Karst
van der Kaap,
zoon van Karst Jacobs van der Kaap, geboren te Zevenhuizen op 22 augustus 1808, overleden aldaar op 24 juli
1849.
Getrouwd te Leek op 2 september 1832 met Stientje
(Trijntje) Alberts
Oost, geboren te
Zevenhuizen (Leek) op 02-02-1813 of 2-12-1813, dochter van
Albert Geerts Oost, geboren in
Haulerwijk in 1769 en overleden op 14-07-1827 in Leek en Trijntje Durks
Jagt,
gedoopt op 30-06-1771 in Haulerwijk en overleden op 10-01-1843 in Zevenhuizen.
Karst van der Kaap
(schipper), geboren te Zevenhuizen op 8 februari 1834, overleden te Groningen op 20 december
1871. Gehuwd in Leek op 08-02-1857 met Sjoukje Kajuiter, geboren te
Zevenhuizen op 27 november 1830, dochter van Geert Lammerts Kajuiter en Hiltje
Hendriks Pater.
Albert van der Kaap, geboren te Zevenhuizen op 29 oktober 1836
Roelfke van der Kaap, geboren te Zevenhuizen op 31 augustus 1838, overleden te
Niebert op 2 april 1912.
Hendrik van der Kaap, geboren te Zevenhuizen op 10 mei 1840
Harm van der Kaap, geboren te Zevenhuizen op 26 september 1841, overleden aldaar op 28 oktober 1877. Getrouwd te Leek op 4 oktober 1873 met Dina Talens, geboren te Norg op 5 februari 1844 en overleden op 06-02-1914 in Ooststellingwerf, dochter van Jan Arends Talens en Margien Jans Loise.
Geert van der Kaap,
geboren te Zevenhuizen op 18 mei 1843, overleden aldaar op 7 april 1861.
Jakob van der Kaap, geboren te Zevenhuizen op 25 juli 1845, overleden te Groningen op 30 januari 1889. Getrouwd te Leek op 21 maart 1874 met Geeske Buist, geboren te Zevenhuizen op 24 oktober 1849, dochter van Jan Girbes Buist en Martje Jans Holman (de opa van Geeske was Girbe Buist, de schoolmeester).
Trientje van der Kaap, geboren te Tolbert (of Niebert of Marum) op 13 juni
1848 ( Volgens de belasting zou ze zijn geboren in Leek op 24 mei 1846).
Stijntje Alberts Oost, weduwe van Karst Karstens van der Kaap, hertrouwde op 22-01-1859 in Marum met Jan Gerkes Veenstra, broer van Derk Gerkes Veenstra, geboren op maandag 28 januari 1811 te Terheijl (Dr), en gedoopt op zondag 24 februari 1811 te Roden. Jan was eerder getrouwd op zaterdag 14 april 1832 te Roden (Dr) op 21-jarige leeftijd (1) met de 25-jarige Jantje Pieters Numan. Jantje is geboren op dinsdag 10 juni 1806 te Leek (Gr). Jan was gehuwd (2) met Jantje Jans Bisschop. Jantje is overleden op zondag 14 november 1841 te Tolbert (Gr).
Albert Geerts Oost, geboren in
Haulerwijk in 1769 en overleden op 14-07-1827 in Leek. Getrouwd in Haule op
24-08-1794 met Trijntje Durks
Jagt,
gedoopt op 30-06-1771 in Haulerwijk en overleden op 10-01-1843 in Zevenhuizen.
Geboorteacte Geert van der Kaap
Buist
Jenne Hinderks/Hindriks Buist, geboren rond 1720. Getrouwd met Hiltje Jannes. Uit dit huwelijk:
Hindrik Jennes Buist is (2) getrouwd op 19-04-1789 met Aukje Jannes. Uit dit huwelijk:
Gelske de Blouw trouwde (2) op 1-07-1848 met Hindrik Rodenboog, geboren op 25-08-1818 in Zevenhuizen en overleden op 29-04-1881 in Kloosterveen, Smilde.
ZEVENHUIZEN. - De oude heer Girbe Buist hoopt Dinsdag (7 november 1939) 100 jaar te worden.
Dit heugelijke feit heeft ons aangespoord om één dezer dagen den bekenden
aanstaande jarige eens op te zoeken, om van hem wat gewaar te worden. Want
nietwaar, honderd jaar Is een heele rek; hij is de oudste van Zevenhuizen, van
de gemeente Leek en zeker ook van onze provincie en de uitgebreide lezerskring
van dit blad zal zeker Intensief mee leven. Ik was nog nauwelijks het kamertje
binnen, of de oude baas riep me toe: "Zoo, Postema, ben joe daor? '”Ben bliede
da je er es weer binn ! Joe hemm. hier ja ien gien hail joar west !" Ik stemde
het toe, maar bood ter mijner verontachuldiging aan, dat Buist ook slechts één
keer per jaar jarig was. De vriendschap was gauw weer gesloten en de tweede
vraag van Buist was: "Wil je.een segoar hemm?' "Graag, Buist”, en zoo al
rookende weg en al pratende weg, zonder bijzonder te zeggen, waarom we kwamen,
werden we veel gewaar. “Is je vader ook zoo oud geworden, Buist ?" "Nee
jong, die is jong 'sturven; ik had een stiefvaor. Maor mien grootvaor, die is
zoo sikkem honderd jaor worren; dat was ’n Girbe Buist”. "Ben je jong getrouwd ,
Buist?" ,Jao, dat gong nogaal." Maor cinten hadden we niet. Toen we trouwd
wassen, kochten we ien 't gemeentehuus elk twee borrels en toen hadden we nog 25
stuvers over. Een bed hadden we niet; wat stroo met een laoken er overhèn en 'n
paor dekens, die warren ons geven. Maor wie hemm er altied lekker op slaopen en
goed rust heur !" "Heb je het krap gehad In je trouwen, Buist?" "Nee, krap niet
jong; mor één keer; toen warren om de langste dag ons alle eerappels bevroren en
cinten hadden we ok niet. Een buurman leende ons Zaoterdagaovends een half mudde
en laoter kreeg'n we wat van de femilie en toen hemm we gien krapte weer had.
Jao, jao, Postema, veul wederwaordigheden, maor uut die alle redde ons God". “Je
hebt het zeker nog al zwaar gehad, niet Buist?" “Jao jong, alle zummers naar 't
kenaol hèn baggeln; die 'n rieksdaotder had, die had één. maor 'n ander leende
één en daormet naor 't kenaol. We kregen sums ien zeuven weken geen kleeren uut;
maor het ging om 't verdienst. Dat waark heb ik twintig jaor daon; dat was mien
vak: baggeln en wiekgroaven,. “Joa jong, ’t was altmets zwoar waark. Mor wij
hemm ons redt”.
“Hoe was het hier, toen U jong was, met het kerkgaan, Buist ? " "Och jong, dat
ging er sums zoo wat langs; de Gereformeerde kerk was toen klein. Er kwammen
sums middags niet meer dan een stuk of vieftien ien kerk. 't Maag mij nog
heugen, de eerste domenee, dat was een domenee Van der Meer; loater kreeg'n we
Aobels. Dat was 'n goeie nan heur! die har wat te min traktement, mor 'n klein
beetje. Hij har ok een dochter, ‘n nuver wichtje van zestien jaor. Loater is hij
votgaon (1861); toen kreeg'n we, domenee Stuckwisch ; he’ j vast ok wel
van heurd ? “Ineens stap ik van de geesteliike wereld over naar het stoffelijke
en zeg: “ ‘t Is je nogal goed gegaan, Buist, Later was je toch groot boer ?”
“Za`k je zeggen jong; Ik har crediet ! As'k niet op tied betaolen kon vroeg 'k
om uutstel; ik kon red worren en kocht, dizze plaots veur f 3750. Laoter, toen
mien vrauw overleed, en de boel verdield werd, brocht het twaalfdoezend gulden
op !" Heb je ook ouderdomsrente, Buist? “Jao Jong, mor ik moet wezenlieks nog
vieftienhonder gulden van 't Riek hemm; want toen dit uut kwam, was ik tachtig
jaor en er dus vieftien jaor over. Mor 'k heb 't nooit kreeg’n heur ! " Om den
oude niet te veel te vermoeien stond ik op, hij reikte mij de hand
en zei : "Kom Dinsdag ok mor, heur, want ik heb 't hier goed bij mien zeun
Hindrik”.Van de zoon en diens vrouw, waar we koffie dronken, vernamen we, dat
Girbe Buist afstamt van wat men toen noemde: fleurige arbeiders. Hij werd
geboren op de Veldstreek, waar nu Jan Kuiper woont. Van hier vertrok hij
naar de Oude Streek (1899): zijn vrouw ontviel hem in 1908. Hij verloor reeds
vroeg zijn vader en kreeg een stiefvader, met wien hij goed overweg kon. Het
echtpaar Buist heeft in het geheel zeven kinderen gehad, waarvan nog drie leven
en wel twee zonen en één dochter. Hij heeft 21 kleinkinderen, en 23
achterkleinkinderen, waarvan de oudste reeds 30 jaren is. De oude heeft altijd
te Zevenhuizen gewoond. Op kerkelijk en politiek gebied bewoog hij zich niet.
Het leven was in die dagen van zijn kracht zwaar en met moeite hield men
het hoofd boven water. Toch heeft het aan het opgewekte humeur van Buist geen
schade gedaan. Dit kleine mannetje, die zijn zintuigen alle nog goed heeft,
behalve dat bij ietwat doof is, moge Dinsdag een mooie, warme dag beleven en
worde aan hem vervuld:
“Ten tijde des avonds zal het licht wezen" (Zach 14:7).
Hindrik Buist
In dit artikel zijn de aantekeningen overgenomen van Schoolmeester Buist 1828. Dit is een van de oudere documenten welke gevonden zijn die beschrijvende informatie bevat over het dorp Zevenhuizen. Het lijkt op een enquête die door de schoolmeester opgestuurd moest worden1. Hoe
is de naam van uw gemeente?
Zevenhuizen
2. Welke gehuchten en buurtschappen liggen
in dezelve? hoe ver en in welke strekking liggenb de ze gehuchten of
buurtschappen van de kerk? en wat weet gij, nopens den naamsoorsprong van ieder
derzelven en van de plaats uwer woning zelve?
Het bestaat uit Zeven buurtschappen, liggende de
versten plm. twee uren van de kerk te Midwolde, waaronder zy behoorde zyn; daar
des zomers voor de middag dienst gedaan wordt en des nademiddags op de Leek, en
des winters altyd op de Leek.
3. Is er ook dufsteen of duifsteen aan uwe
kerk en hoe groot zijn die steenen? Is er ook een opschrift op uwe torenklok of
zijn er ook opschriften op uwe torenklokken? En zoo ja, hoe luiden die?
Eene kerkgebouw is hier niet, er zyn al een en
andermaal pogingen aangewend om een kerk te krygen; maar tot dies verre
vruchteloos gebleven.
4. Welke rivieren, stroomen, maren, kolken
of diepen worden in uwe kerkelijke gemeente gevonden? en welke is dezelfde loop
en uitwatering?
De afwatering is langs de Leek, hebbende de naam
van Hoofddiep, zynde die diep door de gezamenlyke eigenaars van de Nienoord en
Ter heyl gegraven om de Veenen te ontgronnen. Hier zyn wel veel opstrekkingen
maar diepen of stroomen niet meer.
5. Welke meeren in de omtrek van het dorp
uwer woning, hetzij nog aanwezig of droog gemalen?
Ten Zuiden regt voor het mandelig hoofddiep ligt
het drooge meer, behoordende voor 35 jaren de westzyde aan de Nienoord en de
oostzyde aan Ter Heyl, zynde door de beide eigenaars destyds met dinnen zaad
bezaaid, die daar welig groeiden; doch is door W. de Lille als eigenaar van Ter
Heyl voor plm. 28 jaren zyn aandeel verkocht, aan Jan Wolters, die daar door den
van heeft bekomen Dinneborch; die heeft het van tyd tot tyd doen afkappen, en nu
meest to bouwland gemaakt. En dat van de Nienoord is ook verkocht en de
deeltelyk gekapt en in 1826 verbrand; zoo dat gemelde bosch nu bykans geheel
vernietigd is. plm; 300 roeden groninger maat zuidwaart ligt het modder
meer, kort aan de schansgruppel, of landscheiding, alwaar Drenthe Vriesland en
Groningerland tegen elkaar aanzwetten; dit meer is in 1825 voor het eerst droog
geweest; maar houdt nu jaarlyks weder water.
Ten Zuidwesten van dit gemelde meer ligt de wase of
wasemeer, plm. 400 roeden van daar; dit meer is nog nooit droog geweest; het
strekt ten Zuidwesten nog iets in Vriesland
Ten Zuidwesten van het eerstgemelde drooge meer
ligt op de afstand van plm. 250 roeden het lange meer, daar waschte men voor 20
jaren de Drentsche schapen, maar is nu zomers droog.
Ten Noordwesten van dit ligt op de afstand van plm.
300 roeden het Bolmeer, dit is groot, en heeft des zomers nog wel 3 a 4 voeten
water, maar met verloop van de tyd, als het veen meer wordt ontgonnen , zal het
ook geheel droog worden.
6. Welke gaten, wierden, warven, essen,
heuvels, hoogten of dyken in diens omvang? Hoe hoog zijn dezelve en welke is
derzelve uitgestrektheid?
Gasten, wierden of heuvels vindt men hier niet, dan
alleen eenige zandige hoogten, de meting der hoogte is gedaan door D. Scholma en
Cor Reyntjes.
7. Welke bosschen zijn daar?
-
8. Welke zijn er de voortbrengselen uit
ieder der drie natuurrijken?
Deze zijn
1e Delfstoffelykryk; Zand, leem, keisteen en de
bovengrond meest veen.
2e Plantenryk, Rooge, Boekweit, Gerst, Haver,
Aardappelen, Rapen of Knollen, vlas, Hennip en inzonderheid eiken, elzen,
berken, wilgen.
3e Dierenryk, Paarden, Koeyen, Schapen, Zwynen,
Hoenders, eenden enz. voorts nog vossen, Bunsems, Hazen, Patryzen, Kwartelen,
Sneppen, maar Korhoenders en Otters zelden, Ook wordt de byenteelt door sommige
ingezetenen uitgeoefend.- Visch heeft men in de binnenwateren, als Baas, Zeelt,
Blei, Aal enz.
9.Welke is de grondgesteldheid in de
uitgestrektheid van uw kerrspelk? Hooger en dieper?
De bovengrond Veen, dan het meeste Zand, ook oer,
vervolgens leem, deze grond is zeer geschikt tot weideland; maar tot Bouwland
zeer ongeschikt, om de reden dat er dadelyk wik op wast en zoo in menigte dat
het zaad er geheel onder bedekt wordt.
10. Welke kunsten of wetenschappen worden
daarin beoefend?
Wat betreft de Kunsten en Wetenschappen, deze kan
men niet zeggen, dat alhier byzonder wordt beoefend.
11. Welke Fabrijken, Trafijnkenof handwerken
worden daarin bedreven?
Onder genoemde fabryken, trafyken, en handwerken
kunnen hier worden gebracht, een Boekweitmaaldery, een Smedery, een wevery,
Kuiper, Schoenmakery en drie Bakkeryen, een roggen Molenaar.
12.Welke is de luchtgesteldheid in uwe stad,
in uw dorp of in uw gehucht?
De luchtgesteldheid is hier door de hooge ligging
zeer gezond.
13. Hoe vele kerken, scholen,
leesgezelschappen en zanggezelschappen bestaan er?
Hier zyn vier scholen, maar Leesgezelschappen vindt
men hier niet, zoo dat hier geen lust tot lezen gevonden wordt.
14. welke middelen van bestaan hebben de
inwoners van uwe woonplaats?
De meeste menschen vinden hier hun bestaan door
handenwerk in de veenderyen, ook landbouw en nering doende lieden.
15. Hoe is hunne platte taal?
Wat aangaat de platte taal; onzer inwoners, deze is
zeer verschillend, doch meest Vriesch, onlangs vroeg ik aan een klein jongetje -
eat maakt men van wol? en kreeg ten antwoord jein (garen)/ Toen ik hem vroeg,
van waar krygt men de wol? Van schiepen was het antwoord. Toen vroeg aan
de andere kinderen, wat is jein en wat zyn schiepen? maar niemand wistte het,
toen ik hen zeide, dat jein garen en Schiepen Schapen waren, begonnen de
kinderen allen te lachen.
16. Welke is hun algemeen karakteren hunne
levenswijze, welke zijn hunnen zeden en gewoonten?
Het alegemeen Karakter der ingezetenen alhier is
innemend, doch tevens onopregt, zoodat dezelfe dikwyls spreken hetgeen zy niet
meenen; ja zy zyn zoo gesteld, voornamelyk de vriezen, als men hen een vyf
Stuiver geeft, dan willen zy wel een valsch eed doen. Betreffende hun
levenswyze, deze is zeer verschillend, de een staat des morgens om 2 uur op, en
voornamelyk onder de arbeidstand; en een tweede om vier of vyf uren en ook
enigen zeer laat, zo ongelyk is het ook met het ontbyten, middag- en avondeten
en naar bed gaan. Vermaken en uitspanningen zyn hier niet weinig, vooral onder
de jongelieden, niet allen Paasch, Pinkster en Nieuwjaar; maar omtrent alle
Zondags avonds en dat duurt tot aan de morgen, dit nog niet alleen, maar dan
gaat het op een vloeken, schreeuwen, slagen en glazen in stukken slagen, ja het
gebeurt menigmaal als ik des morgens naar school ga, dan zitten de kroegen nog
vol.
Gebruiken bij het Trouwen valt hier niet veel
byzonders voor, de kerkelyke inzegening wordt hier van zeer weinigen begeerd, ja
velen gaat het als de hazen en de Vossen zy paren; - doch dit heeft alleen
plaats onder de vriezen; met het doopen der kinderen is het even zoo gesteld, zo
zy ze nog al doopen laten, dan wachten zy zoo lang, dat zy twee of drie kinderen
hebben, en dan alle te gelyk maar velen in 't geheel niet. Zy komen zelden of
nooit in de kerk, de Zondags is een slaapdag.
By de begrafenissen wordt hier gewoonlyk een
maaltyd gedaan, welke meest bestaat uit wittebrood en bier.
17. Welke plaatselijke bijzonderheden zijn u
nog bekand, die onder geene de vorige vragen kunnen beantwoord worden?
Van Spookverschyningen of bygelovigeheden hoort men
hier niet veel meer dan alleen van een wilden Jager met honden, welke eenige
zoude gezien hebben
Getekend G.H. Buist