij zeggen
dat ook onze moderne geschiedenis die dag begint!
In Europa, en bijzonder in Spanje, heeft deze
uitzonderlijke gebeurtenis aanleiding gegeven tot een
groot aantal commentaren en analyses. De unieke
gelegenheid om een complexe beschaving te beschrijven,
totaal onafhankelijk van de onze, is onmiddellijk door
een aantal schrijvers met beide handen aangegrepen. Dit
heeft bladzijden opgeleverd die tot de meest
belangwekkende behoren uit de spirituele geschiedenis
van Europa. Die teksten zijn toegankelijk en gekend,
hoewel - zeker in ons taalgebied - niet zoveel als ze
verdienen. Maar nog minder bekend is, dat aan de andere
kant een gelijkaardig fenomeen bestaat. De invasie door
de Europeanen schiep een rijke literatuur, met de
overwonnenen als auteurs. Die teksten zijn niet alleen
van uitzonderlijk belang voor de geschiedenis van
Amerika zelf, maar ook voor ons, de Europeanen van
tegenwoordig, tegelijkertijd omwille van hun intrinsieke
literaire verdiensten en omwille van de unieke
voorstelling van onze voorouders, gezien van buiten af.
"Het verrast en verwart je als je ontdekt dat teksten,
in kwaliteit en belang vergelijkbaar met de epen van
Homeros of de Historiën van Herodotos niet toegankelijk
waren voor hedendaagse lezers.." (G. Baudot, & Tz.
Todorov, Récits aztèques de la Conquête, Parijs, Seuil,
1983.)
Geen van de andere in het Nederlands vertaalde werken
voor de herdenking van Columbus in 1992 had de telkens
uitdrukkelijk geformuleerde belofte gehouden om de visie
te brengen van de inheemse volkeren op de Spaanse
conquista, niet Robert Lemm, in Ochtend van Amerika
(Pelckmans, Kapellen, 1989), evenmin de gebroeders
Testas in Conquistadores en Indianen (Pelckmans, 1991).
Vooral bij deze laatsten is het haast onbegrijpelijk,
daar ze de beschikking hadden over de door Georges
Baudot rechtstreeks uit het Nahuatl vertaalde tekst in
Récits aztèques de la Conquête. Om een idee te geven van
het belang dat van Zantwijks vertaling voor ons had: tot
nu toe was de best bereikbare (zeer fragmentarische)
Sahagún-editie de Maspero- uitgave uit 1981. Deze ging
terug op de Franse vertaling van Jourdanet en Siméon uit
1880 die alleen de Spaanse versie van de Sahagún
omzette, zoals die bewaard was in de Codex van Madrid.
Op een aantal punten geeft ze een afwijkende versie van
de in het Nahuatl geschreven Codex Florentinus. Eén
voorbeeld: het twaalfde boek, met het Azteekse relaas
van de conquista, besloeg in de Siméon-vertaling 46
grote bladzijden. Dit werd in de Maspero-pocket herleid
tot 3 bladzijden! Wie (zoals ik indertijd) het origineel
van de Sahagún dacht in handen te hebben, zat er dus
boekdelen naast!
Het is nu net de grote verdienste van van Zantwijk dat
hij het hele twaalfde boek vertaalt, rechtstreeks uit de
Nahuatl-grondtekst, kritisch annoteert, en waar nodig
aanvult met andere Azteekse bronnen. Hierbij
respecteerde hij zoveel mogelijk het typische taaleigen
van het origineel. Tot nog toe kon men meestal lezen dat
de Sahagún voor zijn Historia General tientallen
vooraanstaande overlevenden van de veroveringsoorlog
ondervroeg. Dat geldt misschien wel voor het overgrote
deel van zijn magistrale encyclopedie, maar volgens van
Zantwijk niet voor het twaalfde boek. Als bron fungeerde
inderdaad een ooggetuige van de verbeten eindstrijd om
de Azteekse hoofdstad. Op grond van zowel inhoudelijke
als formele tekstkritische argumenten concludeert de
auteur dat de verteller afkomstig is uit de stad
Tlatelolco, niet uit Tenochtitlán zelf, en niet tot de
hoogste kringen behoorde, hoewel hij wel een degelijke
opleiding had genoten.
Van Zantwijk vergenoegde zich er niet mee alleen de
Sahagún te vertalen. Functioneel geeft hij in een eerste
deel tevens een indringend beeld van de Azteekse
maatschappij op de vooravond van de invasie. De Azteken
mogen dan al na de verovering hun geschiedschrijving
aangepast hebben aan de gewijzigde situatie, uit de
vergelijking van diverse bronnen wordt het duidelijk dat
de komst van de vreemdelingen in heel het rijk
voorafgegaan werd door een aantal als zeer ongunstig
beschouwde voortekens. Van Zantwijk meent dat het hele
optreden van Cortés geënsceneerd werd door doña Marina,
zijn tolk en minnares, die gedreven werd door een diepe
haat jegens het volk dat haar in slavernij had gebracht.
Hiermee volgt hij de nog steeds zeer omstreden visie die
de Engelse amerikanist Cottie Burland reeds in 1974 in
een half-geromanceerde biografie publiceerde (2). Met
Burland concludeert van Zantwijk dat er in Cortés
optreden te veel 'toevalligheden' zitten, die het in
overeenstemming brachten met de religieuze opvattingen
van de Azteken. Priester-astrologen hadden immers
voorspeld dat de verdwenen god Quetzalcoatl (Gevederde
Slang) zou terugkeren om zijn troon op te eisen in een
jaar I-Riet. Op 13 februari 1519, de eerste dag van het
Quetzalcoatljaar I-Riet (een datum die in het cyclisch
tijdbesef van de Azteken slechts één keer om de 52 jaar
kon voorkomen) landde de vloot van Cortés op het eiland
Cozumel. Dit eerste, werkelijke toeval zou later
uitgebuit zijn door doña Marina, die ervoor zorgde dat
de Spanjaarden in Anahuac, het Azteekse rijk, aan land
gingen op de feestdag van Quetzalcoatl als windgod. Deze
omstandigheden verklaren waarom de Azteekse gezanten
Cortés aan boord van de schepen bekleedden met de
attributen van de god. En waarom de
Grote Spreker
Motecusoma door religieuze twijfels verlamd werd en
bleef aarzelen om oorlog te voeren tegen de 'goden' van
overzee. Hij zou er heel vlug achter komen hoe
'menselijk' de invallers waren. Toen was het echter voor
hem en zijn volk reeds te laat. (Schitterende bladzijden
hierover in de roman van Willy Spillebeen Cortés of De
Val uit 1987 (3).
In de beste Azteekse traditie van
tweepoligheid, is de
titel tweeledig bedoeld: na de zege van de 'blanke
goden' begon de strijd tegen de Azteekse goden pas goed.
Hierbij dient opgemerkt dat het begrip goddelijk voor
hen een andere inhoud had dan voor de christenen: alles
wat duurzamer was dan de individuele mens werd door hen
als dusdanig beschouwd. Bij de geestelijke conquista
deden zich door het totaal verschillende denkpatroon
onvermijdelijk zware communicatiestoornissen voor, ook
als de priesters zich fanatiek op de studie van het
Nahuatl toelegden. Dit verergerde nog in het geval van
onze landgenoot, de beroemde Pedro de Gante, die een
notoire stotteraar was, wat in het Nahuatl fatale
betekenisverschuivingen opleverde. In het vernietigen
van hun tegenstanders deden priesters vaak niet onder
voor de conquistadores. De auteur publiceert als
voorbeeld de indrukwekkende rede van de Azteekse
hogepriester Coatzin die 400 jaar in het geheim archief
van het Vaticaan verborgen bleef en die als antwoord
diende op de prediking van de eerste twaalf
missionarissen. Het leverde de redenaar een wrede dood
op door 'verhonding', het levend verscheurd worden door
de bloedhonden der Spanjaarden.
Met dit boek komen de in vele jaren studie vergaarde
kennis en de onbetaalbare eruditie van de Nederlandse
Nahuatl-specialist Rudolf van Zantwijk (1932 - 2021) in
één klap binnen het bereik van de geïnteresseerde leek.
Weer is het geen gemakkelijke lectuur geworden. Enige
voorkennis is geen overbodige luxe (Zie bijvoorbeeld op
Histoforum, PowerPoint en syllabus:
Precolumbiaanse
culturen uit Meso-Amerika, deel 1. De Azteken. Maar wie zich de inspanning getroost,
krijgt meer dan waar voor zijn of haar geld! (zie ook
Van historisch belang)
Soap en Popper
Dit roept een fascinerend epistemologisch probleem op,
d.w.z. een probleem in verband met de kennisleer. Wat
indien de Historia General, zoals zovele soortgenoten,
inderdaad voorgoed verloren was gegaan in oorlog of
brand, of geëindigd was als ... toiletpapier? Dan bleef
een groot deel van de Azteekse cultuur voor eeuwig
hermetisch afgesloten. Zo belanden wij haast automatisch
bij Karl Popper en zijn 'Wereld 3'- theorie. Volgens
Popper - een der meest controversiële filosofen van de
twintigste eeuw - bestaat er naast een objectieve wereld
van materiële objecten (die hij 'Wereld 1' noemt) en een
subjectieve wereld van de geest ('Wereld 2') ook een
'Wereld 3' van ideeën, kunst en wetenschap, taal,
ethiek, instituties - kortom het hele erfgoed van de
cultuur - in zoverre die in code gebracht is en
geconserveerd in objecten van 'Wereld 1' als daar zijn:
boeken, machines, films, computers, afbeeldingen en alle
soorten registraties enz., zolang ze maar potentieel
toegankelijk zijn. Het originele van zijn gedachtegang
schuilt hierin: hoewel alle Wereld 3 -objecten
voortbrengselen zijn van de menselijke geest kunnen zij
bestaan, onafhankelijk van elk kennend subject. Het
lineair-B van het Minoïsche Kreta, de Egyptische
hiërogliefen, de Mayagliefen, Etruskische teksten, de
Peruaanse quipu's (knopenschrift), het mysterieuze op
houten tabletten gekerfde rongorongo van Paaseiland…
ontlenen hun belang voor de mensheid louter aan hun
blote bestaan, ook al was (en is gedeeltelijk nog
steeds) geen mens op deze planeet in staat die tekens te
begrijpen. In het 'Woord vooraf' van de bundel Récits
aztèques de la conquête beklagen de auteurs, Georges
Baudot en Tzvetan Todorov zich erover dat een aantal
oorspronkelijke getuigenissen ontoegankelijk waren en
dus niet bestonden voor hun publiek, omdat ze nog nooit
in het Frans waren vertaald! Net zoals voor veel mensen
bijvoorbeeld het schandaal van de creperende Rwandese
vluchtelingen in Zaïre 1994 (nu terug Congo) of
gebombardeerde Palestijnse kinderen in Gaza 2023 gewoon
niet bestaat, omdat ze dagelijks een platvloerse
soapserie verkiezen boven de hinderlijke beelden uit het
journaal. Als we de redenering van de Franse auteurs
volgen, hoeveel te sterker geldt die dan voor het
Nederlandstalige publiek. Dan bestaan precolumbiaans
Amerika en zeker de wetenschappelijke amerikanistiek in
ons taalgebied niet of nauwelijks, omdat 1. de talrijke
dure kijkboeken, die je in het Nederlands kunt kopen
niet alleen hun prenten, maar ook hun commentaar voor 50
tot 80 % van elkaar overnemen, fouten, onnauwkeurigheden
en verouderde inzichten incluis; 2. alle interessante
studies ver van ons bed verschijnen in het Engels,
Spaans en in mindere mate in het Frans ( over Nahuatl
zwijgen we best: kenners van die taal zijn op de vingers
van één hand te tellen); 3. het meestal zeer moeilijk is
ze bij ons te verkrijgen terwijl ze ook in de
academische bibliotheken zeer zelden aanwezig zijn.
(Gelukkig de laatste jaren meer.) Je waant je, ondanks
de uitvinding van de boekdrukkunst en de ontwikkeling
van de informatica, in de Middeleeuwen, waar geleerden
eveneens slechts met de grootste inspanning aan een
zeldzaam manuscript geraakten. Om het met Marguerite
Yourcenar te zeggen: "Wat wij onze cultuur noemen, is
meer dan men wel aanneemt een cultuur van afgesloten
schrijftafels" (Het hermetisch zwart, p. 313).
Toevoeging: De oorspronkelijke versie van dit artikel is
eerder gepubliceerd in onder meer De Standaard der
Letteren in 1991 en 1992. Aangevuld en geactualiseerd in
de volgende jaren.
Sinds we bovenstaande schreven is er natuurlijk veel
fundamenteel in positieve zin gewijzigd, voornamelijk
door de gigantische nieuwe dimensie die het Internet ons
biedt, de ‘highway of knowledge’ zoals de Amerikaanse
vicepresident Al Gore het in 1999 noemde. Denk maar aan
Wikipedia, dat de gedrukte encyclopedie voorgoed
vervangt en bijvoorbeeld middeleeuwse handschriften of
het werk van de Sahagún die tot het erfgoed van de
gehele mensheid behoren wereldwijd toegankelijk maakt,
zoals ze verdienen. Sinds kort kan ik een Engels of
Spaans artikel over amerikanistiek zo nodig lezen in het
Nederlands dankzij een vertaalprogramma op mijn laptop
en iPhone. En zelfs een Servisch of Russisch!
Motecuzoma Xocoyotzin (uitspraak: Motewksóma
Shjokojótsien – in het Nederlands meestal verkort tot
Montezuma), 'Hij die zich Gebieder maakt door zijn
Toorn, De Jongere', Colhuatecuhtli (Colhua-heerser) van
het Azteekse rijk van 1502 tot 1520; tracht de
Spanjaarden na hun aankomst vreedzaam te benaderen en
tot terugkeer naar hun land van herkomst te bewegen;
zendt gezanten en tovenaars uit om hun bedoelingen en
hun kracht te leren kennen; ontvangt Cortés en de zijnen
vredig in Tenochtitlan; wordt kort daarop door de
Spanjaarden gegijzeld. Tijdens een volksoproer tracht
hij de meute te bedaren. Hij wordt door een steen aan
het voorhoofd geraakt en vermoedelijk eind juni 1520
door de Spanjaarden gewurgd. (De oorlog tegen de goden,
p. 263-264 )
Tweepoligheid
Zie op Histoforum, PowerPoint en syllabus:
Precolumbiaanse culturen uit Meso-Amerika, deel 1. De
Azteken
Het Azteekse wereldbeeld was een van de meest complexe
constructies die ooit door mensen werd uitgedacht, een
cultuur, die zo afwijkt van onze gedachtewereld, dat ze
wel van een andere planeet kon komen. Fundamenteel
hierin is de tweepoligheid die elk aspect van het
maatschappelijk leven doordesemt. De tweevoudigheid, een
voor Europeanen moeilijk te vatten gegeven, vond haar
oorsprong in de scheppende oppergod Ometeotl, de
Twee-God, die mannelijk én vrouwelijk tegelijkertijd
was. Deze grondgedachte weerspiegelde zich tot in het
dagelijkse taalgebruik, in de zogenaamde difrasismen:
uitdrukkingen en beeldspraak waarmee één begrip (in onze
ogen) werd weergegeven door twee verbonden elementen. Zo
werd een plaatselijke of regionale gemeenschap benoemd
met de woorden 'water en berg', omdat het leven in de
vallei van Mexico zich altijd afspeelde tussen de
tastbare tweedeling water en berg(en). In hun eigen
taal, het Nahuatl, noemden de Azteken het gebied daarom
Anahuac ('Bij het Water'); 'Schild en pijlen' betekent
oorlog en wordt in het Azteekse beeldschrift dan ook
voorgesteld door een fraai getekend schild met een
bundel werppijlen en daarboven meestal een atlatl, een
speerwerper.
Toen Cortés in Anahuac aankwam, hield Motecuzoma hem
voor de teruggekeerde god Quetzalcoatl ('Vogel-Slang' of
'Kostbare Tweeling'). In zijn hemels aspect werd deze
god vereenzelvigd met de planeet Venus als Morgenster,
voorloper van de opkomende zonnegod. Maar tevens was hij
als Avondster zijn monsterachtige tweelingbroer Xolotl.
Vaak wordt Xolotl als skelet afgebeeld op de rugzijde
van Quetzalcoatl: twee verschijningsvormen van eenzelfde
figuur. Bij uitstek drukken de Azteken hiermee uit dat
de dualistische polarisatie licht-donker en goed-kwaad
niet enkel speelt tussen verschillende goden, maar in
één en dezelfde persoon aanwezig is.
Noten
1. David Olusoga, Eerste ontmoetingen. Verering van de
vooruitgang, Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep,
2018, 278 blz.
Dit boek van is een gevolg van de prestigieuze
televisiereeks
Civilisations
(2018),
die we op deze site reeds bespraken, ,
2. Cottie Burland, Montezuma. Keizer der Azteken,
Bussum, Fibula-Van Dishoeck, 1974, 269 blz.
3. Bespreking: Martens, J., Cortés of De Val, in:
Lexicon van Literaire Werken, afl. 18, mei 1993, 13 blz.
Jos Martens, januari 2024