artikelen over geschiedenis didactiek

Bernardino de Sahagún en zijn encyclopedie van een verwoeste cultuur

* Fray Bernardino de Sahagún, De Azteken. Kroniek van een verdwenen cultuur, Amsterdam Meulenhoff, 1991, 285 blz.
* Rudolf van Zantwijk, De oorlog tegen de goden. Azteekse kronieken over de Spaanse verovering, Amsterdam, Meulenhoff, 1992, 269 blz.

Bernardino de Sahagún en zijn encyclopedie van een verwoeste cultuur

Jos Martens

Opgedragen aan Ted Leyenaar (1935-2009) en Rudolf van Zantwijk (1932 – 2021), vertrouwde gidsen op vergeten paden in verdwenen landen.


Vanaf november 2023 is de volledige in dit artikel voorgestelde Codex Florentinus digitaal gepubliceerd op Getty Edu.
Een modeluitgave op hoog wetenschappelijk niveau, maar ook van belang en toegankelijk voor de geïnteresseerde leek!

Vooreerst: de mogelijkheid in te zoomen op elke bladzijde van de codex.
Met tekstverklaringen in (transcriptie) oud- en modern Spaans en Engels – Nahuatl is niet beschikbaar voor het hele boek, wel onder meer voor boek 10, 12… met gelegenheid de tekst te beluisteren.

Dan is er nog een afzonderlijke afdeling met een ruime selectie onderwerpen uit de codex, via kleine afbeeldingen … met per lemma telkens aanduiding van het betreffende aantal teksten en afbeeldingen (die eveneens kunnen uitvergroot worden)..
1. Goden: Huitzilopochtli, Tlaloc, Quetzalcoatl
2. Occupations: warrior, farmer, archer, weaver …
3. Everyday Nahuatl: tamale, metate …
4. Individuals: Ahuitzotl (en andere heersers), Malintzin (12 texts, 8 images).
5. Animals…

Vervolgens nog een zoekfunctie via trefwoorden

 

In deel 1, Invasie en plundering van de Nigeriaans-Britse historicus David Olusoga’s, Eerste ontmoetingen krijgt Bernardino de Sahagún bij lange na niet de aandacht die hij verdient (p. 58 & 61) (1).
Nochtans: als er één boek aanspraak op kan maken heel alleen de herinnering aan een complete, verdwenen beschaving te hebben gered, dan is het wel de Historia General de las Cosas de Nueva España (Geschiedenis van de Zaken van Nieuw Spanje) van de zestiende-eeuwse franciscaan Bernardino de Sahagún (1499 - 1590). De Sahagún werd geboren in het Spaanse Sahagún, waaraan hij naar goede humanistische gewoonte zijn naam ontleende. Hij studeerde aan de universiteit van Salamanca in de jaren 1520. Van zijn meer dan 90 jaar bracht hij er 30 door in zijn vaderland en 60 in de Nieuwe Wereld. Hij arriveerde in Mexico in 1529, zeven jaar na onze landgenoot, de legendarische apostel van de indianen Pedro de Gante (Pieter van Gent, 1479 - 1572). Het rijk der Azteken was pas kort daarvoor, in 1521, na een bijzonder bloedige strijd ten val gebracht door Hernán Cortés en zijn inheemse bondgenoten "in een cataclysme, dat in de geschiedenis zijn weerga niet kent en waarbij vergeleken de val van Constantinopel als een catastrofe van betrekkelijk geringe proporties kan worden beschouwd", zoals de amerikanist Jacques Soustelle het treffend formuleerde.


Hedendaags schilderij naar een ouder voorbeeld. De Sahagún in zijn werkplaats. Achter zijn linkerschouder een boekdeel van de Historia General.

Apocalyps
De Sahagún ontdekte hier de resten van een boeiende, bevreemdende cultuur. In de ruïnes, die na de ineenstorting restten van Tenochtitlán, de Azteekse hoofdstad kon hij nog kortstondig een glimp opvangen van de grootsheid van deze exotische beschaving, die haast onder zijn ogen wegsmolt om vervangen te worden door een uit het christelijke Europa geïmporteerde civilisatie. Waarschijnlijk bevroedde hij evenmin als de conquistadores dat hiermee tevens het gordijn viel over een reeks elkaar gedurende meer dan 3000 jaar opvolgende hoogculturen. Maar dat hij het onherroepelijke van het gebeuren ten volle besefte, blijkt uit zijn hele verdere leven. Van bij het begin toonde hij respect voor de waarde van deze zo afwijkende cultuur, die hem juist daardoor ook meteen zal hebben gefascineerd. Haast onmiddellijk na zijn aankomst moet hij begonnen zijn met het verzamelen van allerlei gegevens over de inheemse levensgewoonten.


Met deze belangstelling stond hij niet alleen. De franciscanen, die in Mexico aankwamen, waren vervuld van een hooggestemd ideaal: zij wilden vanuit de zuiverheid van de meest fundamentele christelijke waarden de heilsboodschap kunnen brengen aan hen die daar tot op dat ogenblik van verstoken waren gebleven. Hun denken was sterk eschatologisch getint, d.w.z. gericht op de vervulling der tijden. Zij volgden de visionaire tekstinterpretatie van de Apocalyps, voorgesteld in de 12de eeuw door de cisterciënzer abt Joachim da Fiore. Het 'duizendjarige rijk' moest worden verwezenlijkt vooraleer de Messias zou terugkeren voor het Laatste Oordeel. Toen zij merkten hoe in de oorspronkelijke Mexicaanse samenleving staat en religie met elkaar waren vervlochten en hoe de inheemsen leefden vanuit een met religieuze ideeën doordrongen wereldbeeld, beschouwden zij de indio's als het prototype van de Nieuwe Mens. Vonden zij het niet doodgewoon hun eigen leven te offeren voor hun goden? Hoe gunstig stak hun levenswandel af tegen die van het Oude Europa en zeker tegen die van de losbandige Spaanse conquistadores, die nochtans beweerden het christendom te brengen aan de 'heidenen'. Leefden de indio's niet als ware christenen, ook al kenden zij Christus nog niet? Hier kreeg de Kerk de unieke historische kans om opnieuw te starten. Bisschop Vasco de Quiroga, die sterk was beïnvloed door Utopia van Thomas More <link leggen> Utopia (histoforum.net), verwoordt deze gedachte met een verwijzing naar ideeën uit de klassieke Oudheid: "Wij leven in het ijzeren tijdperk, zij zijn nog onbedorven en leven in het gouden tijdperk."


In deze ideologische context ligt het werk van de Sahagún ingebed en van hieruit dient het geïnterpreteerd. Dit verklaart ook waarom wij over de gebieden die door de franciscanen werden gemissioneerd zoveel meer weten dan over de streken waar hun bitterste concurrenten, de dominicanen, katholieke kerken bouwden op de ruïnes van de heidense tempels en alle uitingen van de ‘duivelse heidense’ religie poogden te vernietigen, desnoods met inquisitie en brandstapels voor mensen en boeken. Om de oude godsdienst werkelijk te kunnen vervangen door de leer van Christus, was het nodig de taal en de gewoonten van de inboorlingen terdege te kennen. De Sahagún verwierf zich al spoedig een reputatie omwille van zijn uitzonderlijke beheersing van het Nahuatl, de elegante, klankrijke taal der Azteken. In de jaren 1536-1540 doceerde hij voor de kinderen uit de inheemse bovenlaag aan het Colegio de Santa Cruz in Tlatelolco, de noordelijke zusterstad van Tenochtitlán. Van 1542 tot 1558 was hij hier terug. Tussen 1550 en 1555 noteerde de Sahagun in Tlatelolco een relaas van de Conquista. Dit zou later het twaalfde boek vormen van zijn Historia General. Sinds de Cartas de Relación van Hernán Cortés was er reeds veel geschreven over de verovering, maar altijd in het Spaans en vanuit het standpunt van de overwinnaars. De Sahagún draaide de zaken radicaal om: hij raadpleegde autochtone informanten, tijdgenoten en ooggetuigen en legde in het Nahuatl de visie vast van de overwonnenen, waardoor zijn verslag een uniek document werd over de ondergang van een wereld, zoals die door haar bewoners was ervaren.

 

Levenswerk
In 1559 kreeg hij van zijn provinciaal (overste), zelf een befaamd humanist en geschiedschrijver, de expliciete opdracht om in het Nahuatl alles te noteren wat nuttig kon zijn bij de bekering van de indianen tot het christendom. De volgende 32 jaar van zijn leven zou hij besteden aan deze gigantische taak. Voor zijn inventarisatie van een snel wegdeemsterende cultuur gebruikte hij de familierelaties van zijn adellijke pupillen. Hij koos zorgvuldig zijn informanten onder de personen die zich de oude tradities nog herinnerden en deze waarheidsgetrouw konden reciteren. Eerst stelde hij een vragenlijst op (een onverwacht modern aandoende methode die tegenwoordig algemeen gebruikt wordt, niet alleen door antropologen, maar in ons taalgebied o.a. ook voor het onderzoek van de landbouwterminologie in de verschillende dialectgebieden.) Met zekerheid raadpleegde hij oude beeldmanuscripten, die aan de vernieling ontsnapt waren. Waar nodig reconstrueerden zijn zegslieden tekeningen, waarvan de interpretatie werd opgetekend in het Nahuatl. Vergeet niet dat hij hier te maken had met een orale cultuur, waarin de manuscripten veeleer de rol vervulden van mnemotechnisch middel bij sterk geformaliseerde, uit het hoofd geleerde teksten, die zo ongewijzigd van generatie op generatie werden overgeleverd. Zoals ook in onze Oudheid en Middeleeuwen het geval was – denk aan de Ilias van Homeros of Spiegel Historiael van Jacob van Maerlant (ca. 1300). Onze schriftelijke cultuur - en zeker onze digitale generatie - heeft de neiging de mogelijkheden van een werkelijk geoefend geheugen in een orale maatschappij ernstig te onderschatten.



Fragment met mensenoffer, aan de linkerzijde van de afbeelding, rechts de originele tekst in het Nahuatl.


De realisatie van dit gigantisch opzet verliep in diverse fasen en niet zonder tegenkanting. Kortzichtige en bekrompen oversten deden hem enkele keren zijn werkzaamheden stopzetten. Het eindresultaat bestaat uit een amalgaam van Nahuatl-teksten, een Spaanse tekst .... en een beeldverhaal met vele honderden tekeningen. Het is een monumentaal werk, een ware encyclopedie van Azteekse etnografie en linguïstiek, evenzeer de vrucht van een gedegen universitaire opleiding gekoppeld aan een immense eruditie, als van grote wetenschappelijke nieuwsgierigheid, menselijke belangstelling en creativiteit.


Het is onbegonnen werk de inhoud van de Historia General kort samen te vatten. Hedendaagse volkskundigen zouden zeggen dat het werk een onuitputtelijke schatkamer is voor materiële en geestelijke cultuur; zowel voor godsdienst, huwelijksgebruiken, fauna en flora (met talloze in Europa onbekende dieren en planten), klederdrachten, voeding, opvoeding en onderwijs enz.
We kunnen alleen maar adviseren enkele uren te grasduinen in de digitale publicatie die bij de start van dit artikel is voorgesteld.


In 1576 werd, als een merkwaardig gevolg van het Concilie van Trente (1545-1563), de vertaling van de Heilige Schrift en de missionering in de volkstalen verboden. Mocht voortaan uitsluitend in het Latijn! Een bijzonder wereldvreemde beslissing, zelfs volgens de toenmalige tijdgeest. Daarbij een maatregel die de succesvolle jezuïetenmissie in Japan en een eeuw later in China op vrij korte termijn fataal zou fnuiken.
Voor Mexico resulteerde dit in het beruchte edict van 22 april 1577, waarbij Filips II elke studie van de inheemse culturen en alle publicaties in de autochtone talen verbood. De onderkoning en de aartsbisschop kregen bevel het werk van de Sahagún naar Spanje te sturen en hem te verbieden zijn taak verder te zetten. De Sahagún gehoorzaamde ... gedeeltelijk. Hij stond zijn manuscript af. Doch de meer dan tachtigjarige begon opnieuw van de grond af, op basis van zijn notities of misschien van een volledige kladversie, die hij had achtergehouden.

 

Codex Florentinus
De twaalf boekdelen van de Sahagún vormen een "monument, duurzamer dan brons" (exegi monumentum aere perennius - Horatius, Oden III.30), opgericht ter nagedachtenis van een beschaving die voorgoed uit het menselijk erfgoed leek weggescheurd. Het materiële voortbestaan van zijn werk heeft aan een zijden draadje gehangen. Zoals vele andere boeken van de pioniers uit de zestiende eeuw bleven zijn manuscripten eeuwenlang vergeten. Hetzelfde lot trof eveneens de folianten van die andere merkwaardige franciscaanse Spanjaard, Diego de Landa, bisschop en inquisiteur, die eerst de Mayacultuur platbrandde en dan de herinnering eraan redde door zijn Relación de las Cosas de Yucatán (Verslag over de zaken van Yucatan) - Willy Spillebeen voerde hem ten tonele in zijn bekroonde jeugdboek De hel bestaat (1984). Ongetwijfeld is de Landa's werk in de vorige eeuw verminkt teruggevonden. Wat overblijft kan, hoe belangrijk ook, naar omvang en diepgang de vergelijking niet doorstaan met de Historia General. Een tweetalige versie Nahuatl-Spaans werd in 1793 ontdekt in de bibliotheek van de Medici te Firenze. Deze Codex Florentinus (Laur.Medic. Palat. nr. 220) werd tussen 1950 en 1974 met een vertaling in het Engels uitgegeven door twee Amerikaanse onderzoekers. Een vijftigtal jaren geleden verzorgde een Mexicaanse bank een (zeer duur) facsimile in drie kloeke boekdelen, zo knap dat het in de Bibliotheca Laurentiana (de bibliotheek van Lorenzo) het origineel verving in de toonkast! Uittreksels uit de Spaanse tekst van dit zelfde boek waren reeds in 1730 gevonden en naar Spanje overgebracht. Alle grote uitgaven gingen tot voor kort op deze notities terug, ook de toonaangevende Franse vertaling uit 1880. Hoe het kostbare werk in de bibliotheek der Medici belandde, is niet met zekerheid te achterhalen. Onderzoekers vermoeden dat de codex door de Spaanse autoriteiten naar Rome werd gezonden om hem voor te leggen aan het oordeel van de paus. Dit zou betekenen dat de toezending gebeurde vóór de dood van paus Leo XI Medici in 1595.

 



Het zesde boek van deze codex is in 1991 voor het eerst in het Nederlands vertaald door een groepje doctoraalstudenten Spaans van de Leidse universiteit, die samen met (de intussen overleden) Nederlandse Nahuatl-specialist Rudolf van Zantwijk (1932-2021) voor een boeiende (doch helaas veel te beknopte) toelichting zorgden. Zij baseerden zich voor hun twee jaar durende vertaalwerk voornamelijk op de Spaanse tekst van de uitgave door Angel Maria Garibay (Mexico 1975). De vertaling levert meer moeilijkheden op dan men zich op het eerste gezicht zou voorstellen. Zoals gezegd bestaat de codex uit een Nahuatltekst in de rechterkolom en een Spaanse tekst in de linker. Het geheel bevat ongeveer 1750 illustraties, die meestal met de hand ingekleurd zijn plus versieringen, die voor het merendeel nog nooit waren gereproduceerd.


De illustraties zijn geschilderd door Azteekse tlacuilos (beeldschriftklerken) in een pictografische stijl die reeds niet meer zuiver Azteeks is, maar door Europese vormentaal beïnvloed. Wat een tamelijk onbeholpen resultaat oplevert, vergeleken met de pre-koloniale codices.


De Spaanse tekst is echter geen letterlijke vertaling van het Nahuatl, doch eerder een versie ervan. Boek zes, waarvan de redactie in het Nahuatl reeds in 1547 klaar moet zijn geweest, ontsluit voor de Europeaan de denkwereld van de Azteken. Het bevat gebeden tot de goden, toespraken tot de heersers, vermaningen aan de kinderen, toespraken tot jonggehuwden, tot de pasgeborenen enz. De toelichtingen volgen pas na de vertaling, waarbij vooral de situering van de Azteekse retoriek door van Zantwijk een complete leemte opvult. En datzelfde kan terecht gezegd van deze hele uitgave! (En nu dus, sinds eind 2023 door de schitterende complete digitale publicatie).

 

De oorlog tegen de goden

De conquista van Mexico door Cortés (1519-1521) heeft altijd al iets gehad van een science-fictionverhaal: een handjevol Spanjaarden verovert het rijk der Azteken, dat in een minimum van tijd een kwart miljoen geharde strijders kon mobiliseren. Het lijkt wel Oorlog der werelden van H.G. Wells. Dat gevoel van bevreemding neemt eerder toe dan af, na het lezen van De oorlog tegen de goden. Dit is vanuit cultuurhistorisch standpunt de derde uitermate belangrijke tekst waaraan wijlen Rudolf van Zantwijk, hoogleraar Meso-Amerikaanse geschiedenis aan de universiteit van Utrecht, heeft meegewerkt in nauwelijks een jaar. Wat de wereld van de Azteken betreft, is hiermee voor ons taalgebied in korte tijd een compleet vacuüm opgevuld. De twee andere werken zijn: de hierboven gesignaleerde vertaling van het zesde boek uit de Historia General de las Cosas de Nueva España van Bernardino de Sahagún en van Zantwijks boek over Tlacayelel, de stichter van het Azteekse imperium waarvoor hij eveneens rijkelijk putte uit bronnen in het Nahuatl, de taal der Azteken. In 1996 volgde nog als een soort sluitstuk De zon en de arend. Duizend jaar Azteekse vertelkunst (Amsterdam, Prometheus, 281 blz.).


In de geschiedenis van de mensheid is de ontdekking van Amerika een gebeurtenis zonder weerga : twee grote massa's mensen leefden elk aan de eigen kant van de oceaan, zonder dat ze elkaars bestaan ook maar in het minst bevroedden. Dan, van de ene dag op de andere, ontstaat er contact en leren ze elkaar kennen. Nooit tevoren had zich iets vergelijkbaars op dergelijke schaal voorgedaan. De ontmoeting heeft het bestaan van de inheemse Amerikanen duchtig omgewoeld, maar eveneens niet minder diep, hoewel minder zichtbaar, dat van de mensen in Europa. Zonder overdrijving kunnen wij zeggen dat ook onze moderne geschiedenis die dag begint!


In Europa, en bijzonder in Spanje, heeft deze uitzonderlijke gebeurtenis aanleiding gegeven tot een groot aantal commentaren en analyses. De unieke gelegenheid om een complexe beschaving te beschrijven, totaal onafhankelijk van de onze, is onmiddellijk door een aantal schrijvers met beide handen aangegrepen. Dit heeft bladzijden opgeleverd die tot de meest belangwekkende behoren uit de spirituele geschiedenis van Europa. Die teksten zijn toegankelijk en gekend, hoewel - zeker in ons taalgebied - niet zoveel als ze verdienen. Maar nog minder bekend is, dat aan de andere kant een gelijkaardig fenomeen bestaat. De invasie door de Europeanen schiep een rijke literatuur, met de overwonnenen als auteurs. Die teksten zijn niet alleen van uitzonderlijk belang voor de geschiedenis van Amerika zelf, maar ook voor ons, de Europeanen van tegenwoordig, tegelijkertijd omwille van hun intrinsieke literaire verdiensten en omwille van de unieke voorstelling van onze voorouders, gezien van buiten af. "Het verrast en verwart je als je ontdekt dat teksten, in kwaliteit en belang vergelijkbaar met de epen van Homeros of de Historiën van Herodotos niet toegankelijk waren voor hedendaagse lezers.." (G. Baudot, & Tz. Todorov, Récits aztèques de la Conquête, Parijs, Seuil, 1983.)


Geen van de andere in het Nederlands vertaalde werken voor de herdenking van Columbus in 1992 had de telkens uitdrukkelijk geformuleerde belofte gehouden om de visie te brengen van de inheemse volkeren op de Spaanse conquista, niet Robert Lemm, in Ochtend van Amerika (Pelckmans, Kapellen, 1989), evenmin de gebroeders Testas in Conquistadores en Indianen (Pelckmans, 1991). Vooral bij deze laatsten is het haast onbegrijpelijk, daar ze de beschikking hadden over de door Georges Baudot rechtstreeks uit het Nahuatl vertaalde tekst in Récits aztèques de la Conquête. Om een idee te geven van het belang dat van Zantwijks vertaling voor ons had: tot nu toe was de best bereikbare (zeer fragmentarische) Sahagún-editie de Maspero- uitgave uit 1981. Deze ging terug op de Franse vertaling van Jourdanet en Siméon uit 1880 die alleen de Spaanse versie van de Sahagún omzette, zoals die bewaard was in de Codex van Madrid. Op een aantal punten geeft ze een afwijkende versie van de in het Nahuatl geschreven Codex Florentinus. Eén voorbeeld: het twaalfde boek, met het Azteekse relaas van de conquista, besloeg in de Siméon-vertaling 46 grote bladzijden. Dit werd in de Maspero-pocket herleid tot 3 bladzijden! Wie (zoals ik indertijd) het origineel van de Sahagún dacht in handen te hebben, zat er dus boekdelen naast!


Het is nu net de grote verdienste van van Zantwijk dat hij het hele twaalfde boek vertaalt, rechtstreeks uit de Nahuatl-grondtekst, kritisch annoteert, en waar nodig aanvult met andere Azteekse bronnen. Hierbij respecteerde hij zoveel mogelijk het typische taaleigen van het origineel. Tot nog toe kon men meestal lezen dat de Sahagún voor zijn Historia General tientallen vooraanstaande overlevenden van de veroveringsoorlog ondervroeg. Dat geldt misschien wel voor het overgrote deel van zijn magistrale encyclopedie, maar volgens van Zantwijk niet voor het twaalfde boek. Als bron fungeerde inderdaad een ooggetuige van de verbeten eindstrijd om de Azteekse hoofdstad. Op grond van zowel inhoudelijke als formele tekstkritische argumenten concludeert de auteur dat de verteller afkomstig is uit de stad Tlatelolco, niet uit Tenochtitlán zelf, en niet tot de hoogste kringen behoorde, hoewel hij wel een degelijke opleiding had genoten.
Van Zantwijk vergenoegde zich er niet mee alleen de Sahagún te vertalen. Functioneel geeft hij in een eerste deel tevens een indringend beeld van de Azteekse maatschappij op de vooravond van de invasie. De Azteken mogen dan al na de verovering hun geschiedschrijving aangepast hebben aan de gewijzigde situatie, uit de vergelijking van diverse bronnen wordt het duidelijk dat de komst van de vreemdelingen in heel het rijk voorafgegaan werd door een aantal als zeer ongunstig beschouwde voortekens. Van Zantwijk meent dat het hele optreden van Cortés geënsceneerd werd door doña Marina, zijn tolk en minnares, die gedreven werd door een diepe haat jegens het volk dat haar in slavernij had gebracht. Hiermee volgt hij de nog steeds zeer omstreden visie die de Engelse amerikanist Cottie Burland reeds in 1974 in een half-geromanceerde biografie publiceerde (2). Met Burland concludeert van Zantwijk dat er in Cortés optreden te veel 'toevalligheden' zitten, die het in overeenstemming brachten met de religieuze opvattingen van de Azteken. Priester-astrologen hadden immers voorspeld dat de verdwenen god Quetzalcoatl (Gevederde Slang) zou terugkeren om zijn troon op te eisen in een jaar I-Riet. Op 13 februari 1519, de eerste dag van het Quetzalcoatljaar I-Riet (een datum die in het cyclisch tijdbesef van de Azteken slechts één keer om de 52 jaar kon voorkomen) landde de vloot van Cortés op het eiland Cozumel. Dit eerste, werkelijke toeval zou later uitgebuit zijn door doña Marina, die ervoor zorgde dat de Spanjaarden in Anahuac, het Azteekse rijk, aan land gingen op de feestdag van Quetzalcoatl als windgod. Deze omstandigheden verklaren waarom de Azteekse gezanten Cortés aan boord van de schepen bekleedden met de attributen van de god. En waarom de Grote Spreker Motecusoma door religieuze twijfels verlamd werd en bleef aarzelen om oorlog te voeren tegen de 'goden' van overzee. Hij zou er heel vlug achter komen hoe 'menselijk' de invallers waren. Toen was het echter voor hem en zijn volk reeds te laat. (Schitterende bladzijden hierover in de roman van Willy Spillebeen Cortés of De Val uit 1987 (3).


In de beste Azteekse traditie van tweepoligheid, is de titel tweeledig bedoeld: na de zege van de 'blanke goden' begon de strijd tegen de Azteekse goden pas goed. Hierbij dient opgemerkt dat het begrip goddelijk voor hen een andere inhoud had dan voor de christenen: alles wat duurzamer was dan de individuele mens werd door hen als dusdanig beschouwd. Bij de geestelijke conquista deden zich door het totaal verschillende denkpatroon onvermijdelijk zware communicatiestoornissen voor, ook als de priesters zich fanatiek op de studie van het Nahuatl toelegden. Dit verergerde nog in het geval van onze landgenoot, de beroemde Pedro de Gante, die een notoire stotteraar was, wat in het Nahuatl fatale betekenisverschuivingen opleverde. In het vernietigen van hun tegenstanders deden priesters vaak niet onder voor de conquistadores. De auteur publiceert als voorbeeld de indrukwekkende rede van de Azteekse hogepriester Coatzin die 400 jaar in het geheim archief van het Vaticaan verborgen bleef en die als antwoord diende op de prediking van de eerste twaalf missionarissen. Het leverde de redenaar een wrede dood op door 'verhonding', het levend verscheurd worden door de bloedhonden der Spanjaarden.


Met dit boek komen de in vele jaren studie vergaarde kennis en de onbetaalbare eruditie van de Nederlandse Nahuatl-specialist Rudolf van Zantwijk (1932 - 2021) in één klap binnen het bereik van de geïnteresseerde leek. Weer is het geen gemakkelijke lectuur geworden. Enige voorkennis is geen overbodige luxe (Zie bijvoorbeeld op Histoforum, PowerPoint en syllabus: Precolumbiaanse culturen uit Meso-Amerika, deel 1. De Azteken. Maar wie zich de inspanning getroost, krijgt meer dan waar voor zijn of haar geld! (zie ook Van historisch belang)


Soap en Popper

Dit roept een fascinerend epistemologisch probleem op, d.w.z. een probleem in verband met de kennisleer. Wat indien de Historia General, zoals zovele soortgenoten, inderdaad voorgoed verloren was gegaan in oorlog of brand, of geëindigd was als ... toiletpapier? Dan bleef een groot deel van de Azteekse cultuur voor eeuwig hermetisch afgesloten. Zo belanden wij haast automatisch bij Karl Popper en zijn 'Wereld 3'- theorie. Volgens Popper - een der meest controversiële filosofen van de twintigste eeuw - bestaat er naast een objectieve wereld van materiële objecten (die hij 'Wereld 1' noemt) en een subjectieve wereld van de geest ('Wereld 2') ook een 'Wereld 3' van ideeën, kunst en wetenschap, taal, ethiek, instituties - kortom het hele erfgoed van de cultuur - in zoverre die in code gebracht is en geconserveerd in objecten van 'Wereld 1' als daar zijn: boeken, machines, films, computers, afbeeldingen en alle soorten registraties enz., zolang ze maar potentieel toegankelijk zijn. Het originele van zijn gedachtegang schuilt hierin: hoewel alle Wereld 3 -objecten voortbrengselen zijn van de menselijke geest kunnen zij bestaan, onafhankelijk van elk kennend subject. Het lineair-B van het Minoïsche Kreta, de Egyptische hiërogliefen, de Mayagliefen, Etruskische teksten, de Peruaanse quipu's (knopenschrift), het mysterieuze op houten tabletten gekerfde rongorongo van Paaseiland… ontlenen hun belang voor de mensheid louter aan hun blote bestaan, ook al was (en is gedeeltelijk nog steeds) geen mens op deze planeet in staat die tekens te begrijpen. In het 'Woord vooraf' van de bundel Récits aztèques de la conquête beklagen de auteurs, Georges Baudot en Tzvetan Todorov zich erover dat een aantal oorspronkelijke getuigenissen ontoegankelijk waren en dus niet bestonden voor hun publiek, omdat ze nog nooit in het Frans waren vertaald! Net zoals voor veel mensen bijvoorbeeld het schandaal van de creperende Rwandese vluchtelingen in Zaïre 1994 (nu terug Congo) of gebombardeerde Palestijnse kinderen in Gaza 2023 gewoon niet bestaat, omdat ze dagelijks een platvloerse soapserie verkiezen boven de hinderlijke beelden uit het journaal. Als we de redenering van de Franse auteurs volgen, hoeveel te sterker geldt die dan voor het Nederlandstalige publiek. Dan bestaan precolumbiaans Amerika en zeker de wetenschappelijke amerikanistiek in ons taalgebied niet of nauwelijks, omdat 1. de talrijke dure kijkboeken, die je in het Nederlands kunt kopen niet alleen hun prenten, maar ook hun commentaar voor 50 tot 80 % van elkaar overnemen, fouten, onnauwkeurigheden en verouderde inzichten incluis; 2. alle interessante studies ver van ons bed verschijnen in het Engels, Spaans en in mindere mate in het Frans ( over Nahuatl zwijgen we best: kenners van die taal zijn op de vingers van één hand te tellen); 3. het meestal zeer moeilijk is ze bij ons te verkrijgen terwijl ze ook in de academische bibliotheken zeer zelden aanwezig zijn. (Gelukkig de laatste jaren meer.) Je waant je, ondanks de uitvinding van de boekdrukkunst en de ontwikkeling van de informatica, in de Middeleeuwen, waar geleerden eveneens slechts met de grootste inspanning aan een zeldzaam manuscript geraakten. Om het met Marguerite Yourcenar te zeggen: "Wat wij onze cultuur noemen, is meer dan men wel aanneemt een cultuur van afgesloten schrijftafels" (Het hermetisch zwart, p. 313).

Toevoeging: De oorspronkelijke versie van dit artikel is eerder gepubliceerd in onder meer De Standaard der Letteren in 1991 en 1992. Aangevuld en geactualiseerd in de volgende jaren.
Sinds we bovenstaande schreven is er natuurlijk veel fundamenteel in positieve zin gewijzigd, voornamelijk door de gigantische nieuwe dimensie die het Internet ons biedt, de ‘highway of knowledge’ zoals de Amerikaanse vicepresident Al Gore het in 1999 noemde. Denk maar aan Wikipedia, dat de gedrukte encyclopedie voorgoed vervangt en bijvoorbeeld middeleeuwse handschriften of het werk van de Sahagún die tot het erfgoed van de gehele mensheid behoren wereldwijd toegankelijk maakt, zoals ze verdienen. Sinds kort kan ik een Engels of Spaans artikel over amerikanistiek zo nodig lezen in het Nederlands dankzij een vertaalprogramma op mijn laptop en iPhone. En zelfs een Servisch of Russisch!

Motecuzoma Xocoyotzin (uitspraak: Motewksóma Shjokojótsien – in het Nederlands meestal verkort tot Montezuma), 'Hij die zich Gebieder maakt door zijn Toorn, De Jongere', Colhuatecuhtli (Colhua-heerser) van het Azteekse rijk van 1502 tot 1520; tracht de Spanjaarden na hun aankomst vreedzaam te benaderen en tot terugkeer naar hun land van herkomst te bewegen; zendt gezanten en tovenaars uit om hun bedoelingen en hun kracht te leren kennen; ontvangt Cortés en de zijnen vredig in Tenochtitlan; wordt kort daarop door de Spanjaarden gegijzeld. Tijdens een volksoproer tracht hij de meute te bedaren. Hij wordt door een steen aan het voorhoofd geraakt en vermoedelijk eind juni 1520 door de Spanjaarden gewurgd. (De oorlog tegen de goden, p. 263-264 )

Tweepoligheid
Zie op Histoforum, PowerPoint en syllabus: Precolumbiaanse culturen uit Meso-Amerika, deel 1. De Azteken
Het Azteekse wereldbeeld was een van de meest complexe constructies die ooit door mensen werd uitgedacht, een cultuur, die zo afwijkt van onze gedachtewereld, dat ze wel van een andere planeet kon komen. Fundamenteel hierin is de tweepoligheid die elk aspect van het maatschappelijk leven doordesemt. De tweevoudigheid, een voor Europeanen moeilijk te vatten gegeven, vond haar oorsprong in de scheppende oppergod Ometeotl, de Twee-God, die mannelijk én vrouwelijk tegelijkertijd was. Deze grondgedachte weerspiegelde zich tot in het dagelijkse taalgebruik, in de zogenaamde difrasismen: uitdrukkingen en beeldspraak waarmee één begrip (in onze ogen) werd weergegeven door twee verbonden elementen. Zo werd een plaatselijke of regionale gemeenschap benoemd met de woorden 'water en berg', omdat het leven in de vallei van Mexico zich altijd afspeelde tussen de tastbare tweedeling water en berg(en). In hun eigen taal, het Nahuatl, noemden de Azteken het gebied daarom Anahuac ('Bij het Water'); 'Schild en pijlen' betekent oorlog en wordt in het Azteekse beeldschrift dan ook voorgesteld door een fraai getekend schild met een bundel werppijlen en daarboven meestal een atlatl, een speerwerper.


Toen Cortés in Anahuac aankwam, hield Motecuzoma hem voor de teruggekeerde god Quetzalcoatl ('Vogel-Slang' of 'Kostbare Tweeling'). In zijn hemels aspect werd deze god vereenzelvigd met de planeet Venus als Morgenster, voorloper van de opkomende zonnegod. Maar tevens was hij als Avondster zijn monsterachtige tweelingbroer Xolotl. Vaak wordt Xolotl als skelet afgebeeld op de rugzijde van Quetzalcoatl: twee verschijningsvormen van eenzelfde figuur. Bij uitstek drukken de Azteken hiermee uit dat de dualistische polarisatie licht-donker en goed-kwaad niet enkel speelt tussen verschillende goden, maar in één en dezelfde persoon aanwezig is.

Noten

1. David Olusoga, Eerste ontmoetingen. Verering van de vooruitgang, Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2018, 278 blz.
Dit boek van is een gevolg van de prestigieuze televisiereeks Civilisations (2018), die we op deze site reeds bespraken, ,

2. Cottie Burland, Montezuma. Keizer der Azteken, Bussum, Fibula-Van Dishoeck, 1974, 269 blz.

3. Bespreking: Martens, J., Cortés of De Val, in: Lexicon van Literaire Werken, afl. 18, mei 1993, 13 blz.


Jos Martens, januari 2024




 

  •  

    u