Artikelen Lesmateriaal Vaklokaal
AVA
Beschrijving van de onderdelen van de AVA
Onderdeel één (Activeren
van voorkennis)
De leerlingen:
-
krijgen een probleem voorgeschoteld of zij bestuderen een of meer, bij voorkeur visuele, bronnen
-
inventariseren op basis van de probleemstelling/de bronnen welke kennis zij, gezamenlijk, al over het onderwerp hebben. Zij kunnen hierbij bij voorbeeld gebruik maken van een woordspin
-
leggen, ieder voor zich, deze kennis schriftelijk vast in een (digitaal) dossier. Voor het inventariseren kan bijvoorbeeld een woordspin gebruikt worden of een voorgestructureerd (invul) schema
-
vragen zich af of zij over dit onderwerp veel of weinig kennis hebben (reflectie)
De docent:
-
stimuleert de leerlingen hun al aanwezige kennis te activeren en ondersteunt de leerlingen zo nodig, met (voorgestructureerde) schema's
-
stelt prikkelende vragen om de voorkennis te activeren
Onderdeel twee (Vragen formuleren)
De leerlingen:
-
formuleren gezamenlijk een aantal vragen die de probleemstelling/de bronnen bij hen oproepen. Het antwoord op deze vragen moet lacunes in hun kennis kunnen opvullen
-
leveren de gezamenlijk opgestelde vragen ter beoordeling in bij de docent
-
vragen zich af of de geformuleerde vragen daadwerkelijk de meest relevante (historische) vragen zijn (reflectie)
De docent:
-
bewaakt dat de leerlingen vragen/leerdoelen stellen die ook daadwerkelijk bijdragen aan de (in de toets verlangde) kennis over het onderwerp
-
stelt, waar nodig, zo open mogelijke vragen aan de groepsleden. Hierbij is het van belang te letten op de juiste timing. De docent moet pas hulp bieden op het moment dat de groep erom vraagt of op het moment dat de groep volgens de docent de verkeerde kant opgaat. De informatie dient om het proces weer vlot te trekken
-
gaat met individuele groepjes en/of klassikaal in op de vraag wat goede historische vragen zijn
-
ziet erop toe dat alle groepsleden een relevante bijdrage leveren
-
geeft, waar nodig, feedback op de samenwerking
-
beoordeelt de ingeleverde vragen met een cijfer om het belang van goede vragen te onderstrepen
-
evalueert met de leerlingen de vragen. Zijn dit goede historische vragen? Waarom wel, waarom niet?
Onderdeel drie (Antwoorden
zoeken)
De leerlingen:
-
bepalen welke bronnen ze gaan gebruiken. Een deel van de bronnen is verplicht, een ander deel facultatief en zij kunnen desgewenst ook zelf bronnen zoeken
-
maken afspraken over wie in eerste instantie welke vraag of vragen beantwoordt
-
zoeken in verschillende bronnen naar informatie voor het beantwoorden van hun vragen
-
selecteren bruikbare en betrouwbare informatie.
-
maken aantekeningen, samenvattingen en, waar zinvol, schema's
-
maken, desgewenst, gebruik van de communicatiemogelijkheden van een elo, van een wiki en een weblog
-
vragen, zo nodig, hulp aan medeleerlingen, docenten of externe deskundigen
-
wisselen de gevonden informatie uit
-
bepalen of zij op basis van de gevonden informatie antwoord kunnen geven op de geformuleerde vragen. Zo nodig kunnen nieuwe vragen worden geformuleerd
-
vragen zich, zo nodig, af waarom zij niet op alle vragen een antwoord hebben gevonden.
-
gaan na of zij op bepaalde vragen geen antwoord hebben kunnen vinden en analyseren waarom dat het geval is.
De docent:
-
bewaakt of de leerlingen effectief gebruik maken van de informatiebronnen
-
bewaakt of het uitwisselen van informatie antwoorden van voldoende kwaliteit oplevert op de gestelde vragen/leerdoelen
Gerelateerde artikelen
Copyright: Albert van der Kaap, 2009